36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2022

Met de brief van 4 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200, nr. 77) hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat en ik uw Kamer geïnformeerd over het tijdelijke prijsplafond voor kleinverbruikers en de tegemoetkoming voor het energie-intensieve mkb. In deze brief is het kabinet ingegaan op een aantal belangrijke uitgangspunten voor het tijdelijke prijsplafond, zoals de beoogde doelgroep, de volumegrenzen en de gehanteerde maximumtarieven. Tevens is aangegeven dat het kabinet de komende weken verder werkt aan de vormgeving van het tijdelijke prijsplafond met als doel dit per 1 januari 2023 in werking te laten treden. Tijdens de algemene financiële beschouwingen van 5 en 6 oktober jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 8, algemene financiële beschouwingen en Handelingen II 2022/23, nr. 9, algemene financiële beschouwingen) is er door uw Kamer onder andere een aantal moties ingediend, die betrekking hebben op de verdere uitwerking van het tijdelijke prijsplafond voor kleinverbruikers. De Minister van Financiën heeft de indieners van desbetreffende moties verzocht deze aan te houden. Daarbij heeft uw Kamer verzocht om op korte termijn te komen een nadere duiding. Met deze brief geef ik invulling aan dat verzoek.

Vergoeding energieleveranciers

Het kabinet beoogt met het prijsplafond zekerheid te bieden aan kleinverbruikers over de ontwikkeling van de leveringstarieven. Daartoe wordt tijdelijk een prijsplafond ingesteld waarbij sprake is van maximumtarieven voor gas, elektriciteit en warmte die een leverancier in rekening brengt tot een bepaald verbruik. Leveranciers zullen hiertoe een lager bedrag hanteren dan de normaal geldende contractprijs. Energieleveranciers zullen daarom een vergoeding ontvangen voor het deel van hun klanten dat onder het tijdelijke prijsplafond valt.

Tijdens de algemene financiële beschouwingen zijn vier moties besproken die betrekking hebben tot de vergoeding aan leveranciers. Dit betreft de moties van het lid Alkaya (SP) (Kamerstuk 36 200, nr. 84), van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. (Kamerstuk 36 200, nr. 92), van het lid Maatoug (GL) c.s. (Kamerstuk 36 200, nr. 124) en van het lid Omtzigt (Omtzigt) c.s. (Kamerstuk 36 200, nr. 118). Met deze moties roepen de indieners het kabinet op om zeker te stellen dat de vergoeding die leveranciers krijgen één-op-één terecht komt bij de consument, dat vergoeding wordt gebaseerd op de inkoopprijs met een kleine mark-up gebaseerd op reële kosten, en dat er geen bonussen, dividenduitkeringen of de aankoop van eigen aandelen uit de vergoeding worden bekostigd. Daarnaast wordt verzocht om de markteffecten en budgettaire implicaties van het prijsplafond nauwlettend te monitoren, en te onderzoeken hoe het toezicht kan worden vormgegeven. Het kabinet neemt deze verzoeken mee in de verdere uitwerking. Het kabinet deelt dit uitgangspunt. Voor de vergoeding die de leveranciers ontvangen zal het kabinet, conform de eisen die de Europese Commissie hieraan stelt, zeker moeten stellen dat alle middelen die naar de leveranciers gaan, worden doorgegeven aan de consument. De vergoeding die de leverancier ontvangt, bedraagt daarom maximaal het verschil tussen zijn contractuele prijs en het prijsplafond. Het kabinet zal in de vormgeving van de regeling waarborgen (en de Europese Commissie zal dit ook verlangen) dat eventueel te veel vergoede middelen terug kunnen worden gevorderd indien de beoogde accountantscontrole hier aanleiding toe geeft. Daarnaast zal moeten worden voorkomen dat het prijsplafond eventuele overwinsten mogelijk maakt. Het kabinet zal daarom, in overleg met de Autoriteit Consument & Markt (ACM), bezien wat er nodig is om ongewenste effecten van het prijsplafond op de werking van de markt zoveel mogelijk te voorkomen.

Gelet op de grote urgentie van de hoge energieprijzen en de zeer korte tijdshorizon waarbinnen het prijsplafond tot stand moet komen, dient het kabinet scherp te letten op de uitvoerbaarheid van de voorliggende maatregel binnen dat strakke tijdspad. Daarom vinden op dit moment verschillende overleggen plaats tussen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de energieleveranciers over de operationele vormgeving van het plafond. Daarnaast worden met de ACM de consequenties van het tijdelijke prijsplafond voor het bestaande toezicht en de eventuele mogelijkheden voor aanscherping hiervan besproken. Doel van deze gesprekken is het in kaart brengen van uitvoerbare mogelijkheden. Het kabinet zal uw Kamer vóór 1 november a.s. informeren over een uiteindelijke regeling voor het tijdelijke prijsplafond komen. De vergoeding voor energieleveranciers en het toezicht hierop zijn hier onderdeel van. Uitgaande van de hierboven genoemde uitgangspunten wil ik de moties van het lid Alkaya (SP), van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s., en van het lid Maatoug (GL) aan het oordeel van uw Kamer overlaten en het lid Omtzigt (Omtzigt) verzoeken zijn motie aan te houden tot de hiervoor aangekondigde brief van uiterlijk 1 november a.s.

Regeling voor november en december

Het tijdelijke prijsplafond zal vanaf 1 januari 2023 gelden. In goed overleg met de energieleveranciers is overeengekomen om een tijdelijke regeling in te stellen in de maanden november en december van dit jaar. De beoogde doelgroep voor het prijsplafond ontvangt in deze maanden via de energieleveranciers een tegemoetkoming van gemiddeld € 190 als korting op de energierekening. Zo merken deze kleingebruikers al vanaf komende maand direct effect van het prijsplafond. De gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 36 200, nr. 125) verzoekt de regering de € 190 per maand voor november en december niet uit te betalen aan mensen die een vast energiecontract met een lage prijs hebben, en de vrijvallende middelen toe te voegen aan het zeer magere noodfonds van gemeenten.

Zoals is aangegeven in de brief van 4 oktober jl. wil het kabinet met het prijsplafond directe verlichting bieden op de energierekening. De uitvoerbaarheid van het prijsplafond op korte termijn is daarom bij veel van de gemaakte keuzes leidend en dit betekent dat de ruimte voor maatwerk beperkt is. Tegelijkertijd weten we dat een deel van de steun ook terecht zal komen bij kleinverbruikers die minder of (nog) niet worden geconfronteerd met hoge energieprijzen. Dat is onvermijdelijk bij een generieke regeling waarmee we huishoudens en andere kleinverbruikers zo snel mogelijk verlichting willen bieden.

Voor de tegemoetkoming in november en december streeft het kabinet ernaar om uiterlijk begin volgende week de betreffende regeling te publiceren in de Staatscourant. Het kabinet ziet daarbij beperkt mogelijkheden om op een dergelijke korte termijn tot een verifieerbaar onderscheid te komen tussen consumenten met een vast contract en consumenten met een variabel contract. Verifieerbaarheid, aan de hand van een accountantscontrole, is daarbij van belang gelet op het uitgangspunt dat de steun volledig bij consumenten terecht moet komen. Bovendien heeft ook een deel van de consumenten die op dit moment over een vast contract beschikken te maken met een relatief hoge energierekening. Dit betreft consumenten die in de eerste helft van dit jaar een vast contract hebben afgesloten. Daarom moet ik deze motie van het lid Omtzigt (Omtzigt) ontraden.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

BIJLAGE 1. APPRECIATIE MOTIES

Indiener

Nummer

Dictum

Oordeel

Alkaya

Kamerstuk 36 200, nr. 84

spreekt uit dat iedere euro die naar energiebedrijven gaat bij huishoudens terecht moet komen en dat het ongewenst is dat hiervan bonussen, dividenduitkeringen of de aankoop van eigen aandelen worden bekostigd;

verzoekt de regering in te grijpen wanneer dit toch gebeurt of dreigt te gebeuren

Oordeel Kamer, indien met de motie wordt beoogd te voorkomen dat de vergoeding leidt tot extra bonussen, dividenduitkeringen en/of de aankoop van eigen aandelen. Daarnaast heeft het kabinet bedrijven opgeroepen terughoudend te zijn met het uitkeren van winst in tijden van hoge prijzen.

Inge van Dijk c.s.

Kamerstuk 36 200, nr. 92

verzoekt de regering om de geadverteerde prijzen en groothandelsprijzen, en effecten (waaronder voorschotten en eindafrekeningen) en budgettaire implicaties van het prijsplafond, door middel van maandrapportages en benchmarks nauwlettend te monitoren, en zo snel mogelijk maar doch uiterlijk voor half november te onderzoeken en de Kamer te informeren, op welke wijze het toezicht, onder andere vanuit de eisen die de Europese Commissie stelt en de wettelijke taken van de ACM, op miljarden aan belastinggeld bij de energieleveranciers adequaat kan worden uitgevoerd of versterkt

Oordeel Kamer. Uiterlijk 1 november zal de Kamer geïnformeerd worden over de verdere uitwerking van het tijdelijke prijsplafond. In deze brief zal tevens een voorstel voor de monitoring en het toezicht worden gedaan. Daarin zal het kabinet binnen wat mogelijk is aan de wensen in deze motie voldoen.

Maatoug c.s.

Kamerstuk 36 200, nr. 124

verzoekt de regering om in de compensatieregeling aan energiebedrijven een mogelijkheid in te bedden om achteraf overwinsten af te romen

Oordeel Kamer, indien met «overwinst» wordt bedoeld subsidie die niet volledig is doorgegeven aan kleinverbruikers.

Omtzigt c.s.

Kamerstuk 36 200, nr. 118

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat energiebedrijven onder het prijsplafond een vergoeding krijgen op basis van de inkoopprijs met een kleine mark-up gebaseerd op reële kosten

Aanhouden tot brief van 1 november

Omtzigt c.s.

Kamerstuk 36 200, nr. 125

verzoekt de regering de € 190 per maand voor november en december niet uit te betalen aan mensen die een vast energiecontract met een lage prijs hebben, en de vrijvallende middelen toe te voegen aan het zeer magere noodfonds van de gemeente

Ontraden

Naar boven