36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

Nr. 64 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 8 november 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Aan artikel 3.14, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. adviesdiensten die betrekking hebben op de toepassing van de artikelen 4.17a of 4.17c of op de toepassing van hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956, behoudens voor zover de onderneming direct is gericht op het verrichten van deze adviesdiensten en deze diensten deel uitmaken van de omzet.

II

Na artikel I, onderdeel Wa, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Wb

Aan artikel 4.13, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de kosten en lasten die ten laste komen van een lichaam en verband houden met adviesdiensten die betrekking hebben op de toepassing van de artikelen 4.17a of 4.17c of op de toepassing van hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956, behoudens voor zover de onderneming van dat lichaam direct is gericht op het verrichten van deze adviesdiensten en deze diensten deel uitmaken van de omzet.

III

Artikel XV, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdelen b tot en met i» vervangen door «onderdelen b tot en met j».

2. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot b.

Toelichting

In de praktijk blijkt discussie te bestaan over de aftrekbaarheid van belastingadvieskosten die betrekking hebben op de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Dit amendement beoogt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting kosten en lasten die verband houden met adviesdiensten die betrekking hebben op de toepassing van de doorschuifregeling van artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) (bij overgang krachtens erfrecht), de doorschuifregeling van artikel 4.17c Wet IB 2001 (bij overdracht krachtens schenking) of de bedrijfsopvolgingsregeling van hoofdstuk IIIA van de Successiewet 1956 bij het bepalen van de winst van aftrek uit te sluiten. Deze aftrekuitsluiting geldt niet voor zover de onderneming direct is gericht op het verrichten van deze adviesdiensten en deze diensten deel uitmaken van de omzet.

Voorgesteld wordt om aan artikel 4.13, eerste lid, Wet IB 2001 een onderdeel toe te voegen waarmee wordt geregeld dat de hierboven bedoelde door een lichaam betaalde belastingadvieskosten worden aangemerkt als een regulier voordeel in box 2 Wet IB 2001. In het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (Kamerstukken 35 496)1, dat thans in behandeling is bij de Eerste Kamer, wordt een onderdeel f toegevoegd aan artikel 4.13, eerste lid, Wet IB 2001. Indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven, is de inwerkingtredingsdatum gelijk aan die van het onderhavige wetsvoorstel, namelijk 1 januari 2023. Het bij het opstellen van dit amendement gehanteerde uitgangspunt is dat de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap als eerste in werking treedt, waardoor in het onderhavige amendement een onderdeel g wordt toegevoegd aan artikel 4.13, eerste lid, Wet IB 2001.

Het amendement codificeert bestaande uitleg van de wet en heeft daarom geen lastenrelevante budgettaire opbrengst.

Omtzigt


X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Invorderingswet 1990 ter bestrijding van belastinguitstel en -afstel als gevolg van excessief lenen bij een eigen vennootschap (Wet excessief lenen bij eigen vennootschap).

Naar boven