36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

Nr. 88 AMENDEMENT VAN DE LEDEN STOFFER EN OMTZIGT TER VERVANGING VAN DAT ONDER NR. 401

Ontvangen 9 november 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel II, onderdeel I, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

Het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 2.694».

II

Artikel III, onderdeel E, vervalt.

III

Artikel III, onderdeel G, komt te luiden:

G

Het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 2.155».

IV

Artikel III, onderdeel H, vervalt.

V

Artikel III, onderdeel I, vervalt.

VI

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 2.470» vervangen door «€ 1.200».

B

Het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 1.616».

VII

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 1.200» vervangen door «€ 900».

B

Het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 1.077».

VIII

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,08%-punt.

B

Het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 538».

IX

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8.2, onderdeel e, vervalt.

B

Artikel 8.14a vervalt.

C

In artikel 10.1, eerste lid, vervalt «8.14a,».

X

Artikel VII vervalt.

XI

Artikel LIX, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel j wordt «onderdeel J» vervangen door «onderdelen Ia en J».

2. Onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel i door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. artikel III, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2025 is toegepast;

  • l. artikel IV, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2026 is toegepast;

  • m. artikel V, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2027 is toegepast; en

  • n. artikel VI, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2028 is toegepast.

Toelichting

Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat de in het wetsvoorstel opgenomen afschaffing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) in artikel 8.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) per 1 januari 2025 wordt uitgesteld tot 1 januari 2029. Daarbij komt het per 1 januari 2025 voorgestelde overgangsrecht in artikel 10.30a Wet IB 2001 te vervallen en wordt een nieuw afbouwtraject voorgesteld vanaf 1 januari 2024 tot afschaffing per 1 januari 2029. Dat nieuwe afbouwtraject geldt voor alle ouders die voldoen aan de in artikel 8.14a Wet IB 2001 gestelde voorwaarden en dus niet meer alleen voor een deelgroep daarvan (ouders waarvan een kind is geboren voor 1 januari 2025).

Ingevolge het amendement wordt per 1 januari 2024 het maximumbedrag van de IACK, na toepassing van de inflatiecorrectie van artikel 10.1 Wet IB 2001 per 1 januari 2024, vervangen door € 2.694. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de facto de per 1 januari 2024 geldende inflatiecorrectie wordt teruggedraaid en het maximumbedrag op het niveau blijft van het maximumbedrag (na inflatiecorrectie per 1 januari 2023) van € 2.694 per 1 januari 2023. Daarnaast wordt bewerkstelligd dat jaarlijks in de periode van 1 januari 2025 tot en met 1 januari 2028 het maximumbedrag, na toepassing van de inflatiecorrectie van artikel 10.1 Wet IB 2001 aan het begin van het betreffende jaar, wordt vervangen door het bedrag dat resulteert na verlaging met € 539 van het maximumbedrag van het voorafgaande jaar. In tabel 1 is het beoogde maximumbedrag voor de jaren vanaf 2023 (tot en met de afschaffing in 2029) opgenomen.

Tabel 1: Maximaal kortingsbedrag in 2023 tot en met 2029

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

€ 2.694

€ 2.694

€ 2.155

€ 1.616

€ 1.077

€ 538

Door dit amendement stijgt de opbrengst van de uitfasering van de IACK stapsgewijs gedurende het afbouwtraject in de periode van 2024 tot 2029, waarna de structurele opbrengst behaald wordt in 2029. De budgettaire opbrengst van de volledige afbouwperiode (ten opzichte van het niet afbouwen en afschaffen van de IACK) van 2024 tot en met 2029 wordt in de onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 2: Budgettaire opbrengst afbouw IACK in 2024 tot en met 2029 in € mln. in prijzen van het jaar 20251

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Structureel

Structureel in

27

299

577

889

1.278

1.772

1.772

2029

X Noot
1

Ten behoeve van de vergelijkbaarheid met het in het wetsvoorstel opgenomen afbouwtraject, dat start per 1 januari 2025.

Ten opzichte van het in het wetsvoorstel voorgestelde afbouwtraject levert dit afbouwtraject in de periode 2024 tot en met 2036 een incidentele budgettaire opbrengst op van in totaal € 8,08 miljard. In de onderstaande tabel is de verdeling van deze incidentele budgettaire opbrengst over de jaren weergegeven.

Tabel 3: Incidentele budgettaire opbrengst afbouw IACK in 2025 tot en met 2036 in € mln. in prijzen van het jaar 20251

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

2036

Cum.

27

237

406

601

869

1249

1132

1006

859

707

538

338

111

8.080

X Noot
1

Ten behoeve van de vergelijkbaarheid met het in het wetsvoorstel opgenomen afbouwtraject, dat start per 1 januari 2025.

Indien de hoogte van de IACK na 2025 gelijk blijft en wordt uitgefaseerd, zoals oorspronkelijk voorgesteld, ontstaan er bijzondere en ongewenste uitkomsten. De minstverdienende partner van een gezin waarin een kind geboren wordt op uiterlijk 31 december 2024 heeft maximaal twaalf jaar lang recht op de IACK. Op basis van het huidige hoogte van de IACK kan het gaan om totaal € 2.694 x 12 = € 32.328,– korting. Door jaarlijkse indexatie kan dit bedrag nog oplopen. Indien het kind op 1 januari 2025 geboren wordt, heeft het gezin geen recht op de IACK. Hierdoor ontstaat een belastingverschil van minimaal € 32.328, alleen als gevolg van één dag verschil in geboortedatum. De indiener acht deze grote verschillen zeer onwenselijk.

Daarnaast vinden de indieners het onwenselijk om de uitfasering pas in 2037 af te ronden. Het belastingstelsel is niet gebaat bij deze korting, omdat het bijdraagt aan de ingewikkeldheid van het stelsel en bijvoorbeeld de marginale druk verhoogt. Met dit amendement kan de IACK reeds in 2029 afgeschaft worden.

De budgettaire opbrengst van dit amendement is in de periode 2024 tot en met 2036 totaal € 8,08 miljard euro. De indieners zijn van mening dat dit bedrag ingezet moet worden voor een verlichting van de lasten op arbeid.

Stoffer Omtzigt


X Noot
1

Vervanging i.v.m. een wijziging in de ondertekening.

Naar boven