36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 14 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben met belangstelling kennisgenomen het wetsvoorstel. De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA hebben naar aanleiding van de Hervormingsagenda Jeugd, waarvoor de uitspraak uit 2021 van de Commissie van Wijzen2 het vertrekpunt vormde, nog een aantal vragen. De leden van de Fractie-Nanninga en van de fractie van de SGP sluiten zich bij deze vragen aan.

De kosten van de jeugdzorg zijn sinds 2005 hard gestegen. Dit heeft geleid tot ernstige problemen in de jeugdzorg, met onder andere sterk groeiende wachtlijsten. De Commissie van Wijzen sprak hierover onder andere uit dat er per 1 januari 2022 een agenda vastgesteld moest worden, waaruit voor 2023 een budgettaire opbrengst van € 374 miljoen verwacht kon worden bij de gemeenten. In het huidige begrotingsvoorstel VWS voor 2023 is deze budgettaire opbrengst van € 374 miljoen al ingeboekt, terwijl de onderhandelingen over de Hervormingsagenda tussen het Rijk en de gemeenten nog niet afgerond zijn.

  • 1. Hoe apprecieert de regering deze vertraging? In navolging van de uitspraak van de Commissie van Wijzen had de Hervormingsagenda oorspronkelijk al in januari 2022 klaar moeten zijn. Hoe komt het dat hier van afgeweken wordt, met een vertraging van al bijna een jaar? En welke consequenties – algemeen, financieel en budgettair – verbindt de regering aan deze vertraging?

  • 2. Klopt het dat de € 374 miljoen euro aan budgettaire opbrengst bij de gemeenten voor 2023 is ingeboekt op basis van de verwachte afspraken in de Hervormingsagenda? Zo ja, klopt het dat deze budgettaire opbrengst in beginsel een logisch financieel gevolg van de maatregelen in de verwachte Hervormingsagenda behelst, en daarmee ook van de uitvoering van deze maatregelen afhankelijk is? Zo nee, waarom niet, en wat is dan de basis voor deze ingeboekte budgettaire opbrengst? Waarop heeft de Commissie van Wijzen het bedrag van € 374 miljoen gebaseerd, en is dat bedrag nog actueel gezien het tijdsverloop, en specifiek de gestegen kosten en hoge inflatie sinds de uitspraak? Heeft de regering in het aanhouden van dit bedrag rekening gehouden met de behaalde financiële effecten van de al genomen maatregelen in het kader van de Hervormingsagenda in 2022 in vergelijking met de verwachte budgettaire opbrengst vanuit gemeenten van € 214 miljoen in 2022? Zo nee, waarom niet? Zijn deze financiële effecten goed in te schatten of bij te houden? Zo nee, op basis waarvan wordt dan vastgehouden aan het bedrag van € 374 miljoen? Is de regering bereid dit bedrag te wijzigen aan de actuele situatie?

  • 3. De onderhandelingen over de Hervormingsagenda zijn momenteel nog niet afgerond. Wat beoogt de regering te doen als deze Hervormingsagenda niet voor het Kerstreces wordt vastgesteld? Is de regering bereid om in dit geval het bedrag van € 374 miljoen in 2023 door middel van suppletoire begrotingen dan wel via de Voorjaarsnota uit te stellen of aan te passen totdat de Hervormingsagenda is vastgesteld, en pas na vaststelling van deze maatregelen weer (door middel van suppletoire begrotingen) in te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering bereid dit toe te zeggen en kan de regering een voorstel doen voor de procedurele uitwerking hiervan?

  • 4. Als de € 374 miljoen budgettaire opbrengst wordt doorgezet zonder dat de Hervormingsagenda is vastgesteld, wat zijn dan de gevolgen voor de jeugdzorg? En wat zijn de gevolgen voor de gemeentelijke financiering van de jeugdzorg? Zijn deze mogelijke gevolgen al in kaart gebracht, en zo nee, kan de regering dit alsnog doen? Wat voor effect heeft de € 214 miljoen budgettaire opbrengst in 2022 gehad voor de jeugdzorg (inclusief de oplopende wachtlijsten) en de gemeentelijke financiering van de jeugdzorg? Kan de regering inzichtelijk maken hoe deze mogelijke gevolgen van de € 374 miljoen budgettaire opbrengst mee worden gewogen in de beslissing om wel of niet de hierboven beschreven constructie met suppletoire begrotingen toe te passen? Is de regering het met de leden van genoemde fracties eens dat het onwenselijk is dat gemeenten gedwongen worden om bezuinigingen door te voeren als hiertoe nog geen maatregelen zijn vastgesteld, en hoe beoogt de regering deze situatie te voorkomen?

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de nota naar aanleiding van het verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 16 december 2022, 10:00 uur.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Klip-Martin

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Krijnen (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 31 839, nr. 777 en bijlage.

Naar boven