Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36197 nr. 23 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36197 nr. 23 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 augustus 2024
Met deze brief informeer ik, mede namens de Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG), u over de uitvoering van artikel 4a, derde lid, van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (amendement van het lid Beckerman (Kamerstuk 36 197, nr. 18). Dit betreft de consultatie van werknemers over de wijze waarop de bekostiging van om- en bijscholing van werknemers van kolencentrales wordt geregeld.
Volgens de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (hierna «de Wet») is het vanaf 2030 verboden om kolen te gebruiken bij het opwekken van elektriciteit. De energietransitie levert kansen en nieuwe werkgelegenheid, eveneens is het denkbaar dat werknemers in de fossiele sector hun baan kunnen verliezen door het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie. Daarom is in de Wet een Kolenfonds gerealiseerd. Wij herkennen de oproep van de SP-fractie om de uitvoering van het fonds tijdig en adequaat te regelen en het belang dit in afstemming te doen met werknemers.
Wanneer een productie-installatie door de Wet stopt met het gebruik van kolen is het primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om voor het eigen personeel te zorgen, via een sociaal plan of anderszins. Sociale partners kennen de feitelijke omstandigheden van nabij, wat bijdraagt aan de juiste vormgeving van een sociaal plan met oog voor de behoefte van werknemers. Ik heb er vertrouwen in dat het de werkgevers en de sociale partners lukt om de nodige stappen te zetten in het belang van de werknemers. Desalniettemin kan het voorkomen dat er werknemers zijn die geen aanspraak kunnen maken op private dienstverlening en/of meer ondersteuning nodig hebben om langdurige werkloosheid te voorkomen. Hierom voorzien de Minister van KGG en ik, zonder een private verantwoordelijkheid over te nemen, in publieke middelen voor deze groep werknemers. Hiervoor zijn en blijven middelen (€ 22 miljoen) op de begroting van KGG beschikbaar als onderdeel van de begrotingsreserve.
Om werknemers zekerheid te bieden dat er in 2030 ondersteuning is gericht op om- en bijscholing heb ik samen met de Minister van KGG gesprekken gevoerd met de (vertegenwoordiging van) werknemers, zonder vooruit te lopen op de toekomstige situatie van werknemers in dienst van de kolencentrales of werkzaam in de keten van de kolencentrales. De gesprekken hebben geleid tot de formulering van uitgangspunten van het Kolenfonds die we zullen gebruiken als een kolencentrale gaat sluiten in de toekomst.
Met deze Kamerbrief brengen wij u op de hoogte van de consultatie van de (vertegenwoordiging van) werknemers volgens het amendement en maken wij de uitgangspunten van het Kolenfonds kenbaar. Hiermee zijn wij als overheid bereid in deze specifieke situatie ondersteuning te bieden aan werknemers die geconfronteerd worden met de gevolgen van de energietransitie in de kolensector en waar het sociaal plan van de werkgever onvoldoende toereikend is.
Consultatie van vertegenwoordiging van werknemers
De afgelopen periode is er meermaals gesproken met vertegenwoordigers van de FNV. Naar aanleiding van deze gesprekken heb ik uitgangspunten opgesteld, zoals de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de bekostiging van de om- en bijscholing van werknemers wordt geregeld. De bijlage geeft een overzicht hiervan, waarbij samengevat de belangrijkste uitgangspunten als volgt zijn:
• De uitgangspunten hebben betrekking op werknemers in dienst van een bedrijf in de kolenketen in Nederland die minimaal twee jaar in dienst zijn bij:
i) kolen gestookte energiecentrales
ii) werkgevers in de keten als de werkzaamheden hoofdzakelijk gericht zijn op de productie van elektriciteit met kolen. Deze tweede categorie betreft werknemers die in dienst zijn van kolenoverslagbedrijven, vervoer en logistiek, binnenvaart en direct gelieerde havendiensten.
• Publieke middelen kunnen worden aangewend voor:
– Begeleiding naar ander werk (maximaal € 10.000 per fte)
– Om- en bijscholing (maximaal € 15.000 per fte)
– Uitkeringen in de vorm van een financiële tegemoetkoming in geval van faillissement als direct gevolg van de Wet.
• Onder voorwaarden kan al eerder aan een opleiding worden begonnen.
• Voor de uitvoerbaarheid van het begeleiden naar ander werk en opleiding wordt gedacht aan een samenwerkingsverband in de betreffende regio.
• Bij iedere stopzetting van het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie bij een kolencentrale zal toekenning van middelen bezien worden in het licht van een plafond van € 22 miljoen euro voor de totale uitgaven.
Vervolgproces
De uitgangspunten in de bijlage worden de komende tijd verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Het is hierin essentieel dat de vormgeving voldoet aan de algemene rechtsbeginselen en passend is bij inzet van publieke middelen. Het opzetten van een regeling vraagt, met het oog op enerzijds de wensen van partijen en anderzijds precedentwerking en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel, grote zorgvuldigheid. De planning is om in het voorjaar van 2025 uw Kamer te informeren over deze nadere uitwerking en het ontwerpbesluit dat op grond van de Wet tot stand moet worden gebracht.
Met de maatregelen en uitgangspunten in deze Kamerbrief streven wij ernaar dat werknemers die getroffen worden door de energietransitie in de kolensector adequaat ondersteund worden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om met werknemers, doorgaans vertegenwoordigd door de vakbonden, afspraken te maken over de gevolgen van de Wet. Uitgangspunt is dat de maatregelen uit het sociaal plan of de cao van de werkgever voldoende zijn om werknemers te begeleiden naar een nieuwe baan. Als de maatregelen uit het sociaal plan, de cao en de reguliere dienstverlening toch onvoldoende blijken te zijn, kan aanvullende dienstverlening vanuit het Kolenfonds worden ingezet.
Werknemers in dienst van een bedrijf in de kolenketen in Nederland
• De afspraken hebben betrekking op werknemers die minimaal twee jaar in dienst zijn bij:
i) kolen gestookte energiecentrales
ii) werkgevers in de keten als de werkzaamheden hoofdzakelijk gericht zijn op de productie van elektriciteit met kolen. Deze tweede categorie betreft werknemers die in dienst zijn van kolenoverslagbedrijven, vervoer en logistiek, binnenvaart en direct gelieerde havendiensten.
• Werknemers van een productie-installatie of de keten kunnen alleen een beroep doen op het Kolenfonds als er sprake is van volledige sluiting van een productie-installatie.
Onderdelen waar het Kolenfonds een rol in zou kunnen spelen zijn:
– Begeleiding naar ander werk (maximaal € 10.000 per fte)
– Om- en bijscholing (maximaal € 15.000 per fte)
Financiële tegemoetkoming: De middelen vanuit het Kolenfonds kunnen aangewend worden voor een financiële tegemoetkoming voor de doelgroep (zie punt 1). De werknemers dienen nadelige gevolgen te ervaren doordat de werkgever failliet is verklaard en er moet een duidelijk causaal verband zijn tussen dit faillissement en de Wet. De werknemer uit de doelgroep kan dan aanspraak maken op een nader te bepalen vergoeding. Per ministeriele regeling zal gekeken worden naar het beschikbare bedrag en de voorwaarden waaraan de werknemer moet voldoen.
• Wanneer het sociaal plan of de cao onvoldoende uitkomsten biedt voor de werknemers (zie omschrijving doelgroep), stelt een sociale partner (bijv. de FNV), in samenwerking met andere organisaties en arbeidsmarktpartijen in de regio zoals UWV en gemeente, een concreet projectplan op om werknemers naar ander werk toe te begeleiden. Dit gebeurt binnen de al bestaande samenwerking in de betreffende arbeidsmarktregio tussen bovenstaande partijen in het Regionaal Werkcentrum (RWC).
• In dit projectplan wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel werknemers geholpen moeten worden vanuit het Kolenfonds, welke vorm van om- of bijscholing dan nodig is en een concreet tijdpad. Hierbij wordt rekening gehouden dat de plannen passen binnen het beschikbare budget. Vanuit SZW vindt beoordeling van het projectplan plaats, waarvolgens middelen kunnen worden verstrekt aan de uitvoerders van dit plan of kan worden aangesloten bij bestaande dienstverlening (bijvoorbeeld via RWC’s). De uitwerking van het Kolenfonds zal middels een algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling gebeuren.
• Er wordt beoogd om de uitvoering van de om- en bijscholing te beleggen bij de samenwerkende organisaties binnen het RWC in de betreffende arbeidsmarktregio. Bij inschakeling van het RWC zal verantwoording afgelegd moeten worden over de verrichte activiteiten en de gemaakte kosten conform de gemaakte afspraken.
• Een werknemer kan ook eerder (vanaf twee jaar voorafgaand aan de definitieve stopzetting van kolen voor elektriciteitsproductie) gebruik maken van het Kolenfonds voor om- en bijscholing als de AMvB in werking is getreden en er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
– De werknemer moet door (dreigende) boventalligheid op zoek naar nieuw werk buiten de huidige organisatie;
– De werknemer beschikt over een dienstverband van tenminste twee jaar bij de kolencentrale of in de keten van de kolencentrale;
– De werknemer bereikt niet tegelijk met de stopzetting de pensioengerechtigde leeftijd;
– De werknemer ontvangt niet reeds een tegemoetkoming, zoals een inzetbaarheidsvergoeding, outplacement budget of andere vergelijkbare financiële middelen van de werkgever; en
– De werknemer wordt omgeschoold naar een kansberoep, een beroep met in verhouding veel vacatures per werkzoekende, bij een toekomstige (niet verwante) andere werkgever.
• Met KGG, SZW en de FNV is afgesproken om het Kolenfonds (en de inzet daarvan) jaarlijks in maart te bespreken zolang er van het Kolenfonds gebruik kan worden gemaakt.
• Er staat een bedrag van € 22 miljoen euro gereserveerd op de begroting van KGG voor het kolenfonds t/m 2030. Vanuit de begrotingsreserve kunnen middelen worden verstrekt.
• Bij een stopzetting van het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie zullen de uitgangspunten van het Kolenfonds in de op te stellen AMvB leidend zijn en zal er een ministeriele regeling komen voor de concrete invulling. In deze regeling zal bij de toekenning van middelen rekening gehouden worden met het totale bedrag van € 22 miljoen, en de verdeling over de kolencentrales.
• Als er maatwerk moet plaatsvinden ten behoeve van een financiële tegemoetkoming als gevolg van faillissement kan de Minister alleen middelen toekennen indien aangetoond is dat het faillissement duidelijk verband houdt met het verbod op kolen per 2030 en daar binnen de beschikbare budgettaire middelen ruimte voor is.
• De middelen kunnen tot 2030 worden aangevraagd, zo lang deze niet zijn uitgeput.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36197-23.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.