36 208 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 november 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Enig onderdeel

Artikel VI komt te luiden:

Artikel VI. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van de artikelen V en Va, onderdeel B, subonderdeel 3, die in werking treden met ingang van 1 januari 2023, en met uitzondering van artikel Va, onderdeel B, subonderdelen 1 en 2, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2022.

Toelichting

Deze nota van wijziging herstelt enige onjuistheden in de inwerkingtredingsbepaling die zijn ontstaan door de bij de eerste nota van wijziging aangebrachte wijzigingen.

In de eerste plaats is in de eerste nota van wijziging abusievelijk niet voorzien in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding bij koninklijk besluit van het wetsvoorstel. Omdat de wijzigingen met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen loondomein, voor zover deze bij koninklijk besluit in werking treden, op een ander tijdstip in werking moeten treden dan de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW-ers, is toegevoegd dat kan worden voorzien in verschillende data van inwerkingtreding. In de inwerkingtreding van artikel Va, onderdeel A, en artikel Vb (de wijzigingen inzake de bovenste uurloongrens van het lage inkomensvoordeel) zal bij koninklijk besluit worden voorzien op een tijdstip dat ligt vóór 1 januari 2024. In de inwerkingtreding van de artikelen I tot en met IV (de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW-ers) zal bij koninklijk besluit worden voorzien op 1 januari 2025, zoals toegelicht in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.

In de tweede plaats is artikel Va, onderdeel B, subonderdeel 3, uitgezonderd van de inwerkingtreding bij koninklijk besluit. Die bepaling voorziet in een verhoging van het lage-inkomensvoordeel over het jaar 2023 en moet daarom in werking treden met ingang van 1 januari 2023. Omdat voor het maken van een koninklijk besluit vóór 1 januari 2023 na de aanvaarding van het wetsvoorstel hoogstwaarschijnlijk onvoldoende tijd bestaat, treedt dit artikel niet bij koninklijk besluit in werking, maar is de inwerkingtredingsdatum geregeld in het wetsvoorstel, evenals bij de verhoging van het kindgebonden budget (artikel V).

De inwerkingtreding van artikel Va, onderdeel B, subonderdelen 1 en 2, blijft ongewijzigd ten opzichte van de eerste nota van wijziging. Die onderdelen treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2022. In de eerste nota van wijziging is dit toegelicht.

Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven