36 189 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en intrekking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in verband met het vaststellen van een wettelijke grondslag ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2008/96/EG en wijziging van die richtlijn door richtlijn (EU) 2019/1936

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 7 februari 2023

1. Inleiding

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen.

2. Proces en gekozen wijze van implementatie

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA lezen dat Nederland helaas de implementatiedeadline van de herziene richtlijn niet heeft gehaald, en dat dit zelfs geleid heeft tot een ingebrekestellingsprocedure van de Europese Commissie. De memorie van toelichting weidt hier helaas niet verder over uit. Wat is de reden dat het niet gelukt is om de implementatiedeadline te halen? Is het niet halen van deze deadline een reden geweest om met dit wetsvoorstel de implementatie van de richtlijn over te hevelen naar een algemene maatregel van bestuur (AMvB)? Of waren er inhoudelijke argumenten? Kan de regering hierbij de voorlichting van de Raad van State aan de Tweede Kamer van 9 november 2022 inzake voorhangprocedures bij algemene maatregelen van bestuur betrekken?2

Het bevreemdt de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA dat er een wet wordt ingetrokken terwijl het aangekondigde alternatief, de AMvB, nog niet beschikbaar is. Kan de regering aangeven hoe zij voor zich ziet dat in zo'n geval het parlement kan oordelen over de inhoud van de regels, dan wel of het gekozen juridische alternatief het juiste is? Kan de regering hierop reflecteren? Is er al een concept voor deze AMvB beschikbaar, en op welke termijn na eventuele aanvaarding van het wetsvoorstel verwacht de regering de AMvB definitief vast te kunnen stellen?

In het implementeren van de gewijzigde richtlijn zou weinig beleidsruimte over zijn gebleven, omdat de richtlijn nu erg gedetailleerd is. Daarom zou implementeren bij gedelegeerde wetgeving het geëigende middel zijn volgens de memorie van toelichting. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen de regering of deze motivering niet voorbijgaat aan het feit dat het belangrijk is om een debat te kunnen voeren over de vraag of de gekozen implementatie voldoende uitvoerbaar en geïnstrumenteerd is. En ook over de vraag of het niet beter is om de richtlijn meer dan minimaal uit te voeren. Kan de regering aangeven wat er voor de uitvoering van de beoogde AMvB nodig is en onderbouwen of in geval van de aangekondigde AMvB dit het geval is?

Op p. 3 van de memorie van toelichting wordt ook aangegeven dat gekozen wordt voor het middel van de AMvB zodat tijdige implementatie van toekomstige richtlijnen sneller kan plaatsvinden. Het onderhavige wetsvoorstel is echter pas (ruim) na het verstrijken van de implementatiedeadline ingediend bij de Tweede Kamer, dus de aan het woord zijnde leden constateren dat het niet halen van deze implementatiedeadline in ieder geval deze keer niet te wijten kan zijn aan parlementaire betrokkenheid. Kan de regering aangeven waarom zij de uitvoering van de richtlijn in het vervolg liever bij AMvB wil regelen? Kan de regering in het licht hiervan uitleggen waarom het uitsluiten van parlementaire betrokkenheid bij de implementatie van deze richtlijn nu en in de toekomst nodig is om de implementatiedeadline te halen? Hoe onderscheidt dit dossier zich van andere dossiers waar dit wel haalbaar is? Kan de regering reflecteren op de afweging die zij hierin gemaakt heeft tussen het belang dat wet- en regelgeving democratisch gelegitimeerd is, en het belang van tijdige implementatie van EU-richtlijnen?

3. Inhoudelijk

Uit de beantwoording van vragen van de VVD-fractie in de Tweede Kamer maken de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA op dat de regering voornemens is om slechts de minimale eisen uit de richtlijn aan te houden bij de implementatie.3 Waarom is er voor deze lijn gekozen, gezien het grote maatschappelijke belang van de verkeersveiligheid van onze weginfrastructuur? Het gaat bij verkeersveiligheid over meer dan 600 doden, tienduizenden ernstig gewonden en honderdduizend gewone gewonden. Dit leidt tot een maatschappelijke kostenpost van 27 miljard per jaar. Het is een onderwerp waar dus een groot maatschappelijk belang mee gediend is. Daarnaast vragen de aan het woord zijnde leden hoe de regering concreet vorm wil gaan geven aan de implementatie van de richtlijn, op grond van de voorgestelde delegatiebepaling.

De regering nuanceert op p. 8 van de memorie van toelichting ook de gevolgen van de trage implementatie van de richtlijn, omdat de bestaande praktijk al in grote mate aan zou sluiten op de richtlijn. Kan de regering aangeven in hoeverre de huidige praktijk al in overeenstemming is met de richtlijn, en op welke punten niet?

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Meijer

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra


X Noot
1

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), vacant (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 35 957, nr. 14.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 36 189, nr. 2.

Naar boven