36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 89 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2023

Via deze brief bied ik uw Kamer een rapport aan over de ontwikkeling van een methodiek voor de identificatie van indirecte strategische ketenafhankelijkheden. Het project is in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgevoerd door TNO.

In november 2022 is uw Kamer, middels de Kamerbrief Open Strategische Autonomie1, geïnformeerd over de kabinetsbrede visie op open strategische autonomie (OSA) van de EU. Een belangrijke bouwsteen van deze visie, zoals ook beschreven in de Nationale Grondstoffenstrategie2 van december jl. en Kamerbrief Kabinetsaanpak Strategische afhankelijkheden3 van mei jl., is het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden, onder andere op kritieke grondstoffen.

Om risicovolle strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren, is allereerst zorgvuldige identificatie van deze afhankelijkheden noodzakelijk. Waardeketens zijn echter zeer complex en in een markteconomie zijn bedrijven primair verantwoordelijk voor hun waardeketens. Dit vraagt om een samenspel van overheid en bedrijfsleven, zowel voor het vergroten van de kennis over ketens en kwetsbaarheden als voor de daadwerkelijke risicomitigatie. Het kabinet werkt met meerdere partijen samen om risico’s inzichtelijk te maken. Dit onderzoek is daar een recent voorbeeld van.

Het doel van het project was het ontwikkelen van een methodiek om, naast directe, ook indirecte risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren. Dit is van belang, omdat Nederland veelal te maken heeft met indirecte strategische afhankelijkheden. Het onderzoek bouwt voort op de aanbevelingen van de geo-economische monitor4 van december 2022. In de geo-economische monitor werden alleen directe afhankelijkheden geïdentificeerd.

De meerwaarde en werkbaarheid van de methodiek is getoetst op een twintigtal productgroepen. De ontwikkelde methodiek bestaat uit drie stappen. Eerst worden data verzameld om de ketenrelaties vast te stellen, daarna wordt op basis van een kwantitatieve analyse de hoogte van leveringsrisico’s per productgroep in de keten bepaald, en als laatste wordt via een kwalitatieve analyse de relevantie van de productgroep voor Nederland bepaald (en daarmee ook het publiek belang).

De belangrijkste uitkomst van het rapport is dat de ontwikkelde methode nieuwe en relevante indirecte risicovolle strategische ketenafhankelijkheden kan identificeren, ondanks de beperkingen omtrent het detailniveau van de beschikbare statistiek. Waardeketens zijn dermate complex dat traditioneel bureauonderzoek en de interpretatie van deze informatie door experts nodig zal blijven. Dat wil zeggen dat, om effectief strategische ketenafhankelijkheden te identificeren, er moet worden geprioriteerd in de keuze van productgroepen op basis van publiek en economisch belang.

De belangrijkste aanbeveling van het onderzoek is om over te gaan tot het continu monitoren van strategische (keten)afhankelijkheden. TNO stelt voor om een observatorium op te zetten om deze activiteiten structureel uit te laten voeren. Een observatorium zou volgens TNO een essentiële leverancier van informatie over internationale leveringsketens kunnen zijn, en biedt perspectief voor permanent databeheer en continue risicomonitoring. Ook zou een observatorium invulling bieden van de wettelijke verplichtingen die de Europese Critical Raw Materials Act (CRMA) aan lidstaten stelt. Bijvoorbeeld de verplichting om belangrijke marktspelers in grondstoffenketens te monitoren en daarover te rapporteren. Het Ministerie van Economische Zaken onderzoekt hoe een dergelijk observatorium eruit zou moeten zien.

Concluderend dragen de resultaten en aanbevelingen van het rapport bij aan kennisopbouw en monitoring van strategische (keten)afhankelijkheden. De opgehaalde inzichten zullen worden meegenomen in het werk van de interdepartementale Taskforce Strategische Afhankelijkheden en bij de implementatie van de nationale grondstoffenstrategie. Voor het einde van het jaar zal uw Kamer worden geïnformeerd over de voortgang op beide terreinen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

Kamerstuk 35 982, nr. 9.

X Noot
2

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
3

Kamerstuk 30 821, nr. 181.

X Noot
4

Kamerstuk 36 180, nr. 31.

Naar boven