36 197 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie (vroegtijdige intrekking productiebeperking, wijziging delegatiegrondslag kolenfonds en drie verbeteringen uitvoering productiebeperking)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT1

Vastgesteld 9 april 2024

Het wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, ChristenUnie en de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Naar aanleiding hiervan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fracties GroenLinks-PvdA en ChristenUnie stellen hun vragen gezamenlijk.

2. Gaslevering

Het wetsvoorstel beoogt de productiebeperking die de kolencentrales met het oog op de vermindering van de CO2-productie is opgelegd met terugwerkende kracht in te trekken. In de memorie van toelichting staat vermeld dat dit wetsvoorstel noodzakelijk is in verband met concrete zorgen over een mogelijke verslechtering van de gasleveringssituatie, met name voor de winter van 2022/2023.2 De leden van de PvdD-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel dateert van 2022 en dat de afgelopen winter hier nauwelijks bij is betrokken. Zij informeren naar de huidige stand van zaken met betrekking tot de gaslevering en vragen de regering of de intrekking van de productiebeperking nog nodig is. Als de regering deze vraag positief beantwoord vragen zij de regering om dit uit te leggen en aan te geven op grond van welke recente cijfers (over 2023–2024) dit is gebaseerd.

3. Elektriciteit

De leden van de fractie van de PvdD vragen de regering hoeveel van de elektriciteit in 2023 werd (en in 2024 zal worden) geproduceerd met behulp van kolen. Dezelfde vragen stellen zij voor productie met biomassa.

Ook vragen de leden van de PvdD-fractie welke rol het terugdringen van de vraag naar elektriciteit speelt in de afweging of de productiebeperking moet worden ingetrokken.

Zijn er andere maatregelen die zouden kunnen bijdragen aan de leveringszekerheid van elektriciteit, en zo ja, waarom is niet gekozen voor deze maatregelen, zo vragen de leden van de fractie van de PvdD.

De leden van de fractie van de PvdD vragen de regering of het klopt dat kolen sowieso minder worden ingezet voor de productie van elektriciteit in verband met het Emission Trade System (ETS). Als die vraag bevestigend wordt beantwoord vragen zij hoe zich dit verhoudt tot het nut en de noodzaak van deze maatregel.

4. Nadeelcompensatie als gevolg van de kolenbeperking

De doelstelling van de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met tenminste 55% te verminderen ten opzichte van 1990. De leden van de BBB-fractie constateerden al eerder dat de SDE++ subsidies als gevolg van de hoge energieprijzen niet worden uitgekeerd. Nu stellen zij vast dat de nadeelcompensatie van energiebedrijf RWE en anderen als gevolg van de kolenbeperking van een half jaar (circa 730 miljoen) uit deze subsidiepot van SDE++ is betaald.3

De leden van de BBB-fractie vragen de regering in hoeverre het betalen van nadeelcompensatie aan vervuilende industrie bijdraagt aan de doelstelling van de SDE++ subsidie. In het verlengde hiervan vragen zij de regering of het hier gaat om gelabeld geld. Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord vragen zij de regering waar dit geld voor kan worden ingezet en of de regering kan uitleggen hoe de nadeelcompensatie hierin past. Wordt de vraag ontkennend beantwoord, dan vragen de leden van de BBB-fractie de regering om een toelichting.

Als de energieprijs daalt moet de SDE++ subsidie wellicht alsnog worden uitbetaald. De leden van de BBB-fractie vragen de regering of daar bij de keuze om de nadeelcompensatie als gevolg van de kolenbeperking uit de subsidiepot van de SDE++ te betalen voldoende rekening mee is gehouden. Zij ontvangen van de regering graag een toelichting hierop.

De leden van de fractie van de PvdD vragen de regering welke kosten worden verwacht voor de nadeelcompensatie en met welke middelen de regering deze kosten wil gaan dekken.

5. Doelen van het klimaatbeleid

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en ChristenUnie hebben de vraag en zorg of het wetsvoorstel niet kan leiden tot het ontbreken van een incentive om de ambities van het klimaatbeleid verder door te zetten daar wellicht te gemakkelijk in noodsituaties teruggegrepen kan worden op de productie van energie uit kolen. Zij vragen of de regering hierop kan reflecteren en of dit geen bedreiging kan zijn voor het behalen van de klimaatdoelen.

De leden van de fractie van de PvdD vragen de regering wat de verwachting is ten aanzien van het gebruik van kolen voor elektriciteit op de (midden-)lange termijn. Ook vragen zij wat het doel is voor het gebruik van kolen voor elektriciteit op de (midden-)lange termijn. Hoe verhoudt deze maatregel zich tot die doelen op de langere termijn? Deelt de regering de mening van de leden van de PvdD-fractie dat de intrekking in tegenstrijd is met de doelen van het klimaatbeleid?

De leden van de fractie van de PvdD informeren voorts waarom niet is gekozen voor een tijdelijke intrekking van de productiebeperking om zodoende de impact op de klimaatdoelen te minimaliseren.

De leden van de fractie van de PvdD vragen welke maatregelen de regering voor ogen heeft om de benodigde reductie van CO2-uitstoot elders te bewerkstelligen. Zijn deze maatregelen al geïmplementeerd? Zo ja, hoe, en zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit gebeuren? Met andere woorden, kan de regering garanderen dat de benodigde reductie van de uitstoot van broeikasgassen wordt gerealiseerd, zo vragen de leden van de PvdD-fractie.

De leden van de fractie van de PvdD informeren bij de regering hoeveel meer CO2-uitstoot wordt verwacht door de intrekking van de productiebeperking van de kolencentrales.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien de nota naar aanleiding van het verslag – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S. Kluit

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, E. Karthaus


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24 36 197, nr. 16 motie van het lid Grinwis c.s. over de nadeelcompensatie onafhankelijk evalueren en verbetering doorvoeren; Handelingen II 2023/24, nr. 43, item 4.

Naar boven