36 200 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023

V BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2023

Hierbij doe ik uw Kamer mijn reactie toekomen op de toezegging van 6 april 2021 aan het lid Dittrich (D66)1, om met de landen te bespreken dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk de mogelijkheid wordt geboden tot het aangaan van een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht, en beschouw ik de toezegging hiermee als afgedaan.

Trouwen met een partner van gelijk geslacht is niet overal binnen het Koninkrijk mogelijk. Laat ik vooropstellen dat ik dit betreur en dit, net als de heer Dittrich, graag anders had gezien. Een ieder zou immers, vind ik, moeten kunnen trouwen met een partner naar keuze. Zoals bekend hebben we binnen het Koninkrijk te maken met vier autonome landen. Deze autonomie brengt verplichtingen en verantwoordelijkheden met zich mee. De landen binnen het Koninkrijk zijn dan ook zelf verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de verwezenlijking van de fundamentele mensenrechten en vrijheden. Het is niet aan Nederland om te bepalen hoe de andere drie landen hier invulling aan geven.

Dit neemt niet weg dat er verdragsrechtelijke verplichtingen zijn waar alle vier de landen binnen het Koninkrijk aan gehouden zijn. Zo volgt uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), dat als staten het huwelijk voor partners van gelijk geslacht niet openstellen er een positieve verplichting op hen rust. Dit houdt in dat er een alternatief moet zijn, zoals bijvoorbeeld een vorm van een geregistreerd partnerschap, die wettelijk verankerd is. Voor het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden geldt binnen het hele Koninkrijk medegelding.

Aruba heeft recentelijk een eerste stap gezet met het wettelijk verankeren van een geregistreerd partnerschap. Hierbij is de kanttekening te plaatsen dat dit geregistreerd partnerschap momenteel geen volwaardige vervanging is van het huwelijk daar de rechtsgevolgen nog niet precies dezelfde zijn. Curaçao en Sint Maarten kennen een dergelijke variant niet. Ik zal de ontwikkelingen met betrekking tot het geregistreerd partnerschap blijven volgen en hier bij de landen aandacht voor blijven vragen.

De afgelopen maanden heb ik over dit onderwerp met de minister-presidenten van de Caribische landen gesproken. Hoewel de meeste gesprekken constructief en invoelend van aard waren, wordt er op dit moment niet voldoende ruimte gezien om het huwelijk voor partners van gelijk geslacht open te stellen. Dit is zeer spijtig, maar gelet op de autonomie van de landen zijn mijn handelingsperspectieven beperkt.

Ten slotte geef ik uw Kamer mee dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof) onlangs twee vonnissen heeft gewezen waarin het Hof heeft geoordeeld dat de landen Aruba en Curaçao het discriminatieverbod, zoals dat is neergelegd in de Staatsregeling, hebben geschonden, door partners van gelijk geslacht uit te sluiten van het huwelijk. Zowel het land Aruba als het land Curaçao hebben tegen deze uitspraak cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaken.

Ik wacht de uitkomsten van de procedure bij de Hoge Raad af en nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan zal ik hiervan kennis nemen en de gevolgen daarvan in kaart brengen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 35 570 IV, nr. 33.

Naar boven