36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023

Nr. 264 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Leden

Den Haag, 14 september 2023

Het presidium legt hierbij, conform artikel 7.35 lid 2 van het Reglement van Orde, aan u voor het verzoek van de de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij brief van 15 juni 2023 om advies te vragen aan de Onderwijsraad over de onderwerpen «Positie van de beroepsgroep leraren» en «Onderwijs en armoede». In de bijlage treft u aan uitgewerkte vraagstelling aan.

Het presidium stelt u voor in te stemmen met het bijgevoegde verzoek en dit door te geleiden aan de Onderwijsraad.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vera Bergkamp

BIJLAGE 1: BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan het presidium

Den Haag, 15 juni 2023

Namens de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzoek ik u aan de Kamer voor te stellen1 om aan de Onderwijsraad advies te vragen over de onderwerpen «Positie van de beroepsgroep leraren» en «Onderwijs en armoede». In de bijlage treft u een uitgewerkte vraagstelling aan.

Ik verzoek u te bevorderen dat de Kamer hierover zo spoedig mogelijk een beslissing neemt.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, Verhoev

BIJLAGE 2

De Onderwijsraad is bereid en heeft ruimte in haar werkprogramma om in te gaan op het verzoek van de Kamer om een advies uit te brengen over de positie van de beroepsgroep leraren en over onderwijs en armoede.

In overleg met de Onderwijsraad is de formulering van de adviesaanvrage als volgt vormgegeven:

Uitwerking van de vraagstelling

– Advies over de positie van de beroepsgroep leraren

Het beroep van leraar krijgt vaak aandacht. Zo kan het leraarschap altijd rekenen op een centrale plek in beleidsagenda’s, als dé bepalende factor voor de kwaliteit van onderwijs. Hieruit volgen initiatieven om bijvoorbeeld de status van het beroep te verhogen, om werkdruk tegen te gaan, om de professionaliteit van leraren te versterken en om de lerarentekorten terug te dringen. Ook binnen de gemeenschap van de school speelt de leraar een cruciale rol, naast het geven en ontwikkelen van onderwijs gaat het bijvoorbeeld om medezeggenschap, contacten met andere professionals in en rond de school en om contact met ouders.

Toch is een stevige positie van de leraar bij inhoudelijke besluiten over onderwijs geen gegeven. Zowel bij de ontwikkeling van landelijk onderwijsbeleid, en in het bijzonder lerarenbeleid, als bij keuzes binnen de school varieert de mate waarin en de manier waarop de leraar wordt betrokken. Er bestaan veel verschillende beelden over het leraarschap, maar het ontbreekt aan een helder beroepsbeeld. De beroepsgroep leraren is versnipperd georganiseerd en lang niet alle leraren zijn aangesloten bij een beroepsorganisatie. En omstandigheden als werkdruk belemmeren de leraar in het ten volle benutten van de professionele ruimte die het leraarschap vergt.

De Onderwijsraad heeft in diverse adviezen en verkenningen aspecten van het leraarschap en het belang van een sterke beroepsgroep belicht. Desondanks laat de positie van de beroepsgroep leraren op landelijk en op schoolniveau te wensen over. Welke aspecten van het leraarschap en beroepsgroepsontwikkeling uit de adviezen van de raad zijn opgepakt en welke zijn blijven liggen? Op welke punten is versterking van de betrokkenheid van de leraar noodzakelijk en wat is daarvoor nodig?

De raad brengt met dit advies in kaart wat er met zijn eerdere aandachtspunten, conclusies en aanbevelingen rond het leraarschap is gedaan en kijkt hernieuwd naar de rol van de leraar vanuit de vraag: Hoe kan de positie van de beroepsgroep leraren op landelijk en op schoolniveau worden verstevigd?

– Advies over onderwijs en armoede

Naar verwachting leven er in 2024 meer dan een miljoen Nederlanders onder de armoedegrens. Dat is meer dan ooit. Eén op de 12 kinderen en jongeren in Nederland groeit op in armoede. Dat zijn ruim 300.000 kinderen tot 21 jaar die opgroeien op in een gezin met een inkomen onder het «niet veel maar toereikend»-criterium van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Geldzorgen zijn er ook in gezinnen met een inkomen boven de armoedegrens en nemen toe onder werkenden die tot nu toe geen problemen hadden om rond te komen.

Kinderen en jongeren in armoede hebben minder makkelijk toegang tot kwalitatief hoogwaardig rijk onderwijs, kunnen minder profiteren van onderwijsaanbod, neigen eerder naar voortijdig schoolverlaten vanwege onderwijs gerelateerde kosten. Denk hierbij aan de vrijwillige ouderbijdrage, schoolkosten zoals laptop, agenda, en gymspullen, reiskosten, kosten voor aanvullend aanbod op school zoals schoolreis of debatcursus, en kosten voor aanvullend aanbod buiten school zoals bijles, examentraining of huiswerkklas. Omstandigheden als naar school moeten zonder ontbijt, (financiële) stress thuis en minder steun van huis mee krijgen, zorgen ervoor dat kinderen en jongeren in armoede minder tot leren en ontwikkelen komen.

Als het om kinderen gaat, hoort hun ontwikkeling het uitgangspunt te zijn voor beleid en uitvoering. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties, ondertekend in 1989, is hiervoor het fundament. Dat betekent dat in het beleid voor gezinnen in armoede ook wordt gedacht vanuit het perspectief van het kind en dat daarin voorop wordt gesteld wat voor het kind het best is. Toenemende armoede stelt daarmee ook het onderwijs voor de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan. Waarbij het antwoord op die vraag per lokale situatie en per school kan verschillen.

De raad gaat in dit advies in op de vraag: Hoe kunnen onderwijsinstellingen zich verhouden tot armoede en de negatieve effecten hiervan op de ontwikkeling van jongeren?


X Noot
1

Conform besluit in OCW-procedurevergadering d.d. 15 juni 2023.

Naar boven