36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023

Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2022

Buiten school ziet de wereld van elk kind er anders uit. Dat weet je ook als leraar. Bij sommige leerlingen is het niet vanzelfsprekend dat de koelkast goedgevuld is, de ouders ’s avonds helpen met het huiswerk of ze meenemen naar sport- of muziekles. Je ziet de zorgen die sommige leerlingen met zich meedragen en die juist een zetje in de rug kunnen gebruiken, zoals de dag starten met een maaltijd. Zo kun je als leerling je beter concentreren in de les, waardoor je opbloeit en je optimaal tot ontwikkeling kunt komen. Juist in tijden waarin het lastig is om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen is het belangrijk dat leerlingen vol energie naar school gaan, daarom doe ik nu wat nodig is.

Middels deze brief geef ik opvolging aan de motie van Kamerleden Dassen en Paternotte1, om € 100 miljoen te investeren in het aanbieden van een maaltijd op school aan leerlingen in kwetsbare wijken. In deze brief geef ik een eerste schets van de uitvoering van de motie, waarvan de planning is om per 1 februari te starten met de uitvoering. De motie wijst in de richting van inbedding van schoolmaaltijden in de rijke schooldag; inmiddels bekend onder «programma School en Omgeving». In de huidige subsidieregeling van het programma is het momenteel niet mogelijk dit te realiseren. De aanvraagperiode is reeds verstreken en de beoordeling van de subsidieaanvragen is in afrondende fase. Gezien de urgentie van dit probleem is het tevens niet wenselijk om te wachten op een volgende regeling, we willen leerlingen zo snel mogelijk helpen. Daarom is voor dit moment een andere route nodig.

Vooruitlopend op de uitvoering van de motie hebben mijn collega Minister Schouten en ik nu al € 5 miljoen beschikbaar gesteld aan het Jeugdeducatiefonds. Daarmee kunnen zij tot eind januari vijfhonderd scholen in het primair onderwijs ondersteunen bij het aanbieden van een schoolontbijt voor kinderen waarbij dat niet vanzelfsprekend is. Deze scholen zijn hier per direct mee begonnen en geven leerlingen zo een goede start van de dag. Daarmee zijn we er nog niet. Dat kinderen zonder ontbijt op school verschijnen is een toenemende verschijnsel en speelt ook in het voortgezet onderwijs2.

De afgelopen tijd heb ik gesprekken gevoerd met het onderwijsveld, gemeenten, sectorraden en verschillende maatschappelijke organisaties die nu al veel ondernemen op het gebied van schoolmaaltijden en/of kinderarmoedeproblematiek. Allemaal onderschrijven zij de noodzaak van een leerling met een goed gevulde maag, als randvoorwaarde om goed te kunnen leren. Er zijn lokaal al veel initiatieven ontstaan voor het leveren van een schoolontbijt-of lunch. Soms is deze verzorgd door de school in samenwerking met de lokale supermarkt, een vrijwilligersorganisatie of buurthuis, op andere plekken steken welwillende ouders of brugfunctionarissen de handen uit de mouwen. Bij de uitvoering van deze motie vind ik het van belang om aan te sluiten bij deze lokale initiatieven en te kijken naar hoe we dit kunnen versterken. Tegelijkertijd is het belangrijk om schoolmaaltijden mogelijk te maken op plekken waar nog niets is opgezet, maar waar de behoefte sterk aanwezig is. Op basis van deze gesprekken heb ik een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze bieden houvast en moeten voorkomen dat het onderwijs extra belast wordt in haar primaire opdracht: lesgeven.

Schoolmaaltijden: de uitgangspunten

  • 1. De schoolmaaltijden komen beschikbaar voor scholen in zowel het primair als in het voortgezet onderwijs.

  • 2. Bij het aanbieden van schoolmaaltijden ligt de focus op scholen waar de nood hoog is.

  • 3. Centraal staat de organiseer- en uitvoerbaarheid van de maatregelen.

  • 4. Scholen, en specifiek leraren, worden ontzorgd bij het faciliteren van een schoolmaaltijd.

  • 5. Het gebruikmaken van de maaltijden mag niet stigmatiserend werken voor leerlingen.

Op basis van deze uitgangspunten hebben een aantal – op het terrein van schoolmaaltijden – unieke maatschappelijke organisaties een plan ingediend. Het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis verenigen zich momenteel met een aantal partijen om de organisatie van de maaltijden verder vorm te geven, voor in ieder geval de periode tot het einde van dit schooljaar. In dit plan zijn het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis de beoogde primaire uitvoerders, uiteraard samen met mijn ministerie. Om goed te kunnen aansluiten op de behoeften van scholen en de lokale context, is het combineren en opschalen van verschillende bestaande aanpakken het meest kansrijk.

Het ingediende plan gaat momenteel uit van drie verschillende routes, waarbij scholen middels een «menukaart» kunnen kiezen voor de aanpak en ondersteuning die het beste bij hen past. Zo kunnen scholen financiële steun aanvragen, waarbij bestaande lokale initiatieven bijvoorbeeld versterkt worden, of kunnen zij voedselhulp aanvragen in de vorm van vrijwilligers in en rond de school. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om te kiezen voor individuele hulp. Verder wordt door deze partijen gekeken naar mogelijkheden voor publiek-private samenwerking.

Er leven momenteel ruim 220.000 kinderen en jongeren in armoede3. Door de toenemende inflatie en stijgende energiekosten zien we dat dit aantal de afgelopen periode oploopt. Een bedrag van € 100 miljoen is fors, maar nog lang niet voldoende om alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs in voedselnood te voorzien van een maaltijd. We moeten daarom keuzes maken voor wie we schoolmaaltijden kunnen realiseren, zodat de hulp daar komt waar hij het hardst nodig is. Het Jeugdeducatiefonds heeft daar al ervaring mee in het primair onderwijs en het Rode Kruis bereikt over verschillende gebieden in Nederland steeds meer gezinnen in voedselnood4. Hierbij werken zij samen met partnerorganisaties (in de wijk), die zicht hebben op welke mensen hulp nodig hebben en volgen ze daarbij de richtlijnen rondom gezonde voeding.5 Op die ervaringen bouwen we voort. Daarnaast voeren we gesprekken met het Centraal Bureau voor de Statistiek over hoe we leerlingen die de hulp het hardst nodig hebben kunnen bereiken.

De motie van Kamerleden Dassen en Paternotte vraagt om inzet van onderuitputting in 2022 op de OCW begroting voor de uitvoering van deze motie, voor een bedrag van indicatief € 100 mln. Aangezien de motie vraagt om een versnelling van de aanpak wil ik de motie per februari 2023 uitvoeren. Conform de motie zal ik inzetten op financiële dekking uit de onderuitputting in 2022 en die bij Voorjaarsbesluitvorming vanuit de Eindejaarsmarge overhevelen. Omdat er niet vooruitgelopen kan worden op de Voorjaarsbesluitvorming dek ik de benodigde € 100 miljoen uit de bekostiging van het po en vo (begrotingsartikel 1 en 3 van de OCW-begroting) en is mijn doel en afspraak met de bewindslieden van OCW dit bij de Voorjaarsbesluitvorming aan te vullen vanuit de Eindejaarsmarge. Ik constateer dat de urgentie van deze problematiek en daarmee de wens voor een snelle start van de uitvoering op gespannen voet staat met de rijksbrede inkoopregels. Mijn ministerie brengt deze rechtmatigheidsrisico’s momenteel in kaart, waarbij de verwachting is dat voor een tijdige start van de opstartfase een onrechtmatige verplichting moet worden aangegaan (voor naar verwachting maximaal € 0,5 miljoen).

Ik ben ontzettend dankbaar voor het initiatief dat door alle genoemde maatschappelijke organisaties is getoond en dat elke partij zeer gemotiveerd is om de plannen de komende weken verder uit te werken. Ik heb er alle vertrouwen in tot een succesvolle samenwerking uit te komen waarin de krachten worden gebundeld om samen te zorgen voor een maaltijd voor alle kinderen en jongeren die dit nodig hebben. In januari 2023 zal ik uw Kamer nader infomeren over de ontwikkelingen van de uitvoering van de motie.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

Naar boven