36 194 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan

V MOTIE VAN HET LID VAN HATTEM C.S.

Voorgesteld 23 mei 2023

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een van de gevraagde deskundigen door omstandigheden geen bijdrage heeft kunnen leveren in de voorbereiding van de behandeling van dit wetsvoorstel, en dat dit bij uitstek een deskundige op het gebied van grondrechten betreft;

constaterende dat de leden van de Eerste Kamer na de behandeling van dit wetsvoorstel op 17 mei jongstlden een brief ontvingen van prof. dr. R.W.J. Meester van de faculteit der bètawetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam en zijn mede-auteurs;

overwegende dat in deze brief belangrijke kritiekpunten worden genoemd over onder andere de effectiviteit van maatregelen en het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing daarvan, en de schadelijke neveneffecten, in relatie tot de grondrechten;

overwegende dat er geen dwingende spoed is om tot finale afhandeling van en stemming over dit wetsvoorstel te komen en er voor een zorgvuldige behandeling van dit wetsvoorstel extra ruimte mogelijk moet zijn om (wetenschappelijke) kritiek van deskundigen mee te nemen, zeker nu een van de eerder gevraagde deskundigen helaas niet beschikbaar was;

overwegende dat deze Kamer alsnog in de gelegenheid moet zijn om onder andere de opstellers van voornoemde brief als deskundigen te raadplegen;

roept het kabinet op, voordat deze Kamer over dit wetsvoorstel zal stemmen, in een brief aan deze Kamer met een reactie te komen op de in de brief van prof. dr. Meester genoemde kritiekpunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Hattem

Faber-Van de Klashorst

Bezaan

T. van Kesteren

Van Strien

Naar boven