36 200 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023

Nr. 12 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 oktober 2022

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 26 september 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 7 oktober 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Hagen

De griffier van de commissie, De Vos

1

Vraag:

Kan in een overzichtelijk schema per doel uit het coalitieakkoord voor het Ministerie van BZK concreet worden aangegeven wat er in 2023 gaat gebeuren om deze doelen te realiseren?

Antwoord:

Eerder hebben de Minister voor VRO, de Staatssecretaris van BZK en ik uw Kamer middels hoofdlijnenbrieven (Kamerstuk II 2021/22, 35925 – Kamerstuk II 2021/22, 35 925, nr. E. – Kamerstuk II 2021/22, 26 643, nr. 842) en de beleidsagenda die verzonden is bij de ontwerpbegroting (Kamerstuk II 2021/22, 36200 VII) geïnformeerd over de doelen die voortvloeien uit het Coalitieakkoord die raken aan de beleidsterreinen van het Ministerie van BZK en de beleidsprioriteiten voor 2023. Over de concrete uitwerking en de voortgang van de verschillende doelen bent en wordt u separaat geïnformeerd. Zo informeert de Staatssecretaris van BZK u later dit jaar met de Werkagenda Digitalisering over de doelen op het digitale domein voor 2023 en verder. Ik kom in 2023 onder meer met maatregelen om de democratische instituties te versterken. Daartoe wordt in lijn met het Coalitieakkoord bijvoorbeeld het wetsvoorstel Kaderwet rijksinspecties in consultatie gebracht en wordt opvolging gegeven aan de Staatscommissie Parlementair stelsel (met onder andere voorstellen met betrekking tot de Eerste Kamer, de herziening van het kiesstelsel en de Wet op de politieke partijen en constitutionele toetsing). In 2023 zal ik ook het wetsvoorstel inzake integriteit gewezen bewindspersonen aanbieden aan uw Kamer en zal ik u ook een wetsvoorstel doen toekomen met een permanente regeling inzake digitale beraadslaging en besluitvorming. Voor een volledig overzicht van stukken, wetsvoorstellen, brieven en onderzoeken verwijs ik u tevens naar het planningsoverzicht dat in Q1 2023 aan uw Kamer wordt gezonden.

U ontvangt voor de begrotingsbehandeling KR en het WGO Wonen en Ruimtelijke Ordening de antwoorden op de schriftelijke vragen die vanuit uw Kamer zijn gesteld op het terrein van de Minister voor VRO en de Staatssecretaris van BZK op het gebied van Koninkrijksrelaties. In hun beantwoording zullen zij tevens separaat antwoord geven op deze vraag.

2

Vraag:

Wanneer wordt er meer duidelijk over de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten?

Antwoord:

Mijn streven is om komende maanden in goede samenwerking met medeoverheden te komen tot uitwerking van de financieringssystematiek. Dit is een proces dat zorgvuldigheid vraagt. De uitwerking hiervan wordt in onderlinge samenhang politiek-bestuurlijk gewogen, naar verwachting in het voorjaar van 2023.

3

Vraag:

Kan in één overzichtelijk schema worden weergeven waarop bezuinigd, omgebogen en/of geëxtensiveerd (of andere termen die synoniem zijn voor minder geld) wordt voor de jaren 2023, 2024 en 2025?

Antwoord:

In de Beleidsagenda van de ontwerpbegroting 2023 zijn de belangrijkste beleidsmatige mutaties, voorzien van een toelichting, ten opzichte van vorige (suppletoire) begrotingen opgenomen. Dit is een meerjarig overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties van 2022 tot en met 2027. Deze beleidsmatige wijzigingen komen voort uit beleidsmatige beslissingen en/of wijzigingen in de begroting die voortvloeien uit een nieuw genomen besluit.

Daarnaast bevat de begroting een verdiepingsbijlage met de belangrijkste mutaties binnen de verschillende artikelen. De verdiepingsbijlage in de ontwerpbegroting 2023 geeft de meerjarige opbouw weer van de uitgaven en ontvangsten vanaf 2022 tot en met 2027. Dit betreffen mutaties die nog niet eerder gepresenteerd zijn in (suppletoire) begrotingen.

4

Vraag:

Wat zijn de meest recente cijfers omtrent diversiteit (gender, mensen met een bi-culturele achtergrond, mensen met een beperking etc.) in de bovenste salarisschalen van het Rijk?

Antwoord:

Over het personeelsbeleid van het rijk rapporteer ik in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR). In de recent verschenen JBR 2022 zijn de cijfers over 2021 gepubliceerd. In 2021 was in schaal 14–16 het aandeel van vrouwen 26,3%. In schaal 17+ was het aandeel vrouwen 33,9%. Bij ABD-functies was 42% vrouw in 2021 ten opzichte van 41% in 2020.

In 2021 was het aandeel rijksambtenaren met een westerse migratieachtergrond in schaal 14–16 8,3%. In schaal 17 en hoger was dit 10,2%.

Het aandeel rijksambtenaren met een niet-westerse migratieachtergrond in schaal 14–16 was in 2021 3,6%. In schaal 17 en hoger was dit 1,9%.

Er worden geen cijfers bijgehouden over het aantal rijksambtenaren in de hogere schalen die een beperking hebben.

5

Vraag:

Welke eisen worden gesteld aan mensenrechten/AVG/data bij inkoop van digitale producten?

Antwoord:

De gezamenlijke (rijksbrede) inkoop van digitale producten vindt plaats vanuit de diverse ICT-inkoopcategorieën, waaronder de categorie ICT Werkomgeving Rijk en de categorie Datacenters. Deze categorieën zijn in 2017 aangemerkt als ISV-risicocategorie, omdat er in deze sector sprake is van een verhoogd risico op het gebied van arbeidsrechten, mensenrechten en milieu. Op opdrachten vanuit de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV)risicocategorieën is het beleidskader ISV van toepassing.

Dat betekent dat middels een verplichte contractvoorwaarde van opdrachtnemers vereist wordt dat zij risico’s in hun keten op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu aanpakken door een risicoanalyse te maken, vervolgens actie ondernemen om deze risico te mitigeren en dat zij over de voortgang hiervan openbaar rapporteren. Deze due diligence-aanpak is een essentieel onderdeel van het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen-beleid (IMVO) en komt voort uit de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles.

Dit ISV-beleidskader kan ook worden toegepast bij opdrachten vanuit de specifieke inkoop door departementen zelf. Stimulering van een bredere toepassing van ISV, waaronder ook in de specifieke inkoop, maakt onderdeel uit van de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden, die op 16 juni jl. aan uw Kamer is toegezonden.

Als het specifiek gaat om de algoritmische toepassingen ga ik een implementatiekader voor het Rijk opstellen. Deze staat ook opgenomen in het zesde thema van de I-strategie Rijk 2021–2025. De inzet van dit kabinet is om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de levenscyclus van algoritmische toepassingen – dus van inkoop t/m toezicht – er heldere normen gelden en praktische handvatten worden geboden.

De gemeente Amsterdam heeft recentelijk nog inkoopvoorwaarden opgesteld die specifiek gericht zijn op algoritmische toepassingen. Deze zijn in overleg met leveranciers getoetst op uitvoerbaarheid. De VNG heeft besloten om deze op te nemen in hun modelovereenkomst. Het IPO is voornemens om dit ook te gaan doen. Het Rijk gaat het komend jaar bezien of deze inkoopvoorwaarden opgenomen kunnen worden en gaan gelden voor rijksoverheidsorganisaties. Deze inkoopvoorwaarden gaan dan deel uitmaken van dat bredere implementatiekader. Daarbij zal goed gekeken worden hoe het aansluit op bestaande kaders zoals het ISV-kader en aangekondigde wetgeving uit Europa zoals de AI verordening.

6

Vraag:

Hoeveel verdienen uitvoeringsorganisaties (CBS, Kadaster, Handelregister) aan het verkopen van data van burgers aan private/commerciële bedrijven en datahandelaren?

Antwoord:

De drie uitvoeringsorganisaties kennen op dit punt verschillende werkwijzen.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verkoopt geen data van burgers aan partijen, dus ook niet aan private/commerciële bedrijven en datahandelaren.

Voor het Kadaster ligt dit anders. Zij brengt kostendekkende tarieven in rekening, zonder enig winstoogmerk, voor de uitoefening van de publieke taak om inzicht te bieden in de rechten en beperkingen en de betrokken rechthebbenden, die zijn geregistreerd in de Basisregistratie Kadaster. Deze wettelijke levering van informatie is cruciaal voor de rechtszekerheid in Nederland. Op basis daarvan stelt het Kadaster deze informatie mede beschikbaar aan private partijen. Deze dataleveringen zijn strikt gekoppeld aan de doeleinden zoals geformuleerd in de Kadasterwet, en vastgelegd in contracten. Naast een duidelijke doelbindingtoets is er bijvoorbeeld een verbod op direct marketing. De vastgoedeconomie in Nederland is in grote mate afhankelijk van de dienstverlening en dataverstrekking van het Kadaster. Dit betreft onder andere dataleveringen aan private/commerciële partijen zoals het notariaat, de makelaardij, banken en taxatiekantoren.

KVK brengt voor de verstrekking van openbare gegevens uit het Handelsregister wettelijk vastgestelde tarieven in rekening, die slechts gedeeltelijk kostendekkend zijn. Bij de tariefstelling wordt rekening gehouden met de toegankelijkheid, ook financieel, van de informatie die voor een veilig en verantwoord handelsverkeer noodzakelijk is. KVK ontvangt daarnaast een rijksbijdrage om de kosten voor de instandhouding van het Handelsregister te dekken. In het kader van de Datavisie Handelsregister wordt overigens ook de kostendekking van het Handelsregister heroverwogen, onder andere omdat de tarieven op dataverstrekking niet optimaal samengaan met het wenselijke gebruik van gegevens zowel door publieke als private afnemers. De Minister van EZK heeft aangekondigd dit najaar een brief hierover aan de Kamer te sturen.

7

Vraag:

Kan de regering aangeven wat de exacte verhouding is tussen de NCDR en de Staatscommissie discriminatie, en wat de taakopvattingen zijn?

Antwoord:

De Staatscommissie tegen discriminatie en racisme heeft een interdisciplinair, wetenschappelijk profiel. De Staatscommissie richt zich met name op omvangrijk, lange termijn onderzoek naar meer fundamentele vraagstukken, dat nieuwe wetenschappelijke inzichten verschaft. Daarin onderscheidt de Staatscommissie zich van de NCDR, die als taak heeft om een Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme op te stellen. De taakopdracht van de NCDR is vastgelegd in het Besluit Instelling Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme en de taakopdracht van de Staatscommissie in het Instellingsbesluit staatscommissie tegen discriminatie en racisme.

8

Vraag:

Klopt het, dat een deel van de aanbevolen maatregelen van de NCDR niet zijn opgenomen in het Nationaal Programma vanwege politieke en financiële obstakels?

Antwoord:

De NCDR heeft in zijn oplegbrief drie thema’s benoemd waarop hij graag verdergaande maatregelen had gezien. Het gaat om het slavernijverleden, de neutraliteitseis en artikel 8 van de Wet bestuurlijke maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp). Over het slavernijverleden komt het kabinet later dit jaar met een reactie. Over de gestelde voorschriften uit de gedragscode lifestyle neutraliteit geldt dat met het oog op de toekomst het gesprek met (en tussen) de betrokken partijen en stakeholders aangegaan moeten worden. De NCDR heeft hier ook een rol in. En naar aanleiding van de evaluatie van de Wbmgp zal de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening later dit jaar de Kamer berichten of en hoe hij de wet zou willen aanpassen.

9

Vraag:

Kunt u een overzicht geven van alle voorgestelde maatregelen of aanbevelingen van de NCDR die niet in het Nationaal Programma zijn opgenomen, en hierbij aangeven wat hierbij de reden is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De NCDR heeft in zijn oplegbrief de onderwerpen benoemd die niet zijn opgenomen in het Nationaal Programma, namelijk de drie onderwerpen die de NCDR in zijn oplegbrief heeft opgenomen: excuses slavernijverleden, neutraliteitseis en artikel 8 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp).

10

Vraag:

Kunt u alle conceptversies van het Nationaal Programma tegen discriminatie aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord:

In de Rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken staat dat concepten van stukken in beginsel niet openbaar worden gemaakt. Ik zal u wel de verslagen van de overleggen waarin het Nationaal Programma is besproken doen toekomen; zie ook het antwoord op vraag 11.

«Concepten van stukken worden in beginsel niet openbaar gemaakt. Dit is ook niet nodig nu deze concepten nog niet «rijp» zijn. In de fase waarin het besluit nog vorm moet krijgen, moet er ruimte zijn om concepten en gedachten met elkaar uit te wisselen. Omdat concepten bestemd zijn voor het interne beraad over een op te stellen document, wordt in beginsel geen informatie verstrekt over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Evenmin is het in het belang van een ordentelijk verloop van het besluitvormingsproces dat er een publiek debat plaatsvindt over documenten die nog niet rijp zijn voor besluitvorming. Daarom is het ook in het kader van het goed functioneren van de staat in beginsel nodig om conceptteksten niet openbaar te maken» (Pagina 31, Rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken).

11

Vraag:

Kunt u alle (ambtelijke) communicatie, stukken, nota’s, conceptversies, gespreksverslagen en andere bescheiden inzake de totstandkoming van het Nationaal Programma tegen discriminatie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ik zal de verslagen van overleggen waarin is gesproken over het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme aan u doen toekomen. Het gaat om verslagen en communicatie van de stuurgroep aanpak discriminatie en racisme, van het interdepartementale overleg antidiscriminatie en de klankbordgroep voor het Nationaal Programma. Gelet op de termijn van beantwoording zal ik u deze stukken separaat doen toekomen.

12

Vraag:

Wat doet het Platform Gemeenten en Mensenrechten precies?

Antwoord:

Het Platform Gemeenten en Mensenrechten is in 2019 door het toenmalige kabinet aangekondigd in het Nationaal Actieplan Mensenrechten 2020. Het doel van het Platform is hiermee gemeentelijk mensenrechtenbeleid te stimuleren en te faciliteren. Het Platform is in het najaar van 2021 gestart in een samenwerking van het College voor de Rechten van de Mens, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het Platform is nu in opbouw en is bedoeld als podium voor en door gemeenten die op uiteenlopende wijzen aandacht (willen) schenken aan lokaal mensenrechtenbeleid. Meer specifiek dient het Platform als bron van informatie en basis voor uitwisseling over de rol van mensenrechten in gemeentelijk beleid. Hiertoe beschikt het Platform onder andere over een website/forum, op het overkoepelende «fora netwerk» van de VNG. Op deze website kunnen gemeentebestuurders en gemeenteambtenaren niet alleen handboeken, handreikingen, interviews, podcasts en actualiteiten of ander nieuws vinden, het platform biedt ook de ruimte om met elkaar in gesprek te gaan over mensenrechtenbeleid op lokaal niveau, over mensenrechtelijke aspecten van ander gemeentelijk beleid of om praktijkvoorbeelden te delen. Voorts heeft het Platform ook een aantal themabijeenkomsten georganiseerd om de platformfunctie verder inhoud te geven en de discussie te bevorderen. Daarbij is vooral aangesloten op signalen die het Platform ontving uit de gemeentelijke praktijk. Op deze wijze zijn bijeenkomsten georganiseerd over het recht op demonstratievrijheid en over gemeenten en de strijd tegen mensenhandel. Het is de bedoeling dat het Platform na deze opbouwfase wordt gedragen door actieve gemeenten.

13

Vraag:

Kunt u op het thema discriminatiebestrijding uitvoerig aangeven wat er in de begroting 2023 verandert ten aanzien van die 2022? Wat zijn de financiële plussen en wat zijn de financiële minnen?

Antwoord:

In 2021 zijn extra middelen (€ 12 mln.) vrijgemaakt voor de aanpak van discriminatie. Daar zijn in 2022 uit het Coalitieakkoord ook nog extra middelen bij gekomen, boven op hetgeen dat al beschikbaar was. Zo is onder andere de bijdrage aan het gemeentefonds en BES-fonds voor de uitvoering van de taken uit de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen met € 7 mln. opgehoogd. Daarnaast hebben het College voor de Rechten van de Mens, de NCDR en de Staatscommissie (extra) middelen ontvangen en er zijn middelen vrijgemaakt voor de beleidsontwikkeling van de aanpak van discriminatie. Deze bedragen zijn in 2023 hetzelfde als in 2022.

Daarnaast zijn er in 2022 middelen vrij gemaakt voor Rijk voor Iedereen. Dit wordt in 2023 voortgezet. Het gaat om een bedrag van € 325.000. Ook voor de aanpak van woondiscriminatie zijn aparte middelen geoormerkt. Op dit gebied kunnen we nog geen uitspraken doen over het precieze verschil tussen de uitgaven in 2022 en 2023. In 2022 verwachten we circa € 121.000 te besteden aan de landelijke monitor discriminatie bij woningverhuur en circa € 45.000 voor voorlichtingsmateriaal. In 2023 zal in ieder geval de landelijke monitor weer uitgezet worden die een vergelijkbaar bedrag zal kosten. Daarnaast zijn er plannen voor pilots met antidiscriminatievoorzieningen, een webinar, en een campagne. De bedragen hiervoor zijn nog niet vastgesteld.

14

Vraag:

Kunt u beargumenteerd aangeven of de middelen die zijn vrijgemaakt voor het antidiscriminatiebeleid voldoende zijn om de ambities van de regering op dit vlak waar te maken?

Antwoord:

Op dit moment zijn er voldoende middelen om alle beleidsvoornemens uit te voeren. Het pakket aan maatregelen in het Nationaal Programma is een pakket dat goed uitvoerbaar is. Naast voldoende middelen, zijn uitvoerbaarheid en de mogelijkheden tot implementatie minstens zo belangrijk.

Als er nieuwe maatregelen nodig zijn waarvoor extra middelen nodig zijn, zal hiervoor eerst binnen de departementale begroting gekeken worden naar mogelijkheden en als die er niet zijn, zal in overleg getreden worden met de Minister van Financiën. Er is op dit moment geen aanleiding om dat te doen.

15

Vraag:

Op welke manier voert de Minister van BZK haar coördinerende rol in de aanpak van discriminatie exact uit? Waar bestaat dit uit en hoe krijgt dit concreet vorm? Waaruit blijkt dat dit prioriteit heeft?

Antwoord:

De coördinerende rol van de Minister van BZK komt voort uit haar verantwoordelijkheid voor de Grondwet, in dit geval artikel 1, en alle onderliggende wetten en regelgeving, zoals de Algemene wet gelijke behandeling en de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s). Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de algemene aanpak van discriminatie; vanuit deze verantwoordelijkheid heeft zij zorggedragen voor de instelling van de NCDR en de Staatscommissie. BZK draagt ambtelijk zorg voor de coördinatie door het voorzitten (samen met SZW) van de hoogambtelijke stuurgroep en het organiseren van het tweewekelijkse interdepartementale overleg. In deze gremia wordt beleid ontwikkeld en zo nodig afgestemd, worden afspraken gemaakt en worden de departementen geïnformeerd over allerlei zaken. De NCDR is voor beide gremia uitgenodigd.

16

Vraag:

Om welke voorstellen in het kader van de vernieuwing van het democratisch stelsel gaat het, ter uitvoering van de Staatscommissie Parlementair stelsel (commissie-Remkes)? Zijn er naast de wetsvoorstellen die aan de Raad van State en de Kamers zijn voorgelegd nog meer wetsvoorstellen in voorbereiding? Zo ja, welke?

Antwoord:

Het gaat hierbij om een aantal onderwerpen die zich in verschillende stadia bevinden. Ten eerste een voorstel voor een Wet op de politieke partijen (zie daarover nader het antwoord op vraag 17 hieronder). Over drie andere wetsvoorstellen heeft de Raad van State advies uitgebracht:

  • Wetsvoorstel «Met één stem meer keus»;

  • Wijziging van de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid van de Eerste Kamer om voorstellen van wet te wijzigen en terug te zenden; en

  • Wijziging van de Grondwet inzake de benoeming van de leden van de Hoge Raad.

Twee voorstellen tot wijziging van de Grondwet zijn op dit moment bij de Eerste Kamer aanhangig:

  • Wijziging van de Grondwet inzake de verkiezing, de inrichting en samenstelling van de Eerste Kamer (35 532); en

  • Behandeling van tweede lezingen van Grondwetswijzigingen in verenigde vergadering (35 533).

Daarnaast heb ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming de uitwerking van constitutionele toetsing ter hand genomen.

17

Vraag:

Wanneer wordt de Wet Politieke Partijen naar de Kamer verzonden?

Antwoord:

Zoals eerder aangekondigd ben ik voornemens de Wet op de politieke partijen (Wpp) voor de jaarwisseling in consultatie te brengen. Het traject zal daarbij de gebruikelijke stappen van een wetgevingstraject doorlopen. Na verwerking van de consultatiereacties, behandeling door de ministerraad en advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State, zal het wetsvoorstel, voorzien van een nader rapport bij uw Kamer worden ingediend. Gelet hierop is het nu niet mogelijk om een concrete datum te noemen waarop het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer wordt verzonden.

18

Vraag:

Wat zijn de voornemens met betrekking tot het medeondertekenen van wetsvoorstellen die medeoverheden raken door de Minister van BZK?

Antwoord:

Beleid dat medeoverheden raakt vraagt om een zorgvuldige voorbereiding. Daarvoor ontwikkel ik de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) als handvat, waarin de gevolgen voor medeoverheden een plaats krijgen in de afwegingen, zodat taken voor hen uitvoerbaar zijn. Zoals ik in mijn hoofdlijnenbrief aangaf, heb ik al de mogelijkheid om wetten die medeoverheden raken mede te ondertekenen. De wijze waarop ik invulling wil geven aan deze bevoegdheid komt aan de orde bij de nadere concretisering van het beleidskader decentraal bestuur, dat ik heb opgepakt n.a.v. de verschillende adviezen die hierover afgelopen jaren zijn uitgebracht. Eind 2022 informeer ik u in mijn brief over de Actieagenda Sterk Bestuur nader over het beleidskader en de UDO.

19

Vraag:

Bij het kopje «Veerkrachtige samenleving met weerbare en integere bestuurders, politici en ambtenaren» wordt gerept over «gemeentelijke processen die kwetsbaar zijn voor ondermijning». Aan welke processen denkt de Minister hierbij?

Antwoord:

Gemeenten bieden diensten en producten aan die door criminelen misbruikt kunnen worden, waarmee het risico bestaat dat de gemeente hen onbewust faciliteert. Bij kwetsbare processen denk ik bijvoorbeeld aan het verlenen van vergunningen, het verstrekken van subsidies, het verstrekken van identiteitsbewijzen en grondtransacties, maar ook aan de gemeentelijke informatiehuishouding.

Op dit moment wordt er in opdracht van mijn ministerie een verkenning uitgevoerd naar kwetsbare processen bij gemeenten. In deze verkenning wordt onderzocht wat processen bij gemeenten kwetsbaar maakt, welke kennis en instrumenten reeds bestaan en wat gemeenten nodig hebben voor het signaleren en versterken van kwetsbare processen binnen de eigen gemeentelijke organisatie. De uitkomsten van deze verkenning worden in maart 2023 verwacht. In de Kamerbrief over de voortgang van het programma Weerbaar Bestuur zullen de uitkomsten van deze verkenning aan bod komen. Deze Kamerbrief zal in het voorjaar van 2023 naar de Tweede Kamer verzonden worden.

20

Vraag:

Welke vorm krijgt de participatie vanuit de samenleving als het gaat om een rijksdienst die samen werkt aan maatschappelijke opgaven?

Antwoord: Maatschappelijke opgaven worden steeds complexer. Daarom is binnen de Rijksdienst meer samenwerking in de meest brede zin nodig. Daarbij zal de maatschappelijke opgave centraal moeten staan en samenwerking nodig zijn tussen departementen, met andere overheden, kennisinstellingen én met participatie vanuit de samenleving. Daarvoor heeft het Ministerie van BZK de afgelopen periode diverse handreikingen gedaan die participatie een plek geven in de beleidsvorming. Het programma Ambtelijk vakmanschap en andere programma’s zoals Werk aan Uitvoering bevorderen dat de samenleving betrokken wordt. Het gaat daarbij om het delen van kennis en verhalen over manieren van participatie. BZK heeft hierin een stimulerende en ondersteunende rol. De departementen geven zelf invulling aan participatie binnen hun eigen maatschappelijke opgaven, en zetten dus zelf de stap om in contact te treden met burgers of afvaardigingen daarvan. Dat gebeurt in veel verschillende varianten, zoals gesprekstafels, burgerpanels, en een op een gesprekken, ook door topambtenaren en bewindspersonen.

21

Vraag:

Kunt u een overzicht geven van de totale uitgaven voor het programma Werk aan Uitvoering vanuit het Rijk in 2023?

Antwoord:

In onderstaande tabel treft u de beschikbare budgetten aan die vanuit het programma WaU ter beschikking staan aan de betreffende organisaties voor begrotingsjaar 2023:

(Bedragen x € mln.)

Ministerie

Bedrag 2023

Financiën

107,3

OCW

49,3

SZW

53,4

BZK/GDI

56,2

BZK rijksbreed en overig

24,0

JenV

126,0

VWS

30,6

LNV

18,0

EZK

34,0

IenW

18,7

Defensie

0,5

Gezamenlijke voorstellen

54,1

   

Totaalbedrag:

572,1

Van dit totaalbedrag is door de verschillende ministeries inmiddels voor een bedrag van totaal € 509 mln. voorzien in concrete plannen voor 2023 en zijn de middelen vanuit de Aanvullende post overgeheveld naar de departementale begrotingen. Op het resterende deel kan uiterlijk bij voorjaar 2023 op basis van concrete bestedingsvoorstellen nog een beroep worden gedaan.

22

Vraag:

Wanneer vindt de eerste evaluatie van Werk aan Uitvoering plaats?

Antwoord:

Er is geen evaluatie van het programma WaU. Het betreft een programma met een tijdshorizon van circa 10 jaar met veel betrokken partijen overheidsbreed (departementen, uitvoeringsorganisaties, gemeenten en provincies). Wel wordt de TK jaarlijks over de voortgang geïnformeerd. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (AP&P) heeft per brief op 15 februari 2022 toegezegd de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van Werk aan Uitvoering. In de brief van 7 juli 2022 heeft de Minister voor AP&P de stand van zaken op het programma Werk aan Uitvoering toegelicht en aangegeven wat de prioriteiten zijn binnen dit programma voor deze kabinetsperiode en hoe het Kabinet om wil gaan met de menselijke maat in dienstverlening. Daarnaast zal jaarlijks een Staat van de Uitvoering verschijnen. Alle bewindspersonen zijn verder afzonderlijk verantwoordelijk voor de onder hen vallende uitvoeringsorganisaties en voor de manier waarop die in staat gesteld worden hun taken in de praktijk uit te voeren voor burgers en ondernemers, binnen de randvoorwaarden van het Coalitieakkoord. Zij informeren de Tweede Kamer over de behaalde resultaten of als onverhoopt doelstellingen niet of onvoldoende worden gerealiseerd.

23

Vraag:

Wat wordt er precies waarvoor betaald met de +/- 155 miljoen euro? Kan hier een tabel voor komen?

Antwoord:

De financiering van de generieke digitale infrastructuur (GDI) wordt vanaf het begrotingsjaar 2023 centraal ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De GDI is de verzamelterm voor de digitale voorzieningen die overheidsbreed worden gebruikt voor dienstverlening aan burgers en ondernemers, zoals MijnOverheid en DigiD. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de kosten voor beheer & exploitatie en kosten voor doorontwikkeling.

In totaal is circa € 155 mln. overgeboekt door de departementen, het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De diverse bijdragen staan hieronder toegelicht. Deze middelen worden ingezet voor de financiering van ontwikkeling, beheer en exploitatie van de generieke digitale infrastructuur. Uw Kamer ontvangt binnenkort het GDI-programmaplan voor 2023 waarin de besteding van de middelen nader wordt toegelicht, inclusief de gevraagde tabel.

24

Vraag:

Moeten uitvoeringsorganisaties ook voldoen aan de WOO, en de regels voor de informatiehuishouding?

Antwoord:

Ja, uitvoeringsorganisaties zijn bestuursorganen die uitvoering geven aan beleid en regelgeving en vallen daarmee onder de reikwijdte van de Wet open overheid. De regels voor informatiehuishouding zijn vastgelegd in de Archiefwet, het archiefbesluit en de archiefregeling. De Archiefwet verplicht elke overheidsorganisatie om haar informatie duurzaam toegankelijk te maken en te houden, en te vernietigen wanneer de bewaartermijn is verlopen. Uitvoeringsorganisatie vallen daarmee ook onder de reikwijdte van deze wet, het besluit en de regeling en zijn daarmee ook aan deze regels gehouden.

25

Vraag:

Welke nieuwe vormen van burgerparticipatie zijn er geïntroduceerd tussen 2010 en 2022?

Antwoord:

Op lokaal niveau is het uitdaagrecht geïntroduceerd. Bij het uitdaagrecht nemen initiatiefnemers de uitvoering van overheidstaken over, als zij denken deze taak beter of efficiënter uit te kunnen voeren. Met de door BZK en VNG ontwikkelde Quick Scan Lokale Democratie gingen lokale bestuurders in gesprek met inwoners en stelden zij samen verbeteragenda’s op voor hun lokale democratie. Door de coronacrisis gingen veel gemeenten ook aan de slag met digitale participatie. Online participatie maakte het mogelijk om groepen te bereiken die zich normaal gesproken niet laten horen. Vanuit de gedachte dat het betrekken van inwoners, inclusief het uitdaagrecht, beter verankerd dient te worden, heb ik zeer recent het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel wil het kabinet decentrale overheden verplichten om bij verordening heldere kaders over zeggenschap en invloed op decentraal niveau te scheppen, zodat inwoners, maatschappelijke organisaties en decentrale besturen weten waar ze aan toe zijn. Decentrale overheden kunnen in de verordening keuzes maken over hoe zij hun democratie inrichten en welke vormen zij daarbij willen gebruiken. Om dit te ondersteunen heeft BZK samen met ProDemos een afwegingskader voor participatie ontwikkeld. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is toegelicht hoe de vormen van participatie veranderen en zich ontwikkelen door de tijd heen. In de praktijk zetten decentrale overheden een grote verscheidenheid en combinaties aan vormen van participatie in om inwoners bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid te betrekken. Het gaat hierbij zowel om beproefde werkwijzen zoals dorps- en wijkraden, als om nieuwe vormen van participatie. Werkwijzen als het uitdaagrecht, online burgerbegrotingen of gelote burgerpanels worden bijvoorbeeld steeds meer toegepast en verder ontwikkeld of gecombineerd met online raadplegingen of stemmingen.

Op nationaal niveau werd in 2009 het instrument internetconsultatie ingevoerd en sinds 2016 is dit een verplichte stap in het wetgevingsproces. Er zijn inmiddels 2180 internetconsultaties afgerond. Daarnaast worden momenteel verkenningen uitgevoerd over de toepassing van gelote burgerfora rond een aantal grote maatschappelijke thema’s. Zo verkennen we bijvoorbeeld een burgerforum op klimaat en energie. Burgerfora kunnen onder bepaalde randvoorwaarden een nuttige aanvulling zijn op de representatieve democratie. Van belang is een goede politieke en democratische inbedding.

26

Vraag:

Kunt u een overzicht geven van de totale uitgaven aan de bestrijding van discriminatie en racisme vanuit uw ministerie in 2023?

Antwoord:

In 2021 zijn extra middelen (€ 12 mln.) vrijgemaakt voor de aanpak van discriminatie. Daar zijn in 2022 uit het coalitieakkoord ook nog extra middelen bij gekomen, boven op hetgeen dat al beschikbaar was. Zo is onder andere de bijdrage aan het gemeentefonds en BES-fonds voor de uitvoering van de taken uit de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen met € 7 mln. opgehoogd. Daarnaast hebben het College voor de Rechten van de Mens, de NCDR en de Staatscommissie (extra) middelen ontvangen en er zijn middelen vrijgemaakt voor de beleidsontwikkeling van de aanpak van discriminatie. Deze bedragen zijn in 2023 hetzelfde als in 2022.

Daarnaast zijn er in 2022 middelen vrij gemaakt voor Rijk voor Iedereen. Dit wordt in 2023 voortgezet. Het gaat om een bedrag van € 325.000

Ook voor de aanpak van woondiscriminatie zijn aparte middelen geoormerkt. Op dit gebied kunnen we nog geen uitspraken doen over het precieze verschil tussen de uitgaven in 2022 en 2023. In 2022 verwachten we circa € 121.000 euro te besteden aan de landelijke monitor discriminatie bij woningverhuur en circa € 45.000 euro voor voorlichtingsmateriaal. In 2023 zal in ieder geval de landelijke monitor weer uitgezet worden die een vergelijkbaar bedrag zal kosten. Daarnaast zijn er plannen voor pilots met antidiscriminatievoorzieningen, een webinar, en een campagne. De bedragen hiervoor zijn nog niet vastgesteld.

27

Vraag:

Kunt u tevens een overzicht bieden van de totale uitgaven aan de bestrijding van discriminatie en racisme vanuit het Rijk in 2023?

Antwoord:

Dat is op dit moment niet mogelijk omdat de uitgaven aan de bestrijding van discriminatie vaak onderdeel zijn van andere beleidsmiddelen, die niet apart aangemerkt zijn als middelen voor discriminatiebestrijding. In de aanbiedingsbrief van de Ministers van BZK, van SZW, van JenV, van OCW, voor LZenS en voor VRO bij het Nationaal Programma van 19 september uitgelegd dat de aanpak van discriminatie soms onderdeel is van andere beleidsterreinen, niet de primaire beleidsdoelstelling is. Om die reden is het op dit moment lastig om een totaaloverzicht te geven van de financiën.

28

Vraag:

Op blz. 34 van de memorie staat met betrekking tot de Evaluatie Wfpp dat er een actuele meldplicht voor giften vanaf 10.000 euro per donateur komt. Wordt hier bedoeld «1.000» euro, zoals staat in het amendement- Ellian (Kamerstuk 35 657, nr. 56)?

Antwoord:

Het amendement Ellian regelt dat de drempel voor openbaarmaking van giften aan politieke partijen en hun neveninstellingen wordt verlaagd naar een bedrag van in totaal meer dan € 1.000, – per donateur per jaar. Politieke partijen moeten deze giften melden in de jaarlijkse financiële verantwoording die zij op grond van de wet in moeten dienen bij mij. In aanvulling daarop bevat de Evaluatiewet financiering politieke partijen (in samenhang met het amendement Leijten en Arib, Kamerstukken II 2021/22, 35 657, nr. 58) een voorstel voor een meldplicht inzake substantiële giften aan politieke partijen die politieke partijen verplicht om giften vanaf in totaal € 10.000,- of meer per donateur per jaar binnen drie dagen na ontvangst te melden bij mij. Hierdoor worden deze giften in een eerder stadium openbaar.

29

Vraag:

Heeft er in Nederland ooit een pilot plaatsgevonden met zogenaamde Democratic Equality Vouchers?

Antwoord:

Voor zover bekend bjj het Ministerie van BZK heeft er in Nederland geen pilot plaatsgevonden met Democratic Equality Vouchers.

30

Vraag:

Wat is de reden van de daling van de uitgaven vanaf 2021 aan subsidies voor «Verbinding inwoner en overheid», onder artikel 1.2?

Antwoord:

In 2018–2021 was er vanuit het Regeerakkoord extra budget beschikbaar voor de versterking van de lokale democratie. Hiervoor zijn in het kader van het programma Democratie in Actie tot en met 2021 subsidies verstrekt.

31

Vraag:

Hoeveel is er tussen 2010 en 2022 uitgegeven aan democratische vernieuwing?

Antwoord:

Tussen 2010 en 2022 is circa € 12 mln. besteed aan de vernieuwing van de lokale democratie en de bevordering van participatie op decentraal niveau, onder meer via het programma Democratie in Actie.

Aan de versterking van de onafhankelijke positie van lokale politieke partijen is in de jaren 2020–2022 € 1 mln. via het Kennispunt Lokale Politieke Partijen besteed.

In 2016 en in 2018 zijn 2 landelijke raadgevende referenda uitgevoerd. De totale kosten daarvan bedroegen € 45 mln.

32

Vraag:

Hoeveel budget is er gereserveerd voor pilots op het gebied van democratische vernieuwing voor de periode 2023–2025?

Antwoord:

In het Coalitierakkoord is geen apart budget beschikbaar gesteld voor democratische vernieuwing. Per project, zoals het nationaal burgerforum over energie en klimaat of over vergrijzing, zal per vakdepartement naar budget worden gezocht. Wel worden vanuit de BZK begroting middelen gereserveerd voor onderzoek en ondersteuning van decentrale overheden bij de uitvoering van het wetsvoorstel Versterking participatie.

33

Vraag:

Hoeveel kost de website www.isdatechtzo.nl en in hoeverre wordt hier gebruik van gemaakt?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK heeft in november 2020 een subsidie verleend ten bedrage € 392.751,- voor de uitvoering van het project «Nieuwswijs Online». Doel van dit project was het opzetten van www.isdatechtzo.nl. In februari 2022 is een vervolgsubsidie toegekend voor de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022, waarbij een bedrag werd toegekend van maximaal € 272.040,-.

In het projectplan is ingezet op een zo groot mogelijk bereik met als kwantitatieve doelstelling een communicatiebereik van 5 miljoen. Met communicatiebereik wordt dan het totaal aan bereik via paid, earned en owned media genoemd. Het is de optelsom van o.a. views, bezoeken, online nieuwsberichten, kijk en luistercijfers en retweets. Deze doelstelling werd in mei 2021 al behaald. Op 31 december 2021 was het totale communicatiebereik ruim 7,7 miljoen.

34

Vraag:

Hoe en op welke manier wordt de Tweede Kamer meegenomen in het meer agile werken? Is er een beeld te schetsen welk doel in 2023 moet worden bereikt ten aanzien van een transitie een meer agile werkwijze?

Antwoord:

De Agile werkwijze is één van de werkwijzen voor een project. Deze keuze kan per project en per organisatie verschillen. De laatste jaren is er een opmars te zien van verschillende Agile-manieren van werken. Ook binnen de rijksoverheid worden projecten op een Agile manier uitgevoerd.

Op het Rijks ICT-dashboard melden we wat hierover bekend is (20x Agile, 2x Waterval). Het Adviescollege ICT-toetsing besteedt er in de BIT-toetsen regelmatig aandacht aan. Daarnaast wordt de Tweede Kamer vanuit de ministeries bijgepraat over de individuele ICT-projecten.

Een voorbeeld van een ICT-project dat met Agile werkt is het project Voortgang programma Verbetering Reisdocumentenstelsel (VRS) van met Ministerie van BZK. Uw Kamer is hier in 2020 uitgebreid over geïnformeerd.

De Agile manier van werken en de watervalmethode zijn verschillende werkwijzen om een project aan te pakken. De Agile manier van werken is een iteratief proces. Elke iteratie levert een deelproduct op. De watervalmethode is opgebouwd in fasen. Pas als een fase is afgerond, wordt er begonnen met de volgende fase. Voorbeeld: ontwerpfase en realisatiefase.

35

Vraag:

Hoe wordt invulling gegeven aan versterking van participatie? Over welke specifieke opdrachten om democratische innovatie te monitoren gaat het precies?

Antwoord:

Om participatie verder te versterken heb ik recent zoals toegelicht bij vraag 25 het wetsvoorstel versterking participatie op decentraal niveau ingediend.

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel versterking participatie op decentraal niveau kondigt het kabinet aan te zullen monitoren hoe beleid en praktijk van burgerparticipatie zich ontwikkelen. Hiermee worden de ervaring en lessen van medeoverheden bij het opstellen en uitvoeren van een participatieverordening en bij het inbedden van burgerparticipatie in de politieke praktijk en ambtelijke organisatie gebundeld. Ik verwacht in het voorjaar van 2023 een 0-meting van de monitor gereed te hebben.

Het Ministerie van BZK neemt daarnaast als maatschappelijk partner deel aan het Nationale Wetenschapsagenda-onderzoeksproject Revitalized Democracy for Resilient Societies (Redress). Dit richt zich op «hybride democratische innovaties» waarin vormen van overleg (denk aan burgerfora) en stemmen (denk aan correctieve referenda of peilingen) worden gecombineerd. Hoe kunnen zulke «hybride democratische innovaties» de representatieve democratie versterken?

Ook op het nationale niveau zie ik mogelijkheden de betrokkenheid van burgers bij politieke besluitvorming te vergroten. De energietransitie is daarbij vanuit het Coalitieakkoord benoemd als prioritair thema. Samen met de Minister van EZK werk ik daarom een visie op burgerbetrokkenheid bij de energietransitie uit en verkennen we een nationaal burgerforum over het klimaat en energiebeleid. Ik zie dat als een eerste stap om te bezien hoe we ook op andere grote transities in de samenleving burgers meer invloed en zeggenschap kunnen geven. De motie Van Dijk vraagt hier ook om en roept het kabinet op om met voorstellen te komen voor nieuwe vormen van burgerparticipatie op het nationale niveau. Andere moties vragen het kabinet om aan de slag te gaan met specifieke vormen en methoden, zoals burgerfora of burgerbegrotingen. Zo verzoekt de op 22 september jl. aangenomen motie van de leden Heerma en Den Haan om een burgerberaad in te stellen om de samenleving te betrekken bij de vraagstukken van vergrijzing. We bezien per vraagstuk en thema hoe burgers het beste een stem kunnen krijgen. In een beleidsbrief dit najaar zal ik de Tweede Kamer nader informeren.

36

Vraag:

Op welke manier wordt de aangenomen motie rond financiering van lokale politieke partijen in de begroting verwerkt en waar zien we dat terug?

Antwoord:

De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van het debat over de Evaluatiewet Wfpp de motie van Dijk c.s. aanvaard (Kamerstukken 2021/22, 35 657, nr. 79). Deze motie verzoekt de regering in 2022 een voorstel Wet op de politieke partijen bij de Kamer in te dienen dat een regeling bevat voor subsidiëring van decentrale politieke partijen conform het advies van de commissie-Veling alsmede, na overleg met vertegenwoordigers van decentrale politieke partijen, een regeling voor transparantie van de overige inkomsten per 1 januari 2024. Daarmee heeft deze motie geen effect op de begroting over het jaar 2023. Ik ben op dit moment in overleg over de mogelijkheden om voor 2024 financiële dekking voor een dergelijke subsidieregeling te vinden. Ik zal uw Kamer bij het in consultatie brengen van de Wet politieke partijen (Wpp) informeren over de laatste stand van zaken.

37

Vraag:

Is er een specificatie beschikbaar van de € 2,5 mln. euro die begroot is voor de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR)? Zo ja, is het mogelijk dat deze naar de Tweede Kamer gestuurd kan worden?

Antwoord:

De uitgaven van de NCDR bestaan met name uit personeelskosten voor de NCDR zelf en zijn team, ICT- en huisvestingskosten en kosten voor het organiseren van bijeenkomsten.

Personeelskosten, incl externe inhuur

€ 1.410.000

ICT- en huisvestingskosten

€ 200.000

Overige PIOFACH-kosten

€ 315.000

Kosten conferenties en materiele uitgaven

€ 525.000

Onderzoeksuitgaven

€ 50.000

   

Totaal

€ 2.500.000

38

Vraag:

Waarop is het budget van 2,5 miljoen euro van de NCDR gebaseerd? Op welke afspraken rust dit budget?

Antwoord:

In het rapport van ABD Topconsult uit 2021 is een budget geadviseerd voor ca. 15 fte en materiele kosten. Uitgaande van ongeveer € 100.000 per fte en materiele kosten van € 1 mln. kom je uit op € 2,5 mln. Er was geadviseerd om te starten met een budget van € 2 mln. en te kiezen voor een geleidelijke opbouw van het budget naar ca. € 5 mln. In het Coalitieakkoord is het budget met € 0,5 mln. opgehoogd naar het huidige bedrag van € 2,5 mln. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is een motie van het lid Azarkan aangenomen waarin de regering verzocht wordt om te onderzoeken of het huidige budget voor de NCDR voldoet voor de uitvoering en de totstandkoming van nieuw beleid. We geven invulling aan de motie door te onderzoeken of uitbreiding van het budget nodig en mogelijk is.

39

Vraag:

Kunt u het budget en de bestedingen van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) en de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) naast elkaar leggen?

Antwoord:

Het Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» heeft de structurele positie van de NCAB bekrachtigd. In de JenV begroting 2022 is in totaal € 500.000 per jaar voor dit doel beschikbaar gesteld.

Daarnaast is er aan de begroting van BZK € 500.000 toegevoegd voor de NCDR. Dit bedrag is boven op de reeds beschikbare € 2 mln. voor de NCDR gekomen. De NCDR heeft een uitgebreider ondersteunend bureau dat werkt aan de totstandkoming van het Nationaal Programma en de relaties onderhoudt met maatschappelijke initiatieven, belangengroepen, bedrijven en bestuursorganen, terwijl de NCAB een kleine ondersteunende staf heeft.

40

Vraag:

Hoe is en wordt het budget van de NCDR besteed? Kunt u dit specificeren per onderdeel?

Antwoord:

Zie het antwoord bij vraag 37.

41

Vraag:

Waar komt de toename van meldingen over identiteitsfraude bij het CMI en MFO vandaan?

Antwoord:

Bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI) kunnen burgers terecht voor het melden van identiteitsfraude, tips om identiteitsfraude te voorkomen en advies en ondersteuning als men slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Door een bijdrage te leveren aan de bewustwording en preventie van identiteitsfraude met presentaties, workshops en andere voorlichtingsactiviteiten zorgt het CMI dat burgers weerbaarder zijn tegen identiteitsfraude en anderzijds van het bestaan van het CMI weten en daardoor een melding kunnen doen wanneer zij wel slachtoffer zijn geworden.

In onderstaande grafiek is het aantal meldingen te zien sinds de start van het CMI in 2010 tot en met 2021:

Bron: www.rvig.nl

Medio 2019/begin 2020 is de voorlichtingscampagne gestart om met name jongeren weerbaarder te maken tegen identiteitsfraude. Hierdoor is er een grote toename geweest in de meldingen van 2019 naar 2020, welke structureel lijkt. Daarnaast was er in 2020 een grote stijging in de meldingen «bestellingen op naam», dit zijn meldingen waarbij de burger aangeeft rekeningen of aanmaningen te krijgen voor bestelling die de burger niet zelf heeft gedaan. De lichte daling in de cijfers van 2020 naar 2021 heeft grotendeels te maken met het afvlakken van deze piek in de meldingen «bestellingen op naam»

In onderstaande tabel is het aantal meldingen per maand in 2022 opgenomen:

 

Jan.

Feb.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

#

427

454

432

613

434

493

535

631

Afgaande op deze aantallen voor 2022 (in totaal 4019) verwachten we ook dit jaar ruim 6000 meldingen te ontvangen. Door eventuele incidenten (zoals een datalek of veranderende/nieuwe fraudetechnieken) kan er opeens een flinke toename in het aantal meldingen zijn.

Het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO) is op 1 januari 2021 gestart en helpt burgers, bedrijven en overheidsorganisaties bij het corrigeren van fouten in overheidsregistraties. Het MFO sloot 2021 af met 504 meldingen. In 2022 zijn tot nu toe 477 meldingen ontvangen.

In onderstaande tabel is het aantal meldingen in 2022 per maand zichtbaar:

 

Jan.

Feb.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

#

72

73

62

49

58

57

49

57

Je kunt daardoor nu al, voorzichtig, spreken van een stijging als het gaat om het aantal meldingen in 2022. Met een campagne in 2021 is het bestaan van het MFO bij een breed publiek onder de aandacht gebracht. Door samenwerking met onze ketenpartners en het uitbouwen van een goed netwerk wordt getracht (ook) meer fouten te helpen herstellen.

42

Vraag:

Wat zijn de redenen waarom het voor Logius lastig is om de meerjarige tarieven te berekenen bij het generieke deel?

Antwoord:

Het is voor Logius om twee redenen lastig om meerjarige tarieven af te geven voor MijnOverheid-Berichtenbox. Het inschatten van de tarieven gebeurd zowel op basis van voorcalculatie als nacalculatie. Ten tweede staan de kosten voor voorzieningen en infrastructuur onder invloed van externe factoren.

Met betrekking tot de volumes is het zo dat publieke dienstverleners jaarlijks vooraf een inschatting geven van het verwachte gebruik, met daar aan gekoppeld een voorlopig tarief. Voor de eindafrekening wordt op basis van daadwerkelijk gebruik het tarief of een narekening bepaald. Deze inschatting is extra lastig door bijvoorbeeld de invoering van de wet Digitale Overheid en het aantal te verwachten berichten na invoering. Deze systematiek vervalt overigens met de start van de centrale financiering in 2023.

Voor de inschatting van de generieke kosten is een deel wel meerjarig in te schatten, de standaard voorzieningen, echter de noodzakelijke ontwikkelingen en externe factoren in het generieke deel is de tweede reden waarom de kosten van de voorzieningen en onderliggende infrastructuur meerjarig moeilijk in te schatten zijn. Voorbeelden van deze factoren zijn stijgende prijzen, inflatie en extra kosten voor aanvullende maatregelen om de continuïteit van die voorzieningen te waarborgen. Bij deze laatste gaat het bijvoorbeeld om extra veiligheidsmaatregelen of noodzakelijke aanpassingen in de «defense» van de voorzieningen.

Ook verschillen de kosten of een burger inlogt met «DigiD plus sms-verificatie» of met «DigiD plus app-verificatie». Gaandeweg verandert de verhouding tussen beide inlogmogelijkheden. Steeds meer burgers maken gebruik van de «DigiD-app» voor de verificatie, wat veiliger en goedkoper is dan verificatie via sms.

43

Vraag:

Wanneer kan de Kamer een plan tegemoet zien en een uiterste uitvoeringsdatum van de motie van het lid Azarkan c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 33), waarin wordt verzocht om een brede doorlichting op discriminatie en etnisch profileren te organiseren van de werkwijze en organisatiecultuur van alle (semi)overheidsinstanties en uitvoeringsinstanties?

Antwoord:

Deze motie is opgenomen in de taakopdracht van de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme. De Staatscommissie is ingesteld voor 4 jaar en kan tussentijdse rapportages opleveren.

44

Vraag:

Op welke wijze voert de regering de motie van het lid Van Baarle (Kamerstuk 29 544, nr. 1052), waarin wordt verzocht om naming-and-faming toe te passen op bedrijven met goede praktijken tegen discriminatie? Hoe zorgt de regering ervoor dat goede praktijkvoorbeelden breder worden verspreid dan alleen binnen de werkagenda VIA?

Antwoord:

Sociale normstelling (wat is passend?) en voorbeeldgedrag spelen een belangrijke rol bij maatschappelijke verandering. Dit geldt ook voor verandering bij werkgevers. Werkgevers willen «bewijs» dat acties om discriminatie tegen te gaan werken, bij voorkeur bij bedrijven uit de eigen sector.

Het ophalen en verspreiden van goede voorbeelden speelt een belangrijke rol in het actieplan voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie, dat in de zomer met uw Kamer is gedeeld, en in de werkagenda VIA. Zo werkt het Ministerie van SZW aan een voorhoede van bedrijven in zogenoemde communities of practice en doe-netwerken. Bedrijven werken hierbij aan de invoering van concrete interventies voor gelijke kansen. Daarbij worden goede voorbeelden ook uitgelicht en gedeeld om zo ook andere werkgevers te kunnen inspireren en aanzetten tot het ondernemen van actie.

Ook werkt het Ministerie van SZW samen met VNO-NCW/MKB-NL en AWVN aan het openstellen van bestaande branche- en sector netwerken en aan het organiseren van communities op sector en brancheniveau. We werken daarbij aan het ophalen en uitdragen van effectieve interventies en rolmodellen passend voor die sector of branches. Verder probeert het Ministerie van SZW in alle tools en instrumenten gericht op het bieden van handvatten aan werkgevers om arbeidsmarktdiscriminatie te voorkomen zoals een e-learning en het openstellen van de helpdesk van Diversiteit in Bedrijf voor werkgevers zoveel mogelijk gebruik te maken van concrete voorbeelden en rolmodellen.

45

Vraag:

Acht u de motie Van Baarle/Simons (Kamerstuk 35 925-VII, nr. 35), die de regering verzoekt te bezien hoe de financiële verantwoording van de uitgaven van discriminatiebestrijding kan worden verbeterd, reeds afgedaan met uw schrijven d.d. 19 september 2022 over het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme? Zo ja, waarom bent u ervan overtuigd dat u reeds alles wat mogelijk is heeft gedaan om de verantwoording te verbeteren? Zo nee, wat gaat u verder doen om de verantwoording te verbeteren?

Antwoord:

Ik acht de motie uitgevoerd; er is immers een uitgebreide verantwoording opgeleverd. Echter, in de geest van deze motie zal ik in overleg treden met de Minister van Financiën over wat de mogelijkheden zijn om in toekomst de Rijksbegroting beter inzichtelijk te maken wat jaarlijks begroot wordt voor de aanpak van discriminatie. Als dat beter inzichtelijk is gemaakt, wordt het ook makkelijker om achteraf te verantwoorden.

46

Vraag:

Hoe is de regering voornemens de motie Van Baarle c.s. (Kamerstuk 35 925-VII, nr. 36), waarin de regering wordt verzocht om de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme te verzoeken om de regering te adviseren hoe de meting van de effectiviteit van de maatregelen tegen discriminatie kan worden verbeterd, uit te voeren? Wanneer kan de Kamer een advies en een voorstel van de regering tegemoet zien om de effectiviteitsmeting van het antidiscriminatiebeleid te verbeteren?

Antwoord:

Ik ben hierover met de NCDR in overleg, zowel in het kader van de uitvoering van het huidig Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme als vooruitlopend op een volgend Nationaal Programma. Het volgend Nationaal Programma wordt eind 2023 verwacht.

47

Vraag:

Hoe is de regering voornemens om de motie van het lid Van Baarle c.s. (Kamerstuk 30 950, nr. 290), waarin de regering wordt verzocht om te onderzoeken hoe een beleidstarget of streefcijfer opgesteld zou kunnen worden voor het antidiscriminatiebeleid en hier na de totstandkoming van het nationale plan tegen discriminatie van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme een voorstel voor te doen aan de Tweede Kamer, uit te voeren?

Antwoord:

Ik ga hierover in overleg met de NCDR voor welke onderdelen van het Nationaal Programma we dit in het programma kunnen opnemen. Dit is ook toegezegd in de aanbiedingsbrief bij het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme van 19 september.

48

Vraag:

Kan de regering in het kader van de uitvoering van de motie van het lid Van Baarle (Kamerstuk 26 643, nr. 879) aangeven bij welke EU-verordeningen en EU-regelgeving de regering mogelijkheden ziet om tot concretere antidiscriminatiebepalingen te komen?

Antwoord:

In EU verband zetten we ons in om burgers beter te beschermen via wetgeving en om publieke waarden te borgen. In de AI verordening die nu in voorbereiding is, willen we komen tot een wettelijke verplichting om rekening te houden met de risico’s voor mensenrechten en discriminatie bij de ontwikkeling van hoog-risico AI systemen.

Een aantal concrete discriminatiebepalingen wordt voorgesteld in de AI-verordening. Artikel 9 van de AI Verordening gaat over identificatie en mitigatie van risico’s voor mensenrechten voor hoog-risico AI systemen. Daarnaast staat in artikel 10 dat mogelijke vooroordelen/bias in data moet worden geïdentificeerd en voorkomen. Hier is het kabinet tevreden over en zet zich ervoor in dat dit bij de onderhandeling niet wordt afgezwakt.

Naast de EU werkt ook de Raad van Europa aan een juridisch raamwerk voor AI, specifiek om mensenrechten, democratie en rechtsstaat te beschermen. Hierin wordt extra aandacht besteed aan een mensenrechten impact assessment en aan het gebruik van algoritmische besluitvormingssystemen bij de overheid. De eerste inhoudelijke bijeenkomst was op 21-23 september 2022. Ik zal u periodiek informeren over de voortgang van deze onderhandelingen.

49

Vraag:

Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van de toegezegde onderzoeken naar lokaal antidiscriminatiebeleid tegemoet zien en wat behelzen deze onderzoeken?

Antwoord:

Er lopen verschillende onderzoeken. De monitor naar lokaal antidiscriminatiebeleid zit in de afrondende fase, het onderzoek naar het meldproces is nu bezig en wordt begin 2023 verwacht en het onderzoek ter uitvoering van de motie-Belhaj (Kamerstukken II, 2021/22, 30 950-291) wordt momenteel aanbesteed en start dit najaar.

De monitor geeft inzicht in de stand van het huidige lokale antidiscriminatiebeleid; het onderzoek naar het meldproces gaat over het proces van melden van discriminatie en hoe dat beter kan. Het onderzoek ter uitvoering van de motie-Belhaj gaat over de inrichting, financiering en takenpakket van de antidiscriminatievoorzieningen.

50

Vraag:

Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel ter uitvoering van de motie Van Baarle (Kamerstuk 26 643, nr. 877) tegemoet zien?

Antwoord:

De motie van Baarle vraagt om mensenrechten te beschermen, moeten overheden en bedrijven zich aan de bestaande wettelijke kaders houden, waaronder fundamentele mensenrechten. Er is Europese wetgeving in voorbereiding die burgers aanvullende bescherming biedt, namelijk de AI verordening.

De AI verordening regelt dat AI-systemen met een hoog risico aan een set eisen moeten voldoen bij de ontwikkeling en ingebruikname van deze systemen en een CE-markering krijgen voordat ze op de markt komen of in gebruik worden genomen, door overheden en bedrijven.

Zo moet een risicoanalyse worden gedaan en worden onder andere eisen gesteld aan de datakwaliteit, de accuraatheid van het systeem, moet het systeem voldoende transparant zijn voor degene die het toepast en moet er adequaat menselijk toezicht op mogelijk zijn.

Al deze eisen moeten de kans op discriminatie van AI-systemen minimaliseren en de transparantie van AI-systemen en de potentiële effecten vergroten.

Het wetsvoorstel waar Van Baarle om vraagt zal met de AI-verordening worden geregeld. Momenteel vinden de onderhandelingen plaats over de AI- verordening. Daarna volgende trilogen. De verwachting is dat de verordening in 2024 in werking treedt.

51

Vraag:

Kan de regering aangeven hoe invulling is gegeven aan de motie Van Baarle (Kamerstuk 35 925-VII, nr. 39) om te onderzoeken in hoeverre de handreiking non discriminatie by design bekend genoeg is?

Antwoord:

De Staatssecretaris heeft de Audit Dienst Rijk gevraagd om onderzoek te doen naar de bekendheid bij circa 10 overheidsorganisaties met de handreiking.

De ADR start op 3 oktober met hun onderzoek. De doorlooptijd is circa 2 maanden. De ADR zal naast de bekendheid ook onderzoek doen naar ervaringen van overheden met bias-toetsing en, wanneer ze de handreiking niet gebruiken, welke andere maatregelen ze nemen om discriminatie te voorkomen.

Parallel aan het onderzoek is het voornemen dit jaar nog begeleiding en opleiding aan te bieden rondom de handreiking, zowel fysiek als in de vorm van audiovisueel materiaal.

52

Vraag:

Kan de regering aangeven hoe invulling wordt gegeven aan de motie Van Baarle (Kamerstuk 26 643, nr. 829), om de handreiking non discriminatie by design actief te verspreiden onder private partijen? Hoe gaat dit concreet en welke resultaten levert dit op?

Antwoord:

Momenteel wordt gekeken via welke kanalen en via welke media dit het beste kan gebeuren.

Het netwerk en platform van de Nederlandse AI coalitie is aangesproken om de handreiking onder de aandacht te brengen. Op het gebied van communicatie en verspreiding zijn we voornemens om middelen als een podcast of webinar in te zetten.

Met de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid – kortweg – RADIO – wordt momenteel bekeken met welke type (media)kanalen de bekendheid van de handreiking het beste onder de aandacht gebracht kan worden zowel bij publieke als private partijen. De contouren voor een workshop zijn geschetst en de eerste gesprekken over een e-learning en mogelijk een fysieke (hybride) cursus worden gevoerd.

Ik zet deze acties dit jaar nog in gang. In de loop van 2023 overweeg ik een onderzoek te doen naar de bekendheid onder private partijen en wil ik ook evalueren of de acties die in gang zijn gezet daarbij geholpen hebben.

53

Vraag:

Welke indicatoren worden gehanteerd om de Kwaliteitsmanagement Rijksdienst te kunnen monitoren?

Antwoord:

De vraag heeft betrekking op het Subsidieoverzicht (bijlage 5). De reeks onder de noemer «Kwaliteit management rijkdienst» betreft een subsidie aan het Leiden Leadership Centre (LLC) van de Universiteit Leiden, bedoeld voor het vijfjarige onderzoeks- en ontwikkelprogramma «Verder met publiek leiderschap». Met een plek in de Programmaraad en de leergroep Leiderschap is BZK betrokken bij de opzet en voortgang van het onderzoek. In 2021 is een eerste publicatie verschenen van het LLC over «Werken volgens de bedoeling», het eerste deelonderzoek binnen het onderzoeksprogramma. Er volgt minstens nog één andere publicatie. De publicaties zijn indicatoren voor de bijdrage van het onderzoeksprogramma aan de ontwikkeling van nieuwe inzichten op het terrein van publiek leiderschap.

Naar boven