36 200 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2023

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2023

Op 29 juni 2023 ontving het Ministerie van Buitenlandse Zaken het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken om een reactie op het verzoek van een burger om een registratiepunt in te stellen voor klachten over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Graag voldoe ik met deze brief aan uw verzoek om een reactie.

Het Koninkrijk der Nederlanden is sinds 1954 partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat zich op basis van de jurisprudentie van het EHRM sindsdien ontwikkeld heeft tot een van de fundamenten van de rechtsbescherming in het Koninkrijk en in Europa. Het kabinet heeft groot vertrouwen in de professionaliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het EHRM en in de afwikkeling van zaken door het EHRM. Hoewel het kabinet de procedure bij het EHRM daarom met voldoende waarborgen acht te zijn omkleed, neemt het klachten over het functioneren van het EHRM serieus.

De kwaliteit van de rechtspraak van het EHRM wordt in de eerste plaats bepaald door de deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters. Deze wordt gewaarborgd door de vereisten die aan (kandidaat-)rechters worden gesteld alsmede door de zorgvuldige selectieprocedure op zowel nationaal als Europees niveau. Hierbij speelt de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, die bestaat uit volksvertegenwoordigers uit alle lidstaten bij de Raad van Europa, een centrale rol. Deze kiest namelijk uiteindelijk uit een lijst van drie kandidaten welke rechter zitting mag nemen in het EHRM.

Daarnaast gelden voor de procedures voor het EHRM diverse eisen die volgen uit het EVRM en uit de daarop gebaseerde Rules of Court (https://www.echr.coe.int/documents/d/echr/rules_court_eng). Dit zijn bepaalde ontvankelijkheidsvereisten (artikel 35, lid 1 van het EVRM), maar ook eisen aan de wijze waarop stukken moeten worden ingediend. Verzoekers zijn zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan deze ontvankelijkheidsvereisten. Wanneer het EHRM van mening is dat niet is voldaan aan de vereisten, wordt een verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen staat geen beroep open.

Verder merkt het kabinet op dat de procedure ten aanzien van ontvankelijkheidsbeslissingen met de inwerkingtreding van Protocol no. 14 bij het EVRM is verbeterd. Voorheen werden niet-ontvankelijkheidsbeslissingen van het EHRM niet gemotiveerd, maar ontvingen burgers enkel een brief waarin de beslissing werd medegedeeld. In 2015 hebben de lidstaten van het EVRM verzocht om meer motivering bij dergelijke beslissingen, zodat burgers weten waarom een klacht niet-ontvankelijk is verklaard. Het kabinet is zich ervan bewust dat de motiveringen van deze beslissingen niet heel uitvoerig zijn. Op basis van de jaarlijkse analyse van het EHRM ontvangt het jaarlijks namelijk circa 45.000 verzoekschriften.

Omdat het EHRM een onafhankelijk functionerende instantie is die onderdeel uitmaakt van een internationale organisatie zijnde de Raad van Europa, is het niet opportuun dat Nederland een faciliteit opricht om klachten te verzamelen hier over. Wel neemt Nederland signalen over het functioneren van het EHRM serieus en kan deze, waar relevant, aan de orde stellen binnen de Raad van Europa. Deze kunnen bijvoorbeeld worden opgebracht tijdens het jaarlijkse agentenoverleg bij het EHRM. Hoewel het EHRM niet voorziet in een formele procedure voor klachten, kan een verzoeker ook rechtstreeks een signaal geven door middel van een brief gericht aan de Griffier van het EHRM.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

Naar boven