Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2023
Anno 2023 zijn mobiele telefoons een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven.
Ze bieden toegang tot informatie, verbinden mensen en vormen een belangrijk hulpmiddel
in de moderne maatschappij. Er is echter een groeiende discussie over de rol van mobiele
telefoons in het klaslokaal. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
heeft de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met leerlingen, ouders, wetenschappers,
docenten, schoolleiders en besturen over dit onderwerp naar aanleiding van de motie
van de leden Peters en Beertema.1 De voormalig Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft toegezegd de resultaten
van deze gesprekken voor het zomerreces aan uw Kamer te rapporteren. Deze toezegging
doe ik hierbij gestand.
Tijdens de gesprekken met OCW hebben docenten, wetenschappers, ouders en leerlingen
aangegeven dat zij behoefte hebben aan duidelijke, uitvoerbare en goed onderbouwde
afspraken met betrekking tot het gebruik van mobiele telefoons en andere apparaten
in het klaslokaal. Alle betrokken partijen benadrukken het belang van een leeromgeving
waarin leerlingen zich kunnen concentreren en betrokken kunnen zijn. Wetenschappelijk
onderzoek heeft aangetoond dat niet-educatief gebruik van mobiele telefoons hier afbreuk
aan doet. Vooral sociale media en andere niet-educatieve apps leiden af van de lesstof
en verstoren sociale interactie in de klas.2
Om deze reden hebben OCW, de VO-raad, SPVMBO, de Pro-raad, AOb, CNV-onderwijs, FvOV,
Ouders en Onderwijs en LAKS gezamenlijk de volgende afspraak gemaakt:
Mobiele telefoons en andere devices zijn niet toegestaan in de klas, tenzij ze educatief
worden gebruikt tijdens de les.3
Deze afspraak geldt voor het voortgezet onderwijs. De PO-Raad en de AVS bespreken
deze hoofdlijnenafspraak op 5 juli met hun achterban. Voor het gespecialiseerd onderwijs
wordt tevens gewerkt aan sectorafspraken over mobiele telefoons, deze worden begin
volgend schooljaar verwacht.4 In de afspraken is specifiek uitgewerkt wat er wordt verstaan onder educatief gebruik,
wat de implicaties hiervan zijn voor scholen en hoe scholen hierbij worden ondersteund.
Het ontwikkelen en implementeren van dit beleid vergt immers tijd en inspanning van
scholen. De betrokken partijen zijn echter van mening dat het cruciaal is dat elke
school hiermee aan de slag gaat. Zij zullen scholen waar nodig ook ondersteunen.
Met deze nationale afspraken willen de eerder genoemde partijen duidelijke grenzen
stellen aan het gebruik van mobiele telefoons in het klaslokaal. Leerlingen hebben
recht op een optimale leeromgeving zonder onnodige afleiding. De gezamenlijke ambitie
is dat alle scholen tegen 1 januari 2024 beleid hebben geïmplementeerd op basis van
het uitgangspunt «nee, tenzij». Met deze sectorafspraak blijft het eigenaarschap op
dit vraagstuk dichter bij de scholen, leraren en leerlingen.
Alle betrokken partijen hebben expliciet uitgesproken dat ze zullen aanjagen dat scholen
het uitgangspunt «nee, tenzij» in hun schoolbeleid opnemen en kritische blijven onderzoeken
wat er nodig is om deze ambitie te laten slagen. In oktober 2023 vindt een 0-meting
plaats en in juni 2024 een vervolgmeting van het beleid op scholen over mobiele telefoons
in de klas. Aan de hand van de meting in juni wordt gewogen of de gekozen aanpak adequaat
is of dat ander (wettelijk) instrumentarium/aanpassing van de afspraken noodzakelijk
is.
Ik heb er vertrouwen in dat deze sector met succes invulling zal geven aan deze afspraken
en komt tot een cultuurverandering die het pedagogisch klimaat in het klaslokaal ten
goede komt.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf