36 194 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan

AF VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 oktober 2024

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 hebben kennisgenomen van de brief van toenmalig Minister voor Medische Zorg van 28 juni 2024 over de verkenning naar aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de Wet publieke gezondheid.2

Naar aanleiding hiervan is op 18 september 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister heeft op 22 oktober 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 18 september 2024

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van toenmalig Minister voor Medische Zorg van 28 juni 2024 over de verkenning naar aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de Wet publieke gezondheid.3De leden van de fractie van JA21 hebben hierover nog een vraag. Daarnaast hebben zij ook nog enkele vragen naar aanleiding van de brief van toenmalig Minister voor Medische Zorg van 18 april 2024.4 De leden van de fractie van FVD sluiten zich bij alle gestelde vragen aan.

Vragen van de leden van de fractie van JA21

Naar aanleiding van de brief van 28 juni 20245 vragen de leden van de fractie van JA21 of een uitbreiding van de Wet publieke gezondheid (Wpg) zonder concrete aanleiding opportuun is. Een gereedschapskist vullen zonder te weten welke klus moet worden uitgevoerd lijkt hen zinloos en staatsrechtelijk dubieus. Voor het repareren van een dak zijn immers andere gereedschappen nodig dan voor het installeren van een keuken, aldus de leden van de JA21-fractie. Kunt u hierop reflecteren?

Daarnaast hebben de leden van de JA21-fractie nog enkele vragen naar aanleiding van de brief van 18 april 2024, waarin de toenmalig Minister voor Medische Zorg opmerkt dat een wijziging van de Wpg parlementaire goedkeuring vereist.6 Zij begrijpen dat en danken de Minister voor deze elementaire les staatsrecht. Los daarvan zijn deze leden van mening dat hun vraag helaas onbeantwoord is gebleven. Om die reden stellen zij de volgende vervolgvragen.

De Minister voor Medische Zorg stelde dat een «ordentelijk» wetgevingstraject zal plaatsvinden, waarin ruimte zal zijn voor het stellen van vragen en het innemen van een standpunt, zonder verder in te gaan op de gestelde vraag.7 Bedoelde zij hiermee te zeggen bij voorkeur geen vragen te ontvangen tijdens de verkennende fase?

De vraag van de leden van de JA21-fractie verwees naar de volgorde van het wetgevingstraject en is daarom al aan de voorkant van het proces, de verkennende fase, gesteld. Deze gaat namelijk over de fundamentele vraag wanneer bepaalde stappen genomen worden inzake de uitbreiding van de Wpg. Daarom stellen zij nogmaals de vraag waarom de parlementaire enquête over de coronapandemie niet wordt afgewacht, voordat adviezen over de uitbreiding van de Wpg worden gevraagd.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 15 oktober 2024.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, G. Prins

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2024

De leden van de fractie van JA21 hebben een vraag gesteld over de brief van toenmalig Minister voor Medische Zorg van 28 juni 2024 over de verkenning naar aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de Wet publieke gezondheid.8 Daarnaast hebben deze leden enkele vragen gesteld naar aanleiding van de brief van toenmalig Minister voor Medische Zorg van 18 april 2024.9 De leden van de fractie van FVD sluiten zich bij alle gestelde vragen aan. In de bijlage treft u de beantwoording hiervan aan.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema

Vraag 1

Naar aanleiding van de brief van 28 juni 202410 vragen de leden van de fractie van JA21 of een uitbreiding van de Wet publieke gezondheid (Wpg) zonder concrete aanleiding opportuun is. Een gereedschapskist vullen zonder te weten welke klus moet worden uitgevoerd lijkt hen zinloos en staatsrechtelijk dubieus. Voor het repareren van een dak zijn immers andere gereedschappen nodig dan voor het installeren van een keuken, aldus de leden van de JA21-fractie. Kunt u hierop reflecteren?

Antwoord 1

Het is van belang dat eventuele nieuwe specifieke bevoegdheidsgrondslagen, noodzakelijk en proportioneel zijn voor de bestrijding van (een directe dreiging van) een epidemie van een A1-infectieziekte. Een infectieziekte wordt als behorend tot de groep A1 aangewezen indien de ziekte een pandemisch potentieel heeft en het belang van de volksgezondheid dit vordert. Voor de bestrijding van A1-infectieziekten geldt dat eventueel verplichtende collectieve maatregelen getroffen kunnen worden. Daarom heeft de voormalig Minister voor Medische Zorg ervoor gekozen een proces in te richten via een stapsgewijze verkenning vanuit een breed perspectief. Mijn ambtsvoorganger heeft in de Kamerbrief van 28 juni 2024 aangegeven de besluitvorming over het al dan niet opnemen van aanvullende bevoegdheidsgrondslagen in de Wet publieke gezondheid (Wpg) te laten aan het volgende kabinet.11 Ik ben bezig met de kabinetsreactie hierop en verwacht uw Kamer hierover voor het kerstreces te informeren.

Vraag 2

Daarnaast hebben de leden van de JA21-fractie nog enkele vragen naar aanleiding van de brief van 18 april 2024, waarin de toenmalig Minister voor Medische Zorg opmerkt dat een wijziging van de Wpg parlementaire goedkeuring vereist.12 Zij begrijpen dat en danken de Minister voor deze elementaire les staatsrecht. Los daarvan zijn deze leden van mening dat hun vraag helaas onbeantwoord is gebleven. Om die reden stellen zij de volgende vervolgvragen.

De Minister voor Medische Zorg stelde dat een «ordentelijk» wetgevingstraject zal plaatsvinden, waarin ruimte zal zijn voor het stellen van vragen en het innemen van een standpunt, zonder verder in te gaan op de gestelde vraag.13 Bedoelde zij hiermee te zeggen bij voorkeur geen vragen te ontvangen tijdens de verkennende fase?

Antwoord 2

Mijn ambtsvoorganger benadrukte in de beantwoording de zorgvuldigheid waarmee zowel de verkenning als een eventueel wetgevingstraject wordt doorlopen en de ruimte die de beide Kamers hebben om vragen hierover te stellen. Ik wil benadrukken dat de beide Kamers alle ruimte hebben om vragen te stellen, die ik vanzelfsprekend graag beantwoord, zoals ik ook nu doe.

Vraag 3

De vraag van de leden van de JA21-fractie verwees naar de volgorde van het wetgevingstraject en is daarom al aan de voorkant van het proces, de verkennende fase, gesteld. Deze gaat namelijk over de fundamentele vraag wanneer bepaalde stappen genomen worden inzake de uitbreiding van de Wpg. Daarom stellen zij nogmaals de vraag waarom de parlementaire enquête over de coronapandemie niet wordt afgewacht, voordat adviezen over de uitbreiding van de Wpg worden gevraagd.

Antwoord 3

De coronacrisis had een ongekende omvang, en heeft ons laten zien dat een goede voorbereiding op een eventuele volgende pandemie noodzakelijk is. Daarom zijn verschillende stappen ondernomen, om te zorgen voor een effectievere bestrijding van toekomstige uitbraken van infectieziekten. Eén van deze stappen is aanpassing van de Wet publieke gezondheid in tranches. De Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid is op 20 juni 2023 in werking getreden. Met de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid zijn bevoegdheidsgrondslagen gecreëerd om verplichtende collectieve maatregelen te kunnen treffen ten behoeve van de bestrijding van een (dreigende) epidemie van een A1-infectieziekte en zijn procedurele waarborgen opgenomen, om die bevoegdheden toe te passen. Tijdens de behandeling van de Eerste tranche merkte de Raad van State in zijn advies op dat de gereedschapskist met maatregelen in het wetsvoorstel mogelijk beperkt is in omvang en reikwijdte voor een effectieve aanpak van infectieziekten met andere kenmerken dan luchtweginfecties zoals covid-19. Daarom is destijds door mijn ambtsvoorganger toegezegd te verkennen of het toevoegen van nieuwe specifieke bevoegdheidsgrondslagen, noodzakelijk en proportioneel is. Voor wat betreft het voorliggende vraagstuk, het al dan niet opnemen van aanvullende bevoegdheidsgrondslagen in de Wet publieke gezondheid, wacht ik de uitkomsten van de parlementaire enquête af. Mijn reactie op de uitkomsten van de verkenning, die op 28 juni 2024 naar uw Kamer zijn gestuurd, zult u voor het kerstreces ontvangen.

Voor de volledigheid schets ik het totaal aan lopende trajecten met betrekking tot de Wet publieke gezondheid, die bijdragen aan een effectievere bestrijding van toekomstige uitbraken van infectieziekten. De Tweede tranche wijziging Wet publieke gezondheid heb ik ter behandeling aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt verankerd dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de bevoegdheid krijgt om rechtstreeks te sturen op de directeuren publieke gezondheid van de GGD’en met betrekking tot de (grootschalige) medisch-operationele voorzieningen tijdens een epidemie van een A-infectieziekte met landelijke impact (de warme fase). Met deze voorgestelde wetswijziging wordt (deels) invulling gegeven aan de aanbeveling uit het eerste deelrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid14 (OVV) over de aanpak van de coronacrisis om te voorzien in betere sturingsmogelijkheden van de Minister van VWS op zorgpartijen, zoals de GGD’en. Directe sturing is nodig om in crisistijd slagvaardig te kunnen handelen en snel op te kunnen schalen. Daarnaast wordt met de aanpassing van de Wet publieke gezondheid de mogelijkheid gecreëerd om tijdens de voorbereidende fase (de koude fase) uniformerende kaders te stellen aan de GGD’en om beter voorbereid te zijn voor opschaling in het geval van een A-infectieziekte met landelijke impact.

De Derde tranche wijziging Wet publieke gezondheid is in voorbereiding voor internetconsultatie. Met de Derde tranche wordt voorzien in nieuwe grondslagen en worden bestaande grondslagen voor het beschikbaar stellen van noodzakelijke gegevens bij de infectieziektebestrijding en pandemiebestrijding in het bijzonder verduidelijkt. Met deze voorgestelde wetswijzigingen wordt invulling gegeven aan de aanbeveling uit het derde deelrapport van de OVV15 over het creëren van de randvoorwaarden voor het snel kunnen oplossen van knelpunten bij het interpreteren en toepassen van privacygerelateerde wet- en regelgeving rondom het delen van data tussen betrokken partijen bij een volgende crisis.

Momenteel zien we wereldwijde ontwikkelingen rondom infectieziekten. Het is van belang om alert te blijven en ervoor te zorgen dat we slagvaardig kunnen handelen, mocht een nieuwe pandemie zich voordoen. Daarom los ik met de Tweede en Derde tranche wijziging Wet publieke gezondheid, belangrijke tekortkomingen in het stelsel op, conform de aanbevelingen van de OVV.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Van Knapen (BBB), Lievense (BBB) Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Kaljouw (VVD), Klip-Martin (VVD), Van de Sanden (VVD), Prins (CDA) (voorzitter), Bakker-Klein (CDA), Moonen (D66), Van Meenen (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE (afschrift van een brief aan de Tweede Kamer).

X Noot
3

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE (afschrift van een brief aan de Tweede Kamer).

X Noot
4

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD (verslag van een nader schriftelijk overleg).

X Noot
5

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE (afschrift van een brief aan de Tweede Kamer).

X Noot
6

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD (verslag van een nader schriftelijk overleg).

X Noot
7

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD (verslag van een nader schriftelijk overleg), p. 5.

X Noot
8

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE.

X Noot
9

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD.

X Noot
10

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE.

X Noot
11

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AE.

X Noot
12

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD.

X Noot
13

Kamerstukken I 2023–2024, 36 194, AD, p. 5.

X Noot
14

Onderzoeksraad voor Veiligheid, Aanpak coronacrisis. Deel 1: tot september 2020, Den Haag: 2022. Zie: Kamerstukken II 2021/22, 25 295, nr. 1808.

X Noot
15

Onderzoeksraad voor Veiligheid, Aanpak coronacrisis, Deel 3: januari 2020 – september 2022, Den Haag: 2023. Zie: Kamerstukken II 2023/24, 25 295, nr. 2148

Naar boven