36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

32 140 Herziening Belastingstelsel

AK1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst van 5 oktober 2023 inzake de aanbieding rapport Aanpak fiscale regelingen.3 Naar aanleiding van dit rapport had het lid van de 50PLUS-fractie een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de JA21-fractie sloten zich graag aan bij deze vragen en opmerkingen.

Naar aanleiding hiervan is op 13 februari 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.

De Staatssecretaris heeft op 8 maart 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst

Den Haag, 13 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben kennisgenomen van uw brief van 5 oktober 2023 inzake de aanbieding rapport Aanpak fiscale regelingen.4 Naar aanleiding van dit rapport heeft het lid van de 50PLUS-fractie een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de JA21-fractie sluiten zich graag aan bij deze vragen en opmerkingen.

Het lid van de 50PLUS-fractie leest in het verslag van de internetconsultatie bij de reacties van particulieren het volgende:5 «Een grote meerderheid is voor vereenvoudiging stelsel door hogere belastingvrije voet gecombineerd met verfijnd schijven stelsel, vlaktaks of variant. De mate waarin aftrekposten worden afgeschaft, verschilt. Gemene deler is verwerken van Toeslagen, AHK, AK in primaire stelsel via aanpassing generieke tarieven. Maar vaak ook voorkeur voor afschaffen van bijna alle fiscale regelingen en het inzetten van vrijvallende middelen voor lagere tarieven voor iedereen of alleen voor lagere/middeninkomens.» Bij de reacties van fiscaal adviseurs treffen we een vergelijkbare eerste stelling aan, te weten: «Bijna alle reacties steunen vereenvoudiging. Voor een deel vergelijkbaar met particulieren met voorkeur voor afschaffen toeslagen, AHK en AK en de verwerking hiervan in het stelsel (hogere belastingvrije voet en lagere schijftarieven).» Uit deze samenvatting van de reacties concludeert dit lid, dat er brede steun bestaat onder particulieren en belastingadviseurs, voor de langgekoesterde wens van de 50PLUS-fractie om de fiscale discriminatie van ouderen en niet werkenden te verminderen of zelfs te beëindigen. Dat is, volgens dit lid, immers de logische uitkomst, wanneer de inkomensafhankelijke fiscale kortingen worden vervangen door een hogere belastingvrije voet en lagere of «verfijnde» tarieven. Deelt u deze conclusie? Zo niet, ontvangt dit lid graag op dit punt een toelichting.

Kunt u uit de antwoorden op de internetconsultatie afleiden wat de particuliere en deskundige deelnemers van deze consultatie bedoelen als zij de wens uitspreken voor een systeem met een hoge vrije voet en lagere tarieven? Het lid van de 50PLUS-fractie neemt aan dat zij dan doelen op een vrije voet die gelijk is voor iedereen, zoals dat voor 2001 het geval was. Kunt u deze zienszwijze bevestigen? Deelt u voorts de conclusie dat op basis van de ontwikkeling van de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen, de beweging van dit kabinet, tegenovergesteld is geweest aan de hierboven geciteerde wensen van particulieren en belastingadviseurs (die hebben bijgedragen aan de internetconsultatie)? Indien u deze conclusie niet deelt, kunt u dan toelichten waarom u deze niet deelt?

Het lid van de 50PLUS-fractie signaleert dat de geciteerde wens van particulieren en belastingadviseurs, voor een stelsel zonder de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen, maar met een hogere belastingvrije voet en lagere tarieven niet voorkomt in de actuele programma’s van politieke partijen in de Tweede Kamer. Kunt u deze constatering bevestigen? Deelt u de observatie van dit lid, dat de particuliere deelnemers aan de internetconsultatie de voorkeur geven aan een stelsel waar de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen worden omgezet in een hogere belastingvrije voet en lagere tarieven, boven de alternatieven met uitkeerbare heffingskortingen, zoals aangedragen door diverse politieke partijen? Deelt u voorts de visie van de 50PLUS-fractie dat de uitkomsten van de internetconsultatie aantonen, dat de inzet met betrekking tot het uitbouwen van een stelsel met zeer grote inkomensafhankelijke heffingskortingen sinds 2012, niet werd gedragen door de wens van burgers en fiscale deskundigen?

Erkent u dat zowel ouderen als werkenden – in de situatie voor 2012 – met een belastingvrije som en heldere tariefschijven, veel beter in staat waren om de bruto- en netto effecten van belastingheffing te voorspellen danwel uit te rekenen? Erkent u dat de afgenomen voorspelbaarheid van de belastingheffing als gevolg van de uitbouw van een stelsel met zeer grote inkomensafhankelijke heffingskortingen, bijdraagt aan de beleving van complexiteit? Onderkent u, zo vraagt dit lid, dat de vooringevulde aangifte het proces weliswaar heeft vergemakkelijkt, maar dat het anderzijds ook bijdraagt aan de beleving van complexiteit, omdat belastingplichtigen niet meer mee (kunnen of hoeven te) worden genomen in de berekening?

Kunt u een inschatting geven over welk deel van de belastingplichtigen wel of niet in staat zijn om de berekening van de hoogte van de arbeidskorting voor zichzelf te maken?6 Is daar formeel of informeel onderzoek naar gedaan?

Het lid van de 50PLUS-fractie verzoekt u om een overzicht te geven van de hoogte van de arbeidskorting voor mensen met een inkomen van 1.000, 2.000, 3.000, oplopend tot 125.000 euro. Wat vindt u van de suggestie om deze informatie ook beschikbaar te maken op de website van de belastingdienst, voor alle mensen die de berekening van de arbeidskorting niet kunnen volgen of nalopen?

Bent u bereid om te aanvaarden dat de nadelen van de uitbouw van een stelsel met zeer grote inkomensafhankelijke heffingskortingen sinds 2012, toch aanzienlijk groter blijken te zijn dan bij de introductie in 2012/2013 nog werd aangenomen? Indien u hiertoe niet bereid bent verneemt dit lid graag een toelichting op dit punt.

Deelt u de zienswijze van de 50PLUS-fractie dat de grote inkomensafhankelijke fiscale heffingskortingen, waarvan op- en afbouw al starten aan de onderkant van het inkomensgebouw, de transparantie en de begrijpelijkheid van het belastingstelsel ernstig hebben ondermijnd?

Erkent u tevens dat het veel lastiger is om de afname van voorspelbaarheid en de toename van de beleving van complexiteit in cijfers uit te drukken dan de inkomenseffecten van het verhogen of verlagen van heffingskortingen? Indien u dit erkent, deelt u dan ook de visie dat het extreem moeilijk is om te beoordelen wat de werkelijke maatschappelijke en economische schade is van de toegenomen complexiteit en de afname van de voorspelbaarheid?

Welke indicatoren heeft u om te beoordelen wat de maatschappelijke en de economische schade is van toegenomen complexiteit en afgenomen voorspelbaarheid? Ziet u mogelijkheden om deze effecten cijfermatig beter inzichtelijk te maken?

Heeft het lid van de 50PLUS-fractie het juist begrepen dat de terugsluis van de opbrengst van bepaalde fiscale regelingen -afhankelijk van de omvang en de verfijning- ook de maatschappelijke en economische schade van het afschaffen of beperken van andere fiscale regelingen vermindert? Indien deze zienswijze juist is, dan pleit dit fenomeen volgens dit lid, toch meer voor een grote herziening in één keer dan in plaats voor een fasering waarbij eerst een beperkte selectie van heffingskortingen wordt aangepakt?

Tot slot verwacht de 50PLUS-fractie dat het zeer moeilijk zal zijn om het financiële kader van de belastingherziening rond te krijgen. Indien bepaalde fiscale faciliteiten al ruim voor de herziening worden afgeschaft of versoberd, vervalt ook een deel van de dekking voor de stelselherziening en moet de eventuele compensatie later weer apart worden geregeld. Is het niet beter, zo vraagt dit lid, om de voorgenomen afschaffing van ondoelmatige fiscale regelingen in hetzelfde jaar te laten plaatsvinden als de stelselherziening; temeer omdat de compensatie met lagere tarieven dan meteen bijdraagt aan het mitigeren van de nadelige effecten?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2024

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben kennisgenomen van mijn brief van 5 oktober 2023 inzake de aanbieding rapport Aanpak fiscale regelingen7. Naar aanleiding van dit rapport heeft het lid van de 50PLUS-fractie een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de JA21-fractie sluiten zich aan bij deze vragen en opmerkingen. In deze brief beantwoord ik deze vragen.

Vragen over verslag internetconsultatie

Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of de conclusie wordt gedeeld dat er op basis van de samenvatting van de reacties op de internetconsultatie brede steun bestaat onder particulieren en belastingadviseurs voor een systeem met een hoge vrije voet en lagere tarieven en daarmee voor de langgekoesterde wens van de 50PLUS-fractie om de fiscale discriminatie van ouderen en niet werkenden te verminderen of zelfs te beëindigen. Dat is, volgens dit lid, immers de logische uitkomst, wanneer de inkomensafhankelijke fiscale kortingen worden vervangen door een hogere belastingvrije voet en lagere of «verfijnde» tarieven. Ook vraagt het lid van de 50PLUS-fractie of kan worden bevestigd dat de particulieren en deskundige deelnemers met hun beantwoording doelen op een vrije voet die voor iedereen gelijk is, zoals dat voor 2001 het geval was. Tot slot vraagt het lid of de constatering wordt gedeeld dat de geciteerde wens niet voorkomt in de actuele programma’s van politieke partijen in de Tweede Kamer en de observatie deel dat genoemde deelnemers aan de internetconsultatie de voorkeur geven aan een stelsel waar de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen worden omgezet in een hogere belastingvrije voet en lagere tarieven, boven de alternatieven met uitkeerbare heffingskortingen, zoals aangedragen door diverse politieke partijen.

De bijdrage van particulieren en professionele financiële dienstverleners aan de internetconsultatie vindt het kabinet zeer waardevol en geeft een indicatie van het beeld van deze particulieren en deze dienstverleners over de vraag hoe vereenvoudiging van het belastingstelsel zou kunnen worden bereikt. Alhoewel het gaat om een beperkt aantal reacties waardoor de uitkomsten niet noodzakelijkerwijs representatief zijn voor alle burgers en dienstverleners, geeft het wel meer inzicht in de ideeën van particulieren en dienstverleners over de vormgeving van een eenvoudiger belastingstelsel. De respondenten doen verschillende suggesties bij de vraag over vereenvoudiging waarbij vaak wordt voorgesteld om kortingen, toeslagen of aftrekposten af te schaffen en vervolgens een stelsel in te richten met een (algemene) belastingvrije voet, met een vlaktaks voor iedereen, of lagere generieke tarieven voor iedereen of juist met meer schijven dan het huidige stelsel. Daarbij wordt tegelijkertijd bij een vraag over het belang van fiscale regelingen ook steun uitgesproken voor het behoud van kortingen om te zorgen voor inkomensondersteuning. De verschillende en uiteenlopende reacties illustreren brede betrokkenheid bij de vormgeving van het belastingstelsel en de aanpak fiscale regelingen, maar zijn ook soms tegengesteld waardoor het te vroeg is hier definitieve conclusies aan te verbinden. Ook kunnen reacties op het eerste gezicht in dezelfde richting wijzen, terwijl onderliggende argumenten van respondenten verschillen. Bijvoorbeeld omdat de ene groep vereenvoudiging wil om marginale druk te verlagen en te bereiken dat «werken loont», en een andere groep vereenvoudigingen wil omdat regels nu te ingewikkeld zijn of juist wil dat bepaalde groepen meer of minder belasting gaan betalen. De mogelijke vervolgstappen naar een eenvoudiger belastingstelsel waarbij ook de eerdergenoemde suggesties van burgers en professionele dienstverleners verder kunnen worden meegenomen, zijn aan een nieuw kabinet.

Vragen m.b.t. inkomensafhankelijk heffingskortingen

Het lid van de fractie van 50-PLUS vraagt of de conclusie wordt gedeeld dat op basis van de ontwikkeling van de grote inkomensafhankelijke heffingskortingen, de beweging van dit kabinet sinds 2012, tegenovergesteld is geweest aan de wensen van particulieren en belastingadviseurs (die hebben bijgedragen aan de internetconsultatie) voor een eenvoudiger stelsel met een belastingvrije voet en lagere tarieven, en niet door hen wordt gedragen. Ook vraagt het lid of wordt erkend dat belastingplichtigen vóór 2012 beter in staat waren om de bruto- en netto-effecten van belastingheffing te voorspellen. Daarbij vraagt het lid of wordt erkend dat de afgenomen voorspelbaarheid van de belastingheffing als gevolg van de uitbouw van een stelsel met inkomensafhankelijke heffingskortingen bijdraagt aan de complexiteit. Daarnaast vraagt het lid of wordt onderkend dat de vooraf ingevulde aangifte het proces weliswaar heeft vergemakkelijkt, maar dat het ook bijdraagt aan de beleving van complexiteit, omdat belastingplichtigen niet meer mee hoeven te worden genomen in de berekening, en vraagt om een reflectie hierop. Voorts vraagt het lid of de nadelen van de uitbouw van een stelsel met inkomensafhankelijke heffingskortingen sinds 2012 toch aanzienlijk groter blijken te zijn dan bij de introductie in 2012/2013 werd aangenomen. Tot slot wordt gevraagd of de zienswijze wordt gedeeld dat de inkomensafhankelijke fiscale heffingskortingen de transparantie en de begrijpelijkheid van het belastingstelsel ernstig hebben ondermijnd.

Het demissionaire kabinet vindt het belangrijk dat werken loont en probeert met de heffingskortingen arbeidsparticipatie te bevorderen. Met de verschillende op- en afbouwtrajecten worden lage en middeninkomens bovendien gericht ondersteund. Dit zijn voor het kabinet belangrijke doelstellingen die voor veel mensen van belang zijn. Met de vooraf ingevulde aangifte (VIA) wordt het voor belastingplichtigen gemakkelijker gemaakt om aangifte te doen doordat diverse (derden)gegevens automatisch al worden ingevuld. Belastingplichtigen controleren vervolgens deze gegevens. De elektronische aangifte zorgt er vervolgens voor dat veel rekenwerk door het aangifteprogramma wordt overgenomen. Dat laatste zou er toe kunnen leiden dat sommige burgers e.e.a. niet meer goed kunnen doorgronden.

Een belastingvrije voet maakt het stelsel inderdaad transparanter. Een belastingvrije voet werkt ongeveer hetzelfde als een heffingskorting, maar het verschil met een heffingskorting is dat belastingvrije voeten feitelijk werken als een aftrekpost, waardoor het voordeel in euro’s groter is voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Bij een belastingvrije voet is het voordeel dan ook afhankelijk van het marginale belastingtarief, terwijl bij een heffingskorting het voordeel voor iedereen gelijk is, ongeacht het inkomen. Om gerichter inkomensbeleid te voeren is een groot deel van de heffingskortingen daarom inkomensafhankelijk gemaakt. Het is hierdoor op voorhand voor de belastingbetaler moeilijker te weten wat de uiteindelijke heffingskorting zal zijn en wat het marginale belastingtarief is, waar belastingplichtigen bij een belastingvrije voet direct kunnen weten en zien dat dat de eerste X euro aan inkomen is vrijgesteld van belasting en wat de tarieven zijn.

In een stelsel met een belastingvrije voet zou de marginale belastingdruk tot uiting komen in lagere tarieven. Het omzetten van de heffingskortingen naar de tarieven (waardoor in feite een belastingvrije voet ontstaat) gaat gepaard met inkomenseffecten. Die inkomenseffecten kunnen fors zijn voor bepaalde groepen, afhankelijk van de heffingskortingen waar zij in het huidige stelsel recht op hebben. Het is dus ook niet zo dat de marginale druk dan ook automatisch lager wordt. Dit is weliswaar mogelijk, maar dit leidt ofwel tot budgettaire derving of tot inkomenseffecten.

Het is uiteindelijk een afweging tussen die inkomenseffecten, economische effecten zoals de impact op de werking van de arbeidsmarkt, de uitvoerbaarheid van het wijzigen van het stelsel voor de Belastingdienst en de uiteindelijke winst voor de burger in termen van transparantie en eenvoud. Het huidige (demissionaire) kabinet heeft in die afweging meer waarde gehecht aan het ondersteunen van lagere inkomens. Dit voorjaar wordt de evaluatie van de heffingskortingen en de tariefstructuur verwacht, op basis waarvan een nieuw kabinet al dan niet andere keuzes kan maken.

Vragen over inzicht in financiële gevolgen van de arbeidskorting

Een aantal vragen betreft de arbeidskorting. Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of er een inschatting kan worden gegeven over welk deel van de belastingplichtigen wel of niet in staat zijn om de berekening van de hoogte van de arbeidskorting voor zichzelf te maken? Daarbij vraagt het lid of daar formeel of informeel onderzoek naar is gedaan.

Er zijn geen onderzoeken bekend waarin is onderzocht in hoeverre belastingplichtigen in staat zijn om zelf de hoogte van hun arbeidskorting (AK) te berekenen. Wel wordt de arbeidskorting onderzocht in de aankomende evaluatie van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1 van de inkomstenbelasting. Onderdeel van deze evaluatie is een enquête onder belastingplichtigen, waarin onder andere wordt gevraagd of belastingplichtigen weten of ze recht hebben op AK en of ze bekend zijn met de voorwaarden om in aanmerking te komen voor AK. Ook is aan deze belastingplichtigen gevraagd om hun eigen marginale druk in te schatten. Dit biedt inzicht in de mate waarin belastingplichtigen het belastingstelsel doorzien en kunnen inschatten hoeveel ze overhouden als ze (meer) gaan werken. Dit onderzoek zal naar verwachting dit voorjaar worden afgerond en met de Kamer worden gedeeld.

Het lid van de 50PLUS-fractie verzoekt verder om een overzicht te geven van de hoogte van de arbeidskorting voor mensen met een inkomen van 1000, 2000, 3000, oplopend tot 125.000 euro. In tabel 1 wordt de hoogte van de arbeidskorting weergegeven voor verschillende inkomensniveaus voor een belastingplichtige jonger dan de AOW-leeftijd.

Tabel 1 – Hoogte van de arbeidskorting (AK) bij verschillende hoogtes van het arbeidsinkomen voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd (bedragen 2024 in €)

Arbeidsinkomen

AK

Arbeidsinkomen

AK

Arbeidsinkomen

AK

1.000

84

43.000

5.334

85.000

2.600

2.000

169

44.000

5.269

86.000

2.535

3.000

253

45.000

5.204

87.000

2.470

4.000

337

46.000

5.139

88.000

2.404

5.000

421

47.000

5.074

89.000

2.339

6.000

506

48.000

5.008

90.000

2.274

7.000

590

49.000

4.943

91.000

2.209

8.000

674

50.000

4.878

92.000

2.144

9.000

758

51.000

4.813

93.000

2.079

10.000

843

52.000

4.748

94.000

2.014

11.000

927

53.000

4.683

95.000

1.949

12.000

1.128

54.000

4.618

96.000

1.884

13.000

1.443

55.000

4.553

97.000

1.819

14.000

1.757

56.000

4.488

98.000

1.753

15.000

2.071

57.000

4.423

99.000

1.688

16.000

2.386

58.000

4.357

100.000

1.623

17.000

2.700

59.000

4.292

101.000

1.558

18.000

3.014

60.000

4.227

102.000

1.493

19.000

3.329

61.000

4.162

103.000

1.428

20.000

3.643

62.000

4.097

104.000

1.363

21.000

3.957

63.000

4.032

105.000

1.298

22.000

4.272

64.000

3.967

106.000

1.233

23.000

4.586

65.000

3.902

107.000

1.168

24.000

4.900

66.000

3.837

108.000

1.102

25.000

5.162

67.000

3.772

109.000

1.037

26.000

5.187

68.000

3.706

110.000

972

27.000

5.212

69.000

3.641

111.000

907

28.000

5.237

70.000

3.576

112.000

842

29.000

5.261

71.000

3.511

113.000

777

30.000

5.286

72.000

3.446

114.000

712

31.000

5.311

73.000

3.381

115.000

647

32.000

5.335

74.000

3.316

116.000

582

33.000

5.360

75.000

3.251

117.000

517

34.000

5.385

76.000

3.186

118.000

451

35.000

5.410

77.000

3.121

119.000

386

36.000

5.434

78.000

3.055

120.000

321

37.000

5.459

79.000

2.990

121.000

256

38.000

5.484

80.000

2.925

122.000

191

39.000

5.508

81.000

2.860

123.000

126

40.000

5.529

82.000

2.795

124.000

61

41.000

5.464

83.000

2.730

125.000

42.000

5.399

84.000

2.665

   

Voorts vraagt het lid om een reflectie op de suggestie om deze informatie ook beschikbaar te maken op de website van de Belastingdienst, voor alle mensen die de berekening van de arbeidskorting niet kunnen volgen of nalopen. Op de website van de Belastingdienst is de berekening voor de arbeidskorting van verschillende jaren terug te vinden.8 Het bedrag van de arbeidskorting staat ook altijd aangegeven wanneer iemand aangifte inkomstenbelasting doet, op basis van het daadwerkelijke arbeidsinkomen van de belastingplichtige. Het aangeven van de arbeidskorting bij verschillende hoogte standaardbedragen heeft naar verwachting weinig toegevoegde waarde voor de begrijpelijkheid, met name omdat daarbij alsnog geen inzicht wordt gegeven in de effecten voor het besteedbare inkomen van de betreffende burger.

Vragen over kwantificeren van gevolgen fiscale maatregelen voor complexiteit of voorspelbaarheid

Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of het beeld wordt erkend dat het veel lastiger is om de afname van voorspelbaarheid en de toename van de beleving van complexiteit in cijfers uit te drukken dan de inkomenseffecten van het verhogen of verlagen van heffingskortingen. Daarnaast vraagt het lid of dan ook de visie wordt gedeeld dat het extreem moeilijk is om te beoordelen wat de werkelijke maatschappelijke en economische schade is van de toegenomen complexiteit en de afname van de voorspelbaarheid. Hierbij vraagt het lid welke indicatoren er zijn om te beoordelen wat de maatschappelijke en de economische schade is van toegenomen complexiteit en afgenomen voorspelbaarheid en naar mogelijkheden om deze effecten cijfermatig beter inzichtelijk te maken.

De inkomenseffecten voor burgers van wijzigingen in de inkomstenbelasting worden berekend met Mimosi, een microsimulatiemodel ontwikkeld door CPB. Voor het in kaart brengen van de gevolgen voor de complexiteit en voorspelbaarheid van het belastingstelsel bestaat geen rekenmodel. Het kabinet erkent dat het niet eenvoudig is om de gevolgen van een maatregel op deze gebieden cijfermatig inzichtelijk te maken. Dat neemt niet weg dat de effecten van nieuw beleid op de complexiteit en begrijpelijkheid van het stelsel een wezenlijk onderdeel zijn van de besluitvorming.

Er worden verschillende instrumenten ingezet om de gevolgen van nieuwe wetgeving voor de complexiteit van het stelsel in kaart te brengen. Zo voert de Belastingdienst ten aanzien van nieuwe fiscale maatregelen een Uitvoeringstoets uit waarbij inzicht wordt gegeven in de gevolgen van het voorstel voor de uitvoering. Daarin worden ook de complexiteitsgevolgen en de gevolgen voor interactie met burgers en bedrijven inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt een «doenvermogenscan» uitgevoerd om inzicht te krijgen in hoeverre een voorstel het doenvermogen van burgers en ondernemers belast en of deze belasting kan worden gereduceerd. Ook worden de administratieve lasten voor burgers en bedrijven geraamd en getoetst door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Daarmee speelt het effect op de complexiteit en transparantie van het stelsel een belangrijke rol bij de besluitvorming.

Vragen over fasering van aanpassingen stelsel

Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of de terugsluis van de opbrengst van bepaalde fiscale regelingen -afhankelijk van de omvang en de verfijning- ook de maatschappelijke en economische schade van het afschaffen of beperken van andere fiscale regelingen vermindert en of dit, als het juist is, ervoor pleit om een grote herziening in één keer te doen in plaats van een fasering waarbij eerst een beperkte selectie van heffingskortingen wordt aangepakt. Voorts vraagt het lid of het niet beter is om de voorgenomen afschaffing van ondoelmatige fiscale regelingen in hetzelfde jaar te laten plaatsvinden als de stelselherziening; temeer omdat de compensatie met lagere tarieven dan meteen bijdraagt aan het mitigeren van de nadelige effecten. De 50PLUS-fractie benoemt dat het zeer moeilijk zal zijn om het financiële kader van de belastingherziening rond te krijgen. Indien bepaalde fiscale faciliteiten al ruim voor de herziening worden afgeschaft of versoberd, vervalt ook een deel van de dekking voor de stelselherziening en moet de eventuele compensatie later weer apart worden geregeld.

Bij het aanpassen of afschaffen van fiscale regelingen en het verbeteren van het belastingstelsel kan het terugsluizen van (een deel van de) middelen mogelijk een rol spelen bij het mitigeren van maatschappelijke en economische gevolgen. Of dit nodig is en op welke wijze staat echter niet op voorhand vast. In geval van grotere en meer ingrijpende wijzigingen, zoals bij een stelselherziening ligt het voor de hand dat de effecten van aanpassingen in samenhang worden bezien. Daarnaast blijft het ook continu van belang om fiscale regelingen waarvan bijvoorbeeld met een evaluatie is vastgesteld dat deze regelingen niet of onvoldoende doelmatig of doeltreffend zijn in beeld te houden. In de begrotingsregels van het kabinet is vastgelegd dat het kabinet in deze gevallen voorstellen voor verbetering of afschaffing doet of toelicht waarom dat niet aan de orde is.

De afgelopen jaren zijn mede door deze regels 22 fiscale regelingen versoberd of afgeschaft. Deze systematiek zorgt voor discipline en helpt om het belastingstelsel te verbeteren en te vereenvoudigen.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij


X Noot
1

De letters AK hebben alleen betrekking op 36 202.

X Noot
2

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 202/32 140, AH.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 202/32 140, AH.

X Noot
5

Internetconsultatie verslag Aanpak fiscale regelingen: https://www.internetconsultatie.nl/fiscaleregelingen/document/11592 (zie pagina 4).

X Noot
7

Kamerstukken I, 2023–2024, 36 202/32 140, AH.

Naar boven