36 202 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)

Nr. 61 AMENDEMENT VAN DE LEDEN MAATOUG EN NIJBOER

Ontvangen 8 november 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en wordt in de tekst «artikel 3.76, tweede lid,» vervangen door «het tweede lid».

2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:

Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:

3. Er worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot derde tot en met negende lid.

3. In het derde lid (nieuw) vervalt «en derde».

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «derde lid» en vervallen de tweede en vierde zin.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door «zevende lid» en wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid».

II

Na artikel I, onderdeel M, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ma

In artikel 3.78, tweede lid, komt de tabel te luiden:

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de meewerkaftrek

525

875

1% van de winst

875

1.225

1,6% van de winst

1.225

1.750

2,4% van de winst

1.750

3,2% van de winst

III

Artikel I, onderdeel KK, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt» vervangen door «worden» en wordt «een artikel» vervangen door «twee artikelen».

2. Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 10a.30 Overgangsbepaling startersaftrek bij zelfstandigenaftrek

  • 1. Artikel 3.76, derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2022, blijft tot en met 31 december 2024 van toepassing voor de ondernemer die deze bepaling in een of meer van de vier aan het kalenderjaar 2023 voorafgaande kalenderjaren heeft toegepast.

  • 2. In afwijking van artikel 3.76, vierde lid, is de eerste zin van dat lid niet van toepassing op een ondernemer die in aanmerking komt voor de verhoging van de zelfstandigenaftrek, bedoeld in het eerste lid. Indien de zelfstandigenaftrek ingevolge artikel 3.76, vierde lid, eerste zin, op nihil wordt gesteld, wordt er voor de toepassing van het eerste lid van uitgegaan dat de zelfstandigenaftrek in dat kalenderjaar toepassing heeft gevonden.

IV

Na artikel II, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 3.78, tweede lid, komt de tabel te luiden:

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de meewerkaftrek

525

875

0,75% van de winst

875

1.225

1,2% van de winst

1.225

1.750

1,8% van de winst

1.750

2,4% van de winst

V

Na artikel III, onderdeel D, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 3.78, tweede lid, komt de tabel te luiden:

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de meewerkaftrek

525

875

0,5% van de winst

875

1.225

0,8% van de winst

1.225

1.750

1,2% van de winst

1.750

1,6% van de winst

VI

Artikel III, onderdeel I, aanhef, komt te luiden:

Artikel 10a.30 komt te luiden:.

VII

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 2.470» vervangen door «€ 1.200».

B

In artikel 3.78, tweede lid, komt de tabel te luiden:

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de meewerkaftrek

525

875

0,25% van de winst

875

1.225

0,4% van de winst

1.225

1.750

0,6% van de winst

1.750

0,8% van de winst

VIII

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.74 vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d.

B

In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 1.200» vervangen door «€ 900».

C

Artikel 3.78 vervalt.

IX

Na artikel XLIXA worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIXB

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen komt met ingang van 1 januari 2027 artikel 2, tweede lid, te luiden:

  • 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met de gewezen zelfstandige gelijkgesteld de persoon die:

    • a. als partner als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van een ondernemer die aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van die wet, voldoet, zonder enige vergoeding gedurende het kalenderjaar ten minste 525 uur arbeid verricht in een onderneming waaruit die ondernemer winst geniet; en

    • b. voldoet aan het bepaalde in het eerste lid.

ARTIKEL XLIXC

In de Wet kinderopvang komt met ingang van 1 januari 2027 artikel 1.6, eerste lid, onderdeel b, te luiden:

  • b. als partner als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van een ondernemer die aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van die wet, voldoet, zonder enige vergoeding ten minste 525 uur arbeid verricht in een onderneming waaruit die ondernemer winst geniet,.

Toelichting

Dit amendement is bedoeld om twee onnodige aftrekposten in het Belastingstelsel te schrappen, namelijk de startersaftrek en de meewerkaftrek. Het Nederlandse Belastingstelsel bevat zeer veel vrijstellingen, aftrekposten en regelingen die ondoelmatig, inefficiënt of simpelweg overbodig zijn. Dit leidt tot grote complexiteit en onrechtvaardige uitkomsten. Dit amendement schrapt twee zulke aftrekposten en draagt daarmee bij aan het rechtvaardiger en eenvoudiger maken van het Belastingstelsel.

De startersaftrek is bedoeld voor startend ondernemers. De indieners zijn echter van mening dat de keuze om een onderneming te starten niet gebaseerd zou moeten zijn op belastingvoordelen. Voor de meewerkaftrek geldt dat ondernemers simpelweg de keuze hebben de partner in dienst te nemen; ook hier is een belastingvoordeel niet gepast.

Afschaffing startersaftrek bij zelfstandigenaftrek (onderdelen I, III en VI)

Dit amendement schaft de startersaftrek bij de zelfstandigenaftrek af per 1 januari 2023. Bestaande gevallen kunnen tot en met 2024 gebruik blijven maken van de startersaftrek. Onder bestaande gevallen worden verstaan ondernemers die de startersaftrek in een of meer van de vier aan 2023 voorafgaande kalenderjaren hebben toegepast en in 2023 of 2024 nog voldoen aan de voorwaarden van de (huidige) startersaftrek.

De opbrengst van het afschaffen van de startersaftrek bij de zelfstandigenaftrek bedraagt € 39 miljoen in 2023, € 78 miljoen in 2024 en € 117 miljoen structureel vanaf 2025.

Afschaffing meewerkaftrek (onderdelen II, IV, V en VII)

Dit amendement beoogt de meewerkaftrek af te schaffen in vijf gelijke stappen vanaf 2023.

De hoogte van de meewerkaftrek is afhankelijk van het aantal uren dat de partner meewerkt in de onderneming en van de winst van de onderneming. De voorgestelde percentages van de meewerkaftrek voor de jaren 2022 tot en met 2026 zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Aantal meegewerkte uren

2022

2023

2024

2025

2026

525 tot 875

1,25%

1%

0,75%

0,5%

0,25%

875 tot 1.225

2%

1,6%

1,2%

0,8%

0,4%

1.225 tot 1.750

3%

2,4%

1,8%

1,2%

0,6%

1.750 of meer

4%

3,2%

2,4%

1,6%

0,8%

Per 1 januari 2027 wordt de meewerkaftrek geheel afgeschaft.

In verband met de voorgestelde afschaffing van de meewerkaftrek komt in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen met ingang van 1 januari 2027 de verwijzing naar de meewerkaftrek te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de huidige definitie uit artikel 3.78 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de meewerkende partner. Hierdoor blijft een meewerkende partner gelijkgesteld aan de aanvrager en wordt voorkomen dat deze hiermee geen aanspraak meer kan hebben op een IOAZ-uitkering. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de huidige situatie beoogd.

In verband met de voorgestelde afschaffing van de meewerkaftrek komt in de Wet kinderopvang met ingang van 1 januari 2027 de verwijzing naar de meewerkaftrek te vervallen. Hiervoor in de plaats komt de huidige definitie uit artikel 3.78 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de meewerkende partner. Hiermee blijft een ouder aan de arbeidseis voldoen voor de kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar zonder enige vergoeding gedurende het kalenderjaar ten minste 525 uur arbeid verricht in een onderneming waaruit de partner, die aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, voldoet, winst geniet. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de huidige situatie beoogd.

De opbrengst van het afschaffen van de meewerkaftrek bedraagt € 1 miljoen in 2023, € 3 miljoen in 2024, € 4 miljoen in 2025, € 6 miljoen in 2026 en € 7 miljoen structureel vanaf 2027.

Maatoug Nijboer

Naar boven