Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XIV, onderdeel Aa, vervalt.
B
Artikel XXVI komt te luiden:
ARTIKEL XXVI INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
In dat besluit kan worden bepaald dat de artikelen XV, XIX en XXII, onderdeel A, onderdeel 3,
onderdeel b, terugwerken tot en met 1 januari 2022.
2. Artikel V, onderdeel A, van deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari
2023. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december
2022, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2023.
Toelichting
1. Onderdeel A
Artikel XIV, onderdeel Aa, bevat een technische wijziging. In de schriftelijke ronde
bij de Tweede Kamer is gebleken dat deze wijziging toch vragen oproept. Om die reden
is de wijziging minder geschikt voor een Verzamelwet en wordt deze uit het wetsvoorstel
gehaald.
2. Onderdeel B
Met deze wijziging van de inwerkingtredingsbepaling (artikel XXVI) wordt geregeld
dat de in artikel V, onderdeel A, van het wetsvoorstel vervatte wijziging van de indexeringsgrondslag
voor de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet (artikel 10d, zevende lid,
van de Participatiewet) in werking treedt met ingang van 1 januari 2023. Ook regelt
deze wijziging dat, indien de Verzamelwet SZW 2023 niet vóór 1 januari 2023 in het
Staatsblad wordt gepubliceerd, de in artikel V, onderdeel A, van het wetsvoorstel
vervatte wijziging terugwerkt tot en met 1 januari 2023. Zonder deze wijziging zou
publicatie na 1 januari 2023 in het Staatsblad tot gevolg hebben dat de nieuwe indexatiegrondslag
niet toegepast kan worden op 1 januari 2023, maar pas op 1 januari 2024. Dit terwijl
juist de aanleiding voor deze wijziging de incidentele verhoging van het wettelijk
minimumloon (WML) met ingang van 1 januari 2023 was: onder de bestaande grondslag
zou deze pas betrokken kunnen worden per 1 januari 2024.1 Werkgevers zouden dan pas een jaar later worden gecompenseerd via loonkostensubsidie
voor de gestegen loonkosten als gevolg van de incidentele verhoging van het WML. Met
het oog op het voorkomen van dit negatieve gevolg wordt terugwerkende kracht gerechtvaardigd
geacht, dit is ook mogelijk vanwege het begunstigende karakter van de maatregel. Gemeenten
zijn geïnformeerd over de wijziging per 1 januari 2023 en bereiden hun administraties
hier momenteel op voor.2
Tevens wordt met deze wijziging een technische omissie in de inwerkingtreding van
artikel XXII hersteld.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip