De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Artikel 90 van de Grondwet de regering verplicht om de internationale
rechtsorde te bevorderen;
van mening dat ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten door staten
en misdaden tegen de menselijkheid aanzienlijke schendingen van de internationale
rechtsorde zijn;
constaterende dat het regime van de Islamitische Republiek Iran sinds haar oprichting
in 1979 voortdurend, systematisch, grootschalig en ernstig de mensenrechten schendt,
met inbegrip van de rechten van kinderen, vrouwen en etnische en religieuze minderheden;
van mening dat een proactief beleid van de Nederlandse regering nodig is om internationaal
strafrechtelijke vervolging mogelijk te maken, verzoekt de regering;
om de mogelijkheden die het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen
van rassendiscriminatie ICERD biedt te benutten, om het Iraanse regime – dat verantwoordelijk
is voor ernstige, systematische en voortdurende schendingen van de rechten van etnische
en religieuze minderheden, vrouwen, meisjes en misdaden tegen de menselijkheid – aansprakelijk
te stellen, en de Kamer hieromtrent in te lichten,
en verzoekt voorts de regering om de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang
en bevindingen van de VN Fact Finding Mission on Iran, en over de acties die de Nederlandse regering naar aanleiding van die bevindingen
onderneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Karimi
Nanninga
Van Apeldoorn
Dittrich
Huizinga-Heringa
Koffeman
Perin-Gopie
Van der Goot
Van Dijk