36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023

Nr. 176 STUK BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP TITEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2022

Op 7 december heeft het kabinet een amendement ontvangen van het lid Dassen van Volt (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 168), dat voorstelt om de structurele middelen van € 12,9 miljoen die vanaf 2024 vrijkomen bij het stopzetten van de halvering van het collegegeld, maar niet worden aangewend voor de herinvoering van de basisbeurs, alsnog structureel voor dat doel aan te wenden.

Voor mijn appreciatie van dit amendement is relevant dat in het Kamerdebat over de begroting eerder het (gewijzigde) amendement van het lid Van der Woude c.s. over doorontwikkeling van kennisveiligheid op de instellingen (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 62) en het amendement van het lid Hagen c.s. over middelen voor taal, rekenen, en burgerschap voor mbo-studenten (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 63) zijn ingediend. Deze beide amendementen benutten tezamen dezelfde dekking als het voorliggende amendement. Als alle drie de amendementen zouden worden aangenomen, zou de consequentie zijn dat vanaf 2024 een structureel gat ontstaat op de begroting van het Ministerie.

De amendementen van de leden Van der Woude c.s. en Hagen c.s. heb ik eerder oordeel Kamer gegeven. Consequentie daarvan is dat ik het voorliggende amendement moet ontraden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven