36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 75 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 5 oktober 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 25 september 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 september 2023 inzake aardbeving in Marokko en storm Daniel in Libië (Kamerstuk 36 180, nr. 74);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 september 2023 inzake aardbeving in Marokko (Kamerstuk 36 180, nr. 73).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

Voorzitter: Wuite

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Boswijk, Eppink, Hammelburg, Klink, Thijssen en Wuite,

en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, goede maandagmorgen! Het is een bijzondere dag. We voeren vandaag een commissiedebat voor de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Welkom aan de collega-Kamerleden, een speciaal welkom natuurlijk aan Onze Minister. Er is ook een aantal mensen op de tribune; ook voor hen: goedemorgen! We hebben vijf Kamerleden, namelijk de heer Hammelburg van D66, de heer van Baarle van DENK, de heer Boswijk van het CDA, de heer Klink van de VVD en de heer Eppink van BBB. Goedemorgen aan u! De volgorde is bepaald volgens de plek waar we zitten.

Het is commissiedebat over een bijzondere en ernstige situatie. Daarom spreek ik nogmaals ons medeleven uit voor mensen die familie hebben in Marokko of in Libië. Er is alle reden om een uitzondering te maken en vandaag dit commissiedebat te voeren over actuele ontwikkelingen in Marokko en in Libië in verband met de aardbeving en een zware storm met alle overstromingen. Dat gezegd hebbende en met de vermelding dat de gedachten naar hen en hun familieleden en de hulporganisaties blijven uitgaan, wil ik als voorzitter de regels bepalen van dit commissiedebat, dat tot 13.00 uur duurt.

We zijn niet met een hele grote groep, alhoewel we nu nog wat versterkt worden met de heer Thijssen van de PvdA. We hebben afgesproken dat we vier minuten spreektijd aanhouden en we willen voorstellen om dat te combineren met vier losse vragen in de eerste termijn van de Kamer. Er is dus vier minuten spreektijd met vier losse vragen om aan elkaar te stellen. Dan kijken we hoe de tijd vordert en of we het met de Minister keurig binnen deze drie uur kunnen doen. Ik neem verder geen tijd in beslag en geef graag het woord aan de heer Hammelburg van D66 om te starten. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Samen met DENK heeft D66 dit commissiedebat aangevraagd en op korte termijn willen voeren. Ik dank dan ook de Minister dat zij op zo'n korte termijn beschikbaar heeft willen zijn om deze drama's in Marokko en Libië te bespreken.

Gezien de tijd ga ik meteen in op het onderwerp. Het drama dat zich voltrok in Al Haouz is werkelijk waar afschuwelijk. Hele dorpen zijn weggevaagd. Iedereen is wel iemand verloren. Als je alleen al de beelden ziet, kun je je tranen bijna niet bedwingen. Het was heel mooi om te zien dat de Marokkanen in Marokko binnen luttele minuten en uren massaal vanuit het hele land in actie kwamen om spullen in winkels te kopen en in te zamelen. Het ging om voedsel, water en ook kleding. Allemaal trokken ze massaal richting het aardbevingsgebied, waren soms uren of een hele dag onderweg. Uiteindelijk zijn er zo veel spullen in het gebied terechtgekomen dat ze moeten worden opgeslagen. Ook in Nederland kwamen heel veel mensen in actie. Ik heb een aantal van die organisaties mogen bezoeken. Ik heb zelf ook wat spullen gedoneerd en ik roep iedereen op dat te blijven doen. Het goede nieuws is dat een aantal van die spullen Marokko en het aardbevingsgebied Al Haouz inmiddels wel hebben bereikt.

Maar we zijn nu een aantal weken verder. Dit vraagt om een stukje terugblik en reflectie over wat er mis is gegaan, waar ik me zorgen over maak en over wat echt beter moet en beter kan. We hebben ook gezien dat vier landen door de Marokkaanse autoriteiten zijn toegelaten om Search-and-Rescueteams te sturen. Dit gaat over honden die overlevenden onder het puin vandaan kunnen halen. We weten dat de eerste uren en dagen essentieel zijn, en dat het nu te laat is. Denk aan helikopters, die gebieden kunnen bereiken waar geen wegen naartoe lopen. We weten – ik weet dat – hoe onherbergzaam het gebied kan zijn. Die helikopters zijn dus essentieel. Ik lees in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat het aanbod is gedaan vanuit verschillende ministeries en dat vriendelijk is bedankt door de Marokkaanse autoriteiten. Het idee is namelijk dat er coördinatie nodig is en dat je niet te veel landen in het gebied kunt hebben, omdat het dan een zooitje wordt. Daar heb ik op zich wel begrip voor. Maar als ik kijk naar alle eerdere rampen, bijvoorbeeld de aardbevingen in Turkije en Syrië of het begin van de oorlog in Oekraïne, dan zie ik dat heel veel meer landen wel werden toegelaten en wel meteen aan de slag konden. In de regel verliep dat redelijk goed. Mijn eerste vraag aan de Minister is: hebben we ons daar meteen bij neergelegd, of zijn we het gesprek aangegaan? Desnoods heeft Mark Rutte contact gehad met Akhannouch, om maar eens wat te noemen. Is dat telefoontje gepleegd? Of hebben we gewoon gezegd: we hebben het aangeboden, maar er is gezegd «nee, dank u wel, vriendelijk bedankt» en we doen het verder niet?

Voorzitter. Als ik kijk naar wat we hebben kunnen leren van wat in Turkije en Syrië is gebeurd en wat in de eerste dagen bij de oorlog in Oekraïne gebeurde, dan zie ik dat heel veel Nederlanders schouder aan schouder stonden om in te zamelen. Zij stonden met spullen klaar en hadden vervolgens met lokale autoriteiten te maken. De grenzen waren dicht en de vrachtwagens stapelden zich op of stonden in een grote file voor de grens en konden niet naar binnen. Ik hoorde in de eerste week dat heel veel Nederlanders op zoek waren naar manieren om de spullen die werden ingezameld, naar Marokko te brengen, en dat het niet lukte. Er zijn uitzonderingen, zoals ik al zei. Vorige week zijn een aantal vrachtwagens naar binnen gekomen. Dat ging eigenlijk alleen maar omdat er een zusterorganisatie, een ngo werd gevonden in Marokko die ze daarbij assisteerde. Anders kwamen ze gewoon niet langs de douane. Mijn vraag aan de Minister is: waarom moeten we het bij iedere ramp keer op keer hebben van de Nederlandse activisten, de Nederlandse ngo's en de Nederlandse vrijwilligers om het wiel opnieuw uit te vinden en de weg naar binnen te vinden? Waarom is er vanuit het ministerie niet een coördinator aangesteld die samen met de VNG laat zien: zo moet je het doen? Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin je met een vrachtwagen naar de Marokkaanse grens gaat. Dan moet je ervoor zorgen dat alle pallets benoemd zijn. Dan moet duidelijk zijn wat er in vrachtwagens zit, waar in die vrachtwagen de pallets staan en wat er op de pallets staat, om maar eens wat te noemen. Iedereen is het wiel opnieuw aan het uitvinden. Sommige mensen slagen daarin, maar ondertussen staan er in Nederland nog hele loodsen vol met spullen die nu eigenlijk al in Marokko hadden moeten staan.

Volgens mij zit mijn tijd er bijna op, voorzitter. Ik sluit dus af door even naar de toekomst te kijken. We weten dat de winter eraan komt, ook in Marokko en ook in Libië. Het is een onherbergzaam gebied. Het wordt er loeikoud. Er zijn als de wiedeweerga tenten nodig en spullen om te kunnen verwarmen, brandstof als hout en olie, en wellicht ook generatoren. Heeft Nederland al contact met de autoriteiten daar en is het bereid om die dingen te bieden voordat de winter begint, zodat we niet hetzelfde krijgen als destijds in de eerste winter in Oekraïne, toen het echt volledig misging en mensen in de kou stonden? We willen dat nu voorkomen. We kunnen niet op het assessment van de Wereldbank wachten, zeg ik alvast tegen de Minister. Dus wat is het plan?

Dank u wel.

De voorzitter:

We klokken af op vijf-plus minuten. Het is maandagochtend, dus ik ben nog redelijk flexibel. Ik wil iedereen wel oproepen... Ja, ik dacht al dat de heer Klink die vraag zou stellen. Hij vraagt natuurlijk: hebben wij dan ook vijf minuten? Ik probeer er flexibel mee om te gaan, maar ik roep iedereen ertoe op om toch bij de tijd te blijven, al spreek je vrij zonder tekst. Het zou zonde zijn als we hier na enen nog steeds zitten en in het gedrang komen. Dat gezegd hebbende: er zijn geen interrupties, dus we gaan door naar de heer Van Baarle van DENK. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de commissie en de Minister dat wij dit debat, waar wij samen met D66 om hebben verzocht, op maandag kunnen houden.

Voorzitter. Woorden schieten tekort om de tragische gebeurtenissen van de afgelopen periode te beschrijven. Er is sprake van intens verdriet en intens leed. Het besef overheerst dat je als mensheid eigenlijk heel klein bent wanneer er sprake is van natuurrampen van deze aard. Ik wil dan ook graag nogmaals mijn medeleven uiten in de richting van de slachtoffers en de nabestaanden van de natuurrampen in Marokko en Libië. De beelden na de aardbeving in Marokko zijn hartverscheurend. Een klein meisje dat haar handpalmen tegen haar wangen houdt, verslagen door de verwoesting die ze aantreft. Jongetjes die zich een week na de aardbeving een weg proberen te banen tussen het puin, nadat alles is ingestort. Een moeder die voor haar overgebleven kinderen en gezinsleden probeert te koken met heel erg weinig. In Marokko zijn hele dorpen weggevaagd, waarbij het dodental alleen maar oploopt. Er zijn duizenden overledenen, meer dan 10.000 gewonden en honderdduizenden getroffenen. DENK is dan ook van mening dat we alles op alles moeten zetten om die mensen te helpen op alle mogelijke manieren. We lezen dat de Marokkaanse autoriteiten aangeven dat er zelfs 2,8 miljoen mensen getroffen zijn in het gebied. Kan de Minister een laatste stand van zaken geven met betrekking tot de cijfers over de zwaarte van deze verschrikkelijke ramp?

Ook Libië heeft te maken met een ramp van ongekende proporties. Helaas wordt dat land aan alle kanten in de steek gelaten, met als gevolg dat er tot nu toe heel veel mensen zijn omgekomen, terwijl er internationaal gezien ontzettend weinig hulp is in vergelijking met andere rampen. 10.000 mensen zijn als vermist opgegeven. Gezinnen zijn verdronken. 43.000 mensen zijn ontheemd geraakt. Is de Minister het met mijn fractie eens dat het feit dat er in Libië sprake is van een binnenlands conflict, een burgeroorlog, voor ons nooit een reden mag zijn om onze verplichting om deze mensen in nood te helpen niet na te komen? Is zij het met ons eens dat er dan ook meer nodig is dan de 2 miljoen die nu is toegezegd middels de Dutch Relief Alliance?

Voorzitter. Solidariteit uitspreken is mooi. Ik dank het kabinet voor het feit dat ze snel hebben gereageerd en hulp hebben aangeboden aan Marokko. Maar ik vind het eigenlijk tegenvallen dat het kabinet slechts 5 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld om de mensen in Marokko hulp te bieden. De reden zou nooit mogen zijn dat er geen geld op de begroting is. We krijgen het hier in de Kamer terecht met een brede meerderheid voor elkaar om elke keer weer geld bij elkaar te krijgen voor bijvoorbeeld Oekraïne. Is de Minister daarom bereid om het bedrag van 5 miljoen euro op te hogen? Op dit moment is er acuut grote behoefte aan tenten en aan sanitair. Verschillende mensen die ik heb gesproken en die hulp leveren in het gebied, geven aan dat daar gewoon onvoldoende van is. Wat kan de regering op dit moment betekenen om te helpen bij die acute nood? Ik heb ook begrepen dat er een tijdelijke afspraak is om goederen uit andere landen op een makkelijkere manier Marokko binnen te krijgen, en dat die tijdelijke afspraak op dinsdag zou komen te vervallen. Klopt dat, zou mijn vraag zijn aan de Minister, en is de Minister bereid om vanuit haar rol de handschoen op te pakken en ervoor te zorgen dat die vergemakkelijking van het brengen van goederen naar Marokko in stand blijft?

Inmiddels is er een nieuwe fase in de hulpverlening aangebroken. Zo verschuift de focus van redding en acute respons naar bredere humanitaire ondersteuning en ook wederopbouw. Welke financiële bijdrage gaat Nederland leveren aan die nieuwe fase in de hulpverlening? Kan de Minister een laatste stand van zaken geven? Kan de Minister toezeggen dat de Nederlandse regering tijdens de bijeenkomst van de Wereldbank van 6 tot 15 oktober ook met een bedrag gaat bijdragen aan de wederopbouw in Marokko?

De Marokkaanse gemeenschap in Nederland spant zich met man en macht in om de zwaarst getroffen regio's te helpen. We zien talloze initiatieven van naastenliefde. Dat is hartverwarmend. Er is veel animo voor de particuliere initiatieven. Die moeten wat DENK betreft dan ook gefaciliteerd en gestroomlijnd worden. Is de Minister al in gesprek met maatschappelijke organisaties in Nederland die hulp bieden? Op welke wijze zou de Minister kunnen bijdragen aan het kanaliseren en stroomlijnen van de particuliere hulpstromen uit Nederland?

De heer Hammelburg (D66):

Ik had dezelfde vragen aan de Minister. Je ziet bij rampen keer op keer dat een aantal organisaties wel de juiste weg vinden en de rest echt met de handen in het haar zit. U – dit zeg ik via de voorzitter – heeft zelf een aantal organisaties gesproken. Ik heb dat ook gedaan. Ik weet dat ongeveer vijf, zes of zeven Ministers, inclusief de premier, allemaal langs eenzelfde organisatie zijn gegaan. De vraag is natuurlijk wat de Ministers daar vervolgens mee gedaan hebben. Ik vraag me af of DENK daar ook nieuwsgierig naar is. Was dat een kopje koffie drinken en hun gezicht laten zien in de campagnetijd? Daar ben ik af en toe namelijk ook kritisch over. Of deden ze dat om er daadwerkelijk voor te zorgen dat er vanuit het kabinet en vanuit verschillende ministeries, samen met de VNG, gecoördineerd wordt? Dan hoeven de mensen die aan het inzamelen zijn niet ook nog zelf de weg naar Marokko te vinden, maar krijgen ze daar gewoon hulp bij. Bent u het daarmee eens?

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, dat onderschrijf ik volledig. Wat mij betreft – volgens mij delen we die oproep aan de regering – zou de regering echt proactief in de richting van organisaties moeten delen wat organisaties moeten doen om ervoor te zorgen dat die hulp Marokko bereikt. Het gaat dus om het bieden van informatie. De regering kan ook een bijdrage leveren aan het bij elkaar brengen van organisaties en mensen. Die kan ervoor zorgen dat dit op een goede manier gestroomlijnd wordt. De regering kan de rol ook zelf oppakken door in overleg met de Marokkaanse autoriteiten bijvoorbeeld te zorgen voor een afspraak – daar had ik het net al over – over het vergemakkelijken van het leveren van goederen bij grensovergangen en het verlengen hiervan. Ik heb straks nog een aanvullend punt over dit onderwerp namens DENK, maar volgens mij delen we de oproep. Dank voor deze interruptie.

De voorzitter:

De heer Van Baarle vervolgt en rondt ook af.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik rond ook af, voorzitter. Dit is mijn laatste punt. Een aantal banken heeft voor het overboeken van geld naar Marokko geen kosten gerekend; dat is een sympathieke actie. Dat vindt de fractie van DENK natuurlijk mooi. Maar tegelijkertijd krijgen we signalen dat rekeningen bevroren worden of gesloten dreigen te worden, omdat banken ook de rol van poortwachter hebben bij het uitvoeren van de Wwft. Het kan nooit zo zijn dat dit soort belangrijke hulpverschaffingen belemmerd worden door bureaucratische procedures in het kader van de Wwft. Ik wil de Minister daarom vragen of zij er bij haar collega van Financiën op wil aandringen dat dit soort belemmeringen en knelpunten weggenomen worden voor de organisaties die hulp willen geven.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Helder. Dank, meneer Van Baarle. U heeft nog een tweede interruptie, van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Dank voor uw inbreng, meneer Van Baarle. Ik luisterde aandachtig. Misschien heb ik niet helemaal goed geluisterd, maar het klonk alsof u alleen aandacht had voor de situatie in Marokko en niet voor die in Libië. Wellicht heb ik dat verkeerd gehoord.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank aan de heer Klink voor deze vraag. In mijn spreektekst heb ik het enorme leed in Libië genoemd. Ik heb ook genoemd dat de interne problematiek in Libië geen reden mag zijn om de mensen daar niet te helpen en dat de 2 miljoen die via de Dutch Relief Alliance is toegezegd in de richting van Libië meer moet worden, naar de mening van de fractie van DENK. We zien namelijk dat zich daar een dusdanig grote ramp heeft voltrokken met zo veel menselijk leed dat we meer moeten proberen te doen. Met aandacht voor de situatie daar, die inderdaad complex is, is de vraag aan de regering de volgende. Hoe kunnen ze, ondanks dat, toch wat betekenen voor de mensen daar? Ik heb daar dus wel aandacht aan besteed.

De voorzitter:

Er is geen behoefte aan een vervolgvraag. Dan vervolgen wij met de inbreng van de heer Boswijk van het CDA. Gaat uw gang, meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat ik iets korter zal zijn. Dan compenseer ik het een beetje.

Allereerst uiteraard ook namens het CDA mijn medeleven richting de slachtoffers en de nabestaanden en in het bijzonder ook richting de Marokkaanse en Libische gemeenschappen in Nederland. Wat we daar hebben gezien, is natuurlijk verschrikkelijk. Dank aan het kabinet voor het adequate optreden in het aanbieden van hulp, zowel aan Marokko als aan Libië. Ook dank voor de brief van voor het weekend, die wat het CDA betreft helder was.

Veel vragen zijn al gesteld door mijn voorgangers, dus ik wil eigenlijk ingaan op twee kleine, specifieke dingen; of eigenlijk niet klein, maar belangrijk. Hoe kijkt het kabinet ten eerste naar de lange termijn in Marokko? We hebben het nu vooral over noodhulp. Die is natuurlijk belangrijk, maar hoe gaan we op de lange termijn zorgen voor hulp? Want zodra iets uit het nieuws is, bestaat het risico dat de schade soms jaren na die tijd nog niet hersteld is. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Hoe is de positie van bijvoorbeeld Marokko richting Nederland? Worden wij daar wel actief voor gevraagd?

Een tweede punt waar ik nog expliciet aandacht voor wil vragen, is de complexe situatie in Libië. Wij hebben gezien dat de ramp met name een gigantische impact heeft in het plaatsje Derna, waar twee dammen zijn doorgebroken die zeer waarschijnlijk niet goed zijn onderhouden. Dat is natuurlijk het gevolg van de val van de regering-Kaddafi, de burgeroorlog die daaropvolgend heeft plaatsgevonden en het vacuüm waar het land zich op dit moment in bevindt. Dat nekt ons nu ook bij de noodhulp. Hoe kijkt het kabinet naar de toekomstige samenwerking – of geef het een andere naam – met generaal Haftar? Ik snap dat het niet ideaal is, maar misschien is wel het moment gekomen om toch te gaan kijken hoe we de situatie kunnen normaliseren en uiteindelijk de Libische bevolking gaan helpen. Ik ben dus wel benieuwd naar de reflectie van het kabinet daarop. Hoe gaan we met die complexe politieke situatie om, in het belang van de mensen in Libië?

De voorzitter:

Dank. U heeft ook een interruptie van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank de heer Boswijk voor zijn bijdrage namens het CDA. Ik heb een vraag over de toekomst die ik graag aan hem zou stellen. Op 14 september heeft Marokko de eerste contouren van het wederopbouwplan kenbaar gemaakt. Van 9 tot 15 oktober is er een bijeenkomst van de Wereldbank om te kijken hoe daar in internationaal verband een bijdrage aan geleverd kan worden. Deelt het CDA de mening van de fractie van DENK dat het belangrijk is dat de Nederlandse regering de bereidheid gaat tonen om ook financieel een bijdrage te gaan leveren, ook tijdens de bijeenkomst van de Wereldbank, aan dat bredere wederopbouwplan? Want naast de acute hulp nu, is dat nodig om de waarschijnlijk meer dan 2 miljoen – 2,8 miljoen getroffenen, zegt de Marokkaanse overheid – mensen te helpen met de wederopbouw.

De voorzitter:

Helder.

De heer Boswijk (CDA):

Als Nederland zijn wij in een aantal fondsen de grootste sponsor qua noodhulp. Ik denk dat we dat ook wel moeten markeren. Het kabinet heeft nu 5 miljoen toegezegd. Het CDA heeft ook al meerdere keren met moties, mede met DENK, ervoor gezorgd dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking worden teruggedraaid. Dat is op dit moment nog een actuele discussie. DENK weet dus wel wat de positie van het CDA is. Ik wil alleen niet gaan vooruitlopen op een bijeenkomst die mogelijk plaatsvindt. Ik vind wel dat Nederland de morele verantwoordelijkheid heeft om daaraan bij te dragen, maar ik wil daar nu nog geen prijskaartje aan hangen. Ik wil het dus echt afwachten. In ieder geval wil ik het kabinet meegeven dat wij welwillend zijn om zowel Marokko als de Libische bevolking daarin te helpen, ook op de lange termijn.

De voorzitter:

De heer Van Baarle heeft een vervolgvraag.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik begrijp heel goed dat de heer Boswijk op dit moment niet een bedrag kan noemen. Volgens mij moeten wij de bijeenkomst netjes afwachten en bekijken welke plannen er precies op tafel komen. Dank in ieder geval dat de heer Boswijk namens het CDA uitspreekt dat er in ieder geval de intentie is om op de lange termijn bij te dragen. Laten we in de richting van toekomstige besprekingen proberen om daar samen in op te trekken. Dat lijkt me mooi.

De voorzitter:

Meneer Boswijk, misschien nog een reactie? Of is dat niet nodig, want dan geef ik het woord aan de heer Hammelburg voor zijn interruptie.

De heer Boswijk (CDA):

Een kleine reactie. Ik zeg: niet alleen financieel. Als we kijken naar Nederland en de kennis die wij hebben op het gebied van civiele techniek, watermanagement en landbouw, zou het CDA het kabinet ook echt willen aanmoedigen om proactief, net zoals het kabinet actief hulp heeft aangeboden, op die terreinen hulp aan te bieden. Ik denk dat we dat zeker moeten doen.

De voorzitter:

Helder. Een interruptie van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Dat klinkt toch als muziek in de oren. In het voorjaar bij de afschuwelijke aardbevingen in Turkije en Syrië wilden wij vanuit de Kamer dat er meteen al meer geld werd toegezegd, omdat er op dat moment al heel veel nodig was. Het was deze Minister die toen zei: dat kan helemaal niet, want het geld is op. Dat was in het voorjaar. We zijn nu verder. Ik ben dankbaar, hoor, voor de 5 miljoen die het kabinet al heeft toegezegd, maar het is vooralsnog niet heel veel. Dus ik deel de mening van DENK dat we er veel meer aan moeten doen. Mijn vraag aan de heer Boswijk is als volgt. Ik hoor de heer Boswijk zeggen: ik ben welwillend om te bekijken of we meer geld kunnen klaarzetten voor noodhulp, voor humanitaire hulp, voor ontwikkelingssamenwerking. Er is dit weekend op uw congres ook een motie aangenomen om te zorgen voor die 0,7%. Wat gaat u daar nu op dit moment aan doen? Het is welbekend dat er een meerderheid in de Kamer nodig is om met, zoals u weet, een vermindering van het budget de komende jaren toch ervoor te zorgen dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking en noodhulp wordt beschermd. Wat gaat het CDA daaraan doen?

De heer Boswijk (CDA):

Het is fijn dat ons congres zo goed wordt gevolgd. Dan heeft de heer Hammelburg ook gezien dat er een grote meerderheid is voor de 2%-NAVO-norm, waar ik zelf ook een groot voorstander van ben. Ik vind overigens dat die twee ook nog eens samen op moeten gaan. Tegelijkertijd blijf ik er wel bij dat we hier natuurlijk wel dat financiële plaatje, die puzzel, op een ordentelijke manier moeten maken. De heer Hammelburg kan erop rekenen dat ik heel hard mijn best ga doen, maar ik ben geen financieel woordvoerder, dus ik heb geen zicht op alle vraagstukken die geld vragen en die allemaal heel erg belangrijk zijn. Het is natuurlijk altijd delen in schaarste. Dus ik zal me inspannen, maar ik kan hier niet toezeggen «we gaan het op deze manier fiksen». Dus daar moet u nog even geduld voor hebben.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Dan ben ik wel heel benieuwd naar de doorrekening van het verkiezingsprogramma van het CDA door het CPB. Want inderdaad, bijna alle partijen zijn nu voor de 2%, voor de NAVO-norm, zodat we kunnen investeren in Defensie. Dat is keihard nodig. Maar heel veel partijen in deze Kamer zijn ook voor de 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp en noodhulp. U ziet dus vandaag weer hoe ontzettend belangrijk dat is. Dat betekent op een gegeven moment ook dat je die keuze moet willen maken en dat je je daarvoor moet willen uitspreken. Het CDA blijft daar altijd over twijfelen. Wij zijn er duidelijk over: wij willen die 0,7%. Ik hoop dat het CDA dit ook snel zal laten zien.

De heer Boswijk (CDA):

Wij zijn een van de weinige partijen geweest die in deze korte tijd nog wel een financiële paragraaf bij het verkiezingsprogramma heeft gedaan. Ik wil daar ook nog één opmerking bij maken. In opdracht van BNR hebben een aantal economen dat snel doorgerekend en zij zeiden eigenlijk: die doorrekening van het CDA is het minst slecht. Dus dat wil ik toch nog wel gezegd hebben.

Voorzitter, ik moet ook meteen even melden dat ik vanmiddag nog een debat heb. Dit is natuurlijk niet mijn oorspronkelijke commissie. Het kwam vrij last minute. Dus ik moet helaas zo ervantussen. Maar het is in ieder geval fijn dat ik hier het woord even over mocht voeren.

De voorzitter:

Dank. Er is nog een derde vraag van de heer Hammelburg. Hij laat niet los.

De heer Hammelburg (D66):

Nee, omdat ik een vraag stel en het antwoord daarop is «ik heb zo meteen nog een debat». Dat volgende debat, vanmiddag, gaat over mensenrechten. Daar hebben we ook een mensenrechtenfonds voor nodig en daar is ook geld voor nodig. Dat valt allemaal ongeveer onder dezelfde noemer. Ik hoop dat de heer Boswijk en het CDA zich in deze campagnetijd gaan inzetten voor internationale solidariteit en stabiliteit. Daar is ook gewoon geld voor nodig. Dat geld is op en er is geld voor nodig. We kunnen daar niet op bezuinigen.

De heer Boswijk (CDA):

Het lijntje van de heer Hammelburg met de Minister van Financiën is korter dan dat van mij. Dus wellicht kunnen we daar helpen.

De voorzitter:

Daarmee is dit kleine minidebatje afgerond. Er is geen vervolgvraag van de heer Hammelburg. Ik geloof ook dat hij door zijn vier korte vragen …

De heer Hammelburg (D66):

Ik heb nog een vierde, geloof ik.

De voorzitter:

Nee, even niet, want het zijn er inderdaad vier.

De heer Hammelburg (D66):

De Minister van Financiën gaat hier niet over, maar goed.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Thijssen. Ik geloof dat hij ook een vraag heeft.

De heer Thijssen (PvdA):

Ook mijn fractie betuigt medeleven aan alle slachtoffers van de rampen waarover we het vandaag hebben. Ik denk dat ik toch dit punt wil maken, omdat dit niet wat gedoe is tussen politieke partijen. Dit laat zien dat als er 3,5 miljard bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking, dit de zaken zijn waar minder geld naartoe kan gaan. Ik waardeer dat het CDA nu heeft gezegd «we willen ook die 0,7%» en dat de heer Boswijk zich daarvoor zal inzetten. Dat is superbelangrijk. Het is ook goed dat hij met de financieel woordvoerder gaat praten. Maar ik zou toch zeggen dat de heer Boswijk vooral moet gaan praten met de woordvoerder Asiel. Want we zien gebeuren dat heel veel geld van deze Minister naar de eerstejaarsasielopvang gaat, omdat daar structureel te laag wordt ingeschat hoeveel instroom er is, en die ad-hocopvang veel duurder is dan structurele opvang. Dus mijn vraag aan de heer Boswijk zou als volgt zijn. Het is goed dat u als een leeuw gaat vechten voor die 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking. Ik doe daarin graag met u mee. Bent u ook bereid te gaan praten met uw asielwoordvoerder om te zorgen dat het geld voortaan niet meer uit deze begroting wordt gehaald?

De heer Boswijk (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Dat is heel helder. Is er behoefte aan een vervolgvraag?

De heer Thijssen (PvdA):

Nee. Daar ben ik heel blij mee. Wat een mooie ochtend, zo op de maandag.

De voorzitter:

Ja, dat kan ik me voorstellen. Ik geloof dat er geen interrupties of vragen meer zijn voor de heer Boswijk.

Ik geef graag het woord aan de heer Klink van de VVD.

De heer Klink (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De leden van de VVD-fractie betuigen uiteraard ook hun medeleven aan allen die zijn getroffenen door de aardbeving in Marokko en de overstromingen in Libië. Het is verschrikkelijk wat de mensen in deze landen is overkomen.

De leden van de VVD steunen de aanpak van het kabinet en de Minister zoals beschreven in de brief van afgelopen vrijdag. Het is goed om te zien dat vele mensen in Nederland samenwerken om hulp te bieden aan kennissen en familie die in de betroffen gebieden wonen. Het is ook goed om te constateren dat het Nederlandse Rode Kruis samenwerkt met de Marokkaanse Rode Halve Maan. Uiteraard is het wel jammer dat Marokko geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van het team van het Nederlandse Urban Search and Rescue, USAR, om ter plekke te helpen. In de Kamerbrief staat dat dit louter praktische redenen had. Ik vraag aan de Minister of we er echt zeker van kunnen zijn dat er in Marokko geen politieke motieven waren om hulp van bepaalde landen af te houden. De Marokkaanse overheid zegt zich onder andere door middel van het leger in te zetten in het rampgebied, maar via de pers komen verschillende verhalen naar buiten waarin het falen van de overheid wordt weergegeven. Het is overigens heel positief dat de Nederlandse geohydroloog is geselecteerd voor de VN-missie in Derna. Is het mogelijk om andere kennisexperts naar Marokko of Libië te sturen, zeker als dat over een tijdje meer gewenst is?

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe het staat met de gecoördineerde aanpak van de Europese Unie voor Marokko en Libië. Deze landen zijn per slot van rekening de directe buren van de Europese Unie en stabiliteit in deze landen is ook in ons belang, onder andere gelet op het beperken van de migratiestroom naar de EU. Loopt er alleen iets via de Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, of is er meer met betrekking tot de EU-gecoördineerde aanpak?

Hoe verschrikkelijk de huidige situatie in Marokko nu ook is, het is van groot belang om ook weer vooruit te kijken. Het is zaak dat de gezondheidsschade door de gebrekkige sanitaire voorzieningen zo veel mogelijk voorkomen wordt. Ik neem dan ook aan dat het WASH-programma, waar Nederland een grote donor van is, momenteel volop actief is ingezet.

Meer naar de toekomst zal wederopbouw plaatsvinden. Wederopbouw kan zowel bilateraal als gecoördineerd vanuit de Europese Unie plaatsvinden. Op bilateraal niveau kan Nederland, en dan in het bijzonder het bedrijfsleven, op het gebied van voedselvoorziening, infrastructuur en waterzekerheid het verschil maken. De Nederlandse overheid kan wat de VVD-fractie betreft hier het verschil maken door meer in te zetten op publiek-private partnerschappen, bijvoorbeeld via het programma DRIVE. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?

Voorzitter, tot slot. Nogmaals spreek ik namens de VVD-fractie ons medeleven uit aan alle getroffenen in Marokko en Libië. Nu is er nog veel aandacht voor deze natuurrampen en nu kan Nederland helpen om de afwikkeling van deze ramp te versnellen. Door bij te dragen op de gebieden waar Nederland ook echt het verschil kan maken, zoals landbouw, water en infrastructuur, kunnen we helpen om in de toekomst de gevolgen van dit soort verschrikkelijke rampen te voorkomen.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Klink. Ik zie dat er behoefte is aan een interruptie. Er is een vraag van de heer Van Baarle. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

De vraag die ik aan de heer Boswijk stelde, zou ik ook graag aan de heer Klink willen stellen. De heer Klink betuigt zijn medeleven namens de VVD-fractie. Dat vind ik mooi. Voor het leveren van een bijdrage aan de wederopbouw van Marokko noemt de heer Klink namens de VVD het aanjagen van particuliere initiatieven vanuit het bedrijfsleven, maar is hij ook van mening dat de Nederlandse regering daar financieel aan moet gaan bijdragen boven op de 5 miljoen die nu al is toegezegd, omdat dit bedrag onvoldoende is gezien de zwaarte van deze ramp en het aantal mensen dat is getroffen?

De heer Klink (VVD):

Dank aan de heer Van Baarle voor deze vraag. De particuliere initiatieven die zijn genomen, zowel door de inwoners als door de bedrijven, zijn sowieso goed. Ik denk dat het heel belangrijk is dat deze Minister en het kabinet daarbij een coördinerende rol pakken. Ik zou echt zeggen: probeer dat zo veel mogelijk vanuit de rijksoverheid te doen, zodat dit zo gericht mogelijk is. Het is goed dat die 5 miljoen al toegezegd is aan het Rode Kruis. Kijk, noodhulp blijft te allen tijde belangrijk. Maar ik gaf aan het einde ook al aan: wat kunnen we doen om dit in de toekomst te voorkomen, op het gebied van wederopbouw? Dat zijn juist de aspecten waarin Nederland op mondiaal vlak het verschil kan maken, waar we nog echt iets in de melk te brokkelen hebben. Het gaat dan toch altijd weer gauw over landbouw en water. Laten we daar vooral vol op inzetten. Voor de rest is een logisch moment om als Nederland van je te laten horen, zoals ook in de brief van afgelopen vrijdag staat, de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank, waarin we de multilaterale inzet steunen. Een vraag aan de Minister zou dan ook zijn wat de concrete inzet is en welke middelen we daar gaan inzetten. Ik heb die nu zelf niet gesteld, maar goed, dat zou via deze interruptie kunnen. Ik denk namelijk wel dat het goed is om het zo veel mogelijk samen en gecoördineerd te doen. We moeten namelijk ook constateren dat vanuit Marokko niet altijd direct happig gereageerd werd op het hulpaanbod vanuit Nederland.

De voorzitter:

Helder. Een vervolgvraag van de heer Van Baarle? Ja, de laatste.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, een vervolgvraag, omdat ik het antwoord van de heer Klink namens de VVD niet helder vind. Ik denk dat het goed is als deze Minister gewoon een helder signaal van de Kamer krijgt als ze naar die bijeenkomst van de Wereldbank gaat. De concrete vraag was: vindt de VVD ook dat er boven op die 5 miljoen vanuit de Nederlandse regering, bijvoorbeeld tijdens die bijeenkomst van de Wereldbank, een aanvullend bedrag bijgedragen moet worden om te assisteren met de wederopbouw van Marokko en het helpen van de slachtoffers van de aardbeving? Is de heer Klink namens de VVD dus bereid om dat signaal in de richting van de Minister, dus dat er aanvullende middelen moeten komen, te steunen?

De heer Klink (VVD):

Dan hebben we het bij deze vraag vooral over de wederopbouw. Daarover heb ik gezegd: er zijn onderdelen waarin Nederland het verschil kan maken. Wat de VVD-fractie betreft doen we dat zo veel mogelijk met de publiek-private samenwerkingen, bijvoorbeeld het DRIVE-programma. Als het nodig is dat daar meer middelen voor gereserveerd moeten worden, lijkt me dat best een logische aanpak. Ik denk dat Nederland juist op het gebied van infrastructuur het verschil zou kunnen maken, zeker in Libië, want daar schort het nogal aan infrastructuur. Dat moet natuurlijk wel deugdelijk zijn, maar ik sta er zeker voor open. Ik kan nu niet zeggen: dat moet dan maar zo- of zoveel miljoen zijn. Dat zou volstrekt nattevingerwerk zijn. Het moet wel ergens op gebaseerd zijn, natuurlijk. Maar ik ben er zeker voor dat Nederland meer doet aan wederopbouw op gebieden waar Nederland het verschil kan maken, dus tussen overheid en bedrijfsleven en zeker op het gebied van infrastructuur. Daarin steun ik de heer Van Baarle.

De voorzitter:

Ik blijf nog heel even streng. Dat is een heldere reactie. Ik bespeur volgens mij ook iets van een intentie, soortgelijk als bij het CDA. De heer Van Baarle is ook door zijn interrupties heen, dus dit stukje wil ik graag afsluiten. Sorry, het signaal van de heer Thijssen had ik niet gezien. Er is dus nog een interruptie van hem. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb eigenlijk dezelfde vraag aan de VVD over de bezuinigingen die er nu zijn op BuHa-OS. Dit zijn dus precies de rampen waarbij er mogelijk beknibbeld moet worden op budgetten. We zien in de begroting ook dat er op de mondiale gezondheidsstrategie beknibbeld moet worden, omdat er 3,5 miljard bezuinigd wordt. Dus eigenlijk dezelfde vraag aan de VVD: wil zij zich ervoor inzetten om die bezuinigingen terug te draaien, zodat we ruimhartig hulp kunnen verschaffen aan degenen die dat het hardste nodig hebben?

De heer Klink (VVD):

Dit is een beetje van hetzelfde laken een pak. Wat betreft noodhulp moge het heel duidelijk zijn: de VVD staat voor noodhulp. Daar is geen discussie over. Wat betreft wederopbouw moet je echt meer stappen zetten op het gebied van infrastructuur. Zeker in Libië is dat nodig, maar in dit geval ook wel in Marokko. Met programma's als DRIVE kun je de kracht van het bedrijfsleven meer inzetten om daarin stappen te zetten, zodat je dit soort rampen in de toekomst kunt voorkomen. Ook daar is de VVD heel erg voor. Maar er is een generiek beeld over de bezuinigingen op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Dat is eigenlijk een ander gesprek en een heel ander verhaal. Ik denk dat er pas richting een nieuwe coalitie meer duidelijkheid verschaft kan worden over hoe die potten precies verdeeld gaan worden. Nu even in dit debat zeggen dat het in zijn geheel maar eventjes moet worden teruggedraaid, lijkt mij, ook als je voor deugdelijke financiën staat, niet heel verantwoord.

De voorzitter:

Nog een vervolg?

De heer Thijssen (PvdA):

Nou, graag. Mijn partij laat samen met GroenLinks zien hoe je dat prima kunt stellen en ook financieel deugdelijk beleid kunt voeren. Een andere partij, het CDA, heeft dit weekend gezegd: wij willen voldoen aan de 2%-norm van de NAVO én aan de 0,7%-norm, dus als heel rijk land iets gaan bijdragen voor de allerarmsten en allerkwetsbaarsten van deze wereld. De VVD kan die duidelijkheid voor de verkiezingen volgens mij ook gewoon geven. En volgens mij is het antwoord dat ze wel de 2% voor de NAVO willen, maar niet de 0,7% voor de allerarmsten en allerkwetsbaarsten van deze wereld. Die duidelijkheid siert de VVD, maar dat we als rijk land dat niet doen om de allerarmsten in de wereld te helpen, siert de VVD wat mij betreft niet.

De voorzitter:

Meneer Klink, nog behoefte aan een reactie?

De heer Klink (VVD):

Voor de VVD is het heel belangrijk om de 2%-norm van de NAVO te halen. Dat is niet iets wat we sinds Oekraïne zeggen; dat zeggen we al veel langer. Dat is dus echt heel belangrijk. Voor onze partij is het ook heel belangrijk om deugdelijke financiën te hebben, en dat inkomsten en uitgaven met elkaar stroken. En als het gaat om ontwikkelingssamenwerking, moeten we ook niet doen alsof Nederland een nietszeggende donor is. In absolute bedragen zitten we bij de top tien van grootste donoren ter wereld. Ik zou het onszelf dus gewoon niet willen aandoen dat we onszelf aanpraten dat het er allemaal niet meer toe doet en dat we bijna niets voorstellen in de wereld, want dat is niet het geval. Het is natuurlijk nooit zo dat de VVD ideologisch tegen de 0,7%-norm is. Maar goed, het moet wel stroken en wat je uitgeeft, moet wel zo goed mogelijk zijn, want het blijft belastinggeld. Ik wil de belangrijke zaken toch nog een keer onderstrepen. Noodhulp staat voor de VVD niet ter discussie. U vindt de VVD altijd aan uw zijde om grote stappen te zetten op het gebied van wederopbouw, juist waar het bedrijfsleven en de overheid elkaar kunnen vinden, juist met de infrastructurele projecten op het gebied van voedselzekerheid en water. Ik kijk daarom zeker uit naar het commissiedebat over de Afrikastrategie, dat we binnenkort hebben. Dan kunnen we in een breder perspectief met elkaar delen hoe we daar de komende jaren kunnen handelen.

De heer Thijssen (PvdA):

Naar dat debat kijk ik ook uit, maar ik wil hier toch iets tegenover zetten. We hebben vorige week nog gezien hoe het prima mogelijk is in Nederland, in een rijk Nederland, om te zorgen dat we bijvoorbeeld meer geld vrijmaken voor lagere en middeninkomens en dat daar prima financiële dekking voor te vinden is. Dat kan hier natuurlijk ook. We zijn een van de rijkste landen ter wereld. Het is ook niet zo dat we niks doen, maar we kunnen wel onze internationale afspraken nakomen en 0,7% daarvoor vrijspelen. Dat is gewoon een kwestie van kiezen en zeggen: we vinden dat de wat rijkere mensen in dit land en de winstgevende bedrijven wat meer mogen bijdragen om dit voor elkaar te krijgen. Dat is natuurlijk het laatste ding. Wat we bereiken met dit geld is noodhulp. We bereiken er ook mee dat mensen het goed hebben op de plekken waar ze wonen en dat er minder migratie is. Ook dat zou de VVD toch moeten aanspreken.

De voorzitter:

Laatste reactie van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Over de deugdelijke dekking van alle moties die vorige week zijn aangenomen: daar vinden niet alle partijen zich in. Ook de VVD-fractie vindt niet in alle moties die zijn aangenomen de dekking heel deugdelijk. Dat geldt zeker waar af en toe heel gericht gekeken is naar het bedrijfsleven, dat verantwoordelijk is voor hele normale banen in Nederland. Daar speel je mee. Daar maken we ons als VVD-fractie zeker zorgen over. Dat geldt uiteraard ook als het gaat om migratie, maar dat realistische beeld is er hopelijk bij heel veel partijen in deze Kamer. Het is een veel breder verhaal. Als je puur naar migratie kijkt, dan heeft dat ook te maken met wat je doet op het gebied van handel, handelsakkoorden, investeringen, ontwikkelingssamenwerking en kennisoverdracht tussen Nederland en het ontvangende land of het land waarmee je afspraken wil maken op het gebied van migratie. Ik zie natuurlijk ook wel dat dat breder is. Ik denk dat we daar altijd de verbinding moeten zoeken. Ik wil nogmaals benadrukken dat we onszelf als Nederland niet moeten aanpraten dat we nul komma nul voorstellen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. We zitten qua absolute bedragen nog steeds in de top tien grootste donoren ter wereld.

De voorzitter:

Helder. We vervolgen met de inbreng van de heer Eppink van BBB.

De heer Eppink (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de indruk dat alle interrupties voorbij zijn. A walk in the park!

De voorzitter:

Er zijn er nog een paar beschikbaar.

De heer Eppink (BBB):

Voorzitter. De leden van de BBB-fractie leven mee met de slachtoffers van de rampen in Marokko en Libië. We betuigen onze steun aan de hulpverlenende organisaties die ter plekke de slachtoffers kunnen helpen na deze verschrikkelijke rampen. Dat de regering van Marokko slechts enkele landen hulp heeft gevraagd, en niet Nederland, is opmerkelijk. Als Marokko deze hulp niet nodig heeft omdat het zelf de touwtjes in handen wil blijven houden, dan is dat te respecteren. Marokko is daartoe niet verplicht. Ook is de onmiddellijke inzet van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-verenigingen om slachtoffers in korte tijd te kunnen helpen erg effectief. We zijn blij dat het geld dat gedoneerd is goed terechtgekomen is. Is het mogelijk om in te zien in welke mate welke hulp is verleend? Zou dit overigens een goed leermoment zijn voor de Nederlandse regering om te kijken welke middelen zijn ingezet en het best werken bij dergelijke rampen?

Wat betreft Libië, waar enigszins te weinig over gesproken is, zou ik willen zeggen dat de BBB-fractie de slachtoffers die zijn gevallen na de doorbraak van de dammen in Libië betreurt. De ravage die deze vloedgolf heeft achtergelaten, is dan ook in verschillende rapportages goed zichtbaar. Zo zagen we een rapportage over de vernietigde gebouwen die in het stroomgebied achter de dammen stonden, waar nu niets meer van over is. Daarnaast is hulp bieden aan een land als Libië erg lastig vanwege de sinds 2011 complexe binnenlandse situatie daar. Dat de dammen zijn doorgebroken door de weersomstandigheden is natuurlijk betreurenswaardig. Zeker als zo'n groot object als een dam doorbreekt, is de schade aanzienlijk. In de Volkskrant stond een artikel over de dammen waarin benoemd werd dat deze al scheuren vertoonden in 1998, maar dat die uiteindelijk nooit helemaal gerepareerd zijn. Mijn vraag aan de Minister is of er een overzicht is van de financiële steun die is gegeven aan Libië in de jaren daarvoor. Kan ze daar een beeld van geven? Is er gekeken naar waar die middelen precies terecht zijn gekomen? Want kennelijk zijn deze dammen en het onderhoud ervan verwaarloosd; daarom zijn ze doorgebroken. Kan de Minister ons op de hoogte houden van de ontwikkelingen? Kan zij aangeven welke lessen hier mogelijk zijn te leren voor Nederland?

Dank u.

De voorzitter:

Wat een samenwerking inderdaad, dat we de tijd zo mooi verdelen. We doen het best netjes in deze eerste termijn. Er is een vraag voor u van de heer Klink; gaat uw gang.

De heer Klink (VVD):

Een korte vraag aan de heer Eppink van de BBB, over de oproep die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gedaan heeft om een financiële bijdrage te leveren. Ik kan me zo voorstellen dat dat uiteindelijk gaat om het inzetten van lokale belastingen. Mijn vraag aan de heer Eppink van de BBB is wat hij daarvan vindt, want er zijn nogal wat lokale problematieken in de regio.

De heer Eppink (BBB):

Dank u wel voor de vraag. Als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat initiatief neemt, is het evident dat het aan de gemeenten is om daarover te oordelen. Het gaat over hun middelen. De gemeenteraad en wethouders van deze gemeenten gaan daarover. Dat is gemeentelijke autonomie. Derhalve zou ik zeggen dat het een zaak van de gemeenten is. Den Haag moet zich niet overal mee bemoeien. Laten gemeenten zelf ook initiatieven nemen op dat gebied.

De voorzitter:

Misschien heeft u behoefte aan een vervolg, aan een tweede vraag? Nee? Helder? Ja. Dan gaan we tot slot naar de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid voor zijn inbreng. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik doe deze inbreng ook namens de collega's van GroenLinks.

Veel collega's hebben het al gezegd: de beelden die we hebben gezien uit zowel Marokko als Libië zijn hartverscheurend. Er zijn beelden genoemd van een jongetje dat aan het rondscharrelen is in het puin. Ik heb verhalen gehoord over dorpen die voor een groot deel zijn weggeslagen en waar een groot deel van de bevolking is omgekomen. De beelden uit Libië zijn ook vreselijk. Het is verschrikkelijk als dit je overkomt. Ook onze fracties willen alle nabestaanden, zowel die ter plaatse als die in Nederland, heel veel sterkte wensen om hier zo goed mogelijk mee om te gaan.

We moeten natuurlijk kijken wat we kunnen doen, op de korte termijn maar ook op de langere termijn. Ik denk dat we ons daarop moeten richten in dit debat. Daarom dank ik de Minister voor de brieven die zij hierover heeft gestuurd. Ik denk dat het voor heel veel mensen goed is om te weten dat we, hoewel we als Nederland niet zelf Marokko in konden, wel hebben kunnen helpen via de Rode Halve Maan, via donaties via het Rode Kruis. Het is heel fijn dat dat mogelijk was. Ook een aantal particuliere initiatieven is het wel gelukt om daar aan te komen en te helpen, en dat is heel fijn om te horen. Maar de vraag aan deze Minister is natuurlijk wel waarom met name de Search-and-Rescuehulp, die op de korte termijn zo belangrijk is, niet werd geaccepteerd. We lezen in de brief dat er praktische bezwaren waren, maar daar ben ik dan wel benieuwd naar, want zo heel ver weg is Marokko nou ook weer niet. We hebben vliegtuigen die daar relatief makkelijk heen kunnen, dus wat waren nou die praktische bezwaren? Kunnen we daar meer inzicht in krijgen?

Voor de iets langere termijn – er komt een koude winter aan – is de vraag of de Minister of internationale hulporganisaties zicht hebben op welke hulp er nodig is. Zal die hulp er op tijd zijn, voor de winter er is? Is er voldoende water? Is er voldoende voedsel? Zijn er voldoende tenten en onderkomens? Is er op de een of andere manier voldoende warmte, zodat die mensen inderdaad de winter kunnen doorkomen? Ik heb ook een vraag over de psychosociale hulp voor de mensen die getroffen zijn. Is daar oog voor? Wordt er op dat vlak hulp geboden?

Ik heb vergelijkbare vragen over de situatie in Libië. Daar zijn nu heel veel zorgen over stilstaand water en rioleringen die zijn weggespoeld, mogelijk met infectieziektes als cholera tot gevolg. Kan Nederland helpen om die infecties in te dammen om ervoor te zorgen dat er boven op deze ramp niet nog een andere ramp komt?

Verder weten we ook dat er in Libië allerlei vluchtelingen uit Syrië en Sudan zijn. Kan de Minister inzage geven in hoe kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, inclusief deze vluchtelingen en migranten, additionele aandacht krijgen bij de noodhulprespons? Is er daarop inzet vanuit haar ministerie?

We hebben het inderdaad al gehad over die Nederlandse hydroloog. We hebben natuurlijk het DRRS-programma, met watergerelateerde hulp. Mijn fractie verwacht eigenlijk wel dat dit soort situaties zich door klimaatverandering vaker gaan voordoen. Watergerelateerde hulp is daarbij heel erg nuttig. Mijn vraag aan de Minister is dus of zij die mening deelt. Hoe kan er vooraf al op worden ingezet dat als zoiets gebeurt, we vanuit Nederland met precies die hulp zo goed mogelijk kunnen bijdragen en het verschil kunnen maken?

Ook aan deze Minister stel ik dan toch de vraag of ze het eens is met GroenLinks en PvdA dat het toch wel heel erg is dat we nu 3,5 miljard gaan bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Dan staat er nog wel net een hek om noodhulp heen, maar er wordt natuurlijk wel bezuinigd op de mondiale gezondheidsstrategie. Het kan toch niet anders dan dat dat in dit soort situaties of bij de preventie daarvan gevolgen gaat hebben?

Voorzitter, nog even heel erg kort. Ik ga hier vanavond bij het debat over mensenrechten ook wat vragen over stellen. We krijgen signalen over een mogelijke genocide in Sudan. Hebben die signalen de Minister ook bereikt? Hoe reageert zij daarop, en vooral op wat daarbij hoort? Dat zijn die enorme vluchtelingenstromen en de humanitaire crisis die zich lijkt te voltrekken. We zien de Minister niet zo heel vaak. Dit is wel heel erg urgent. Ik wil dus toch even vragen om haar reactie. Dit zal ongetwijfeld op haar netvlies staan, maar hoe gaat zij hiermee om?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Helder. Dank aan meneer Thijssen namens de fracties van zowel de Partij van de Arbeid als GroenLinks. Ik merk dat uw inbreng en de vragen die u stelt mij ook weer eventjes terugbrengen naar de tijd dat ik zelf orkaan Irma meemaakte. Je merkte dat die resilience waar jullie over spreken inderdaad ontzettend sterk is, die saamhorigheid van mensen. De wijze waarop mensen zelf in staat zijn om te activeren, is natuurlijk echt gewoon de basis. Terwijl ik daar zelf uren na het passeren van de orkaan een witte duif trof, hoop ik dat de slachtoffers, families en gemeenschappen wat dat betreft in dit geval ook een gevoel van hoop ontlenen aan hoe wij internationaal samenwerken en aan hoe ze samenkomen om de eerste nood te lenigen. Dat wilde ik toch zeggen, omdat zo'n debat over deze omstandigheden, met multipele crises in de regio, voor mij toch heel persoonlijk voelt.

We zijn daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Minister heeft om twintig minuten schorsing gevraagd om zich voor te bereiden op haar reactie. Ik zou willen voorstellen dat we tot 11.15 uur schorsen. We zetten het debat dan voort met de reactie van de Minister.

Dank aan eenieder.

De vergadering wordt van 10.50 uur tot 11.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemorgen weer, allemaal. We zijn met vijf Kamerleden van de commissie overgebleven, want de heer Boswijk van het CDA heeft zich geëxcuseerd. Inmiddels hebben we natuurlijk de eerste termijn aan de zijde van de Kamer afgerond. We zijn hier dus terug voor het commissiedebat van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de acute situatie in Marokko en Libië. Ik geef graag het woord aan de Minister voor haar reactie op de vragen die zijn gesteld aan de zijde van de Kamer.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag allereerst stilstaan bij de slachtoffers van de verschrikkelijke rampen in Marokko en Libië. Mijn oprechte medeleven gaat uit naar de mensen en nabestaanden daar, en naar alle families, ook hier in Nederland. De mensen in nood, waar wij nauw mee verbonden zijn, verdienen onze volle steun. We hebben ze geholpen vanaf het begin, maar zullen daar natuurlijk mee doorgaan. Ik wil daarnaast ook mijn waardering uitspreken voor alle hulpverleners die actief zijn en waren in de rampgebieden, en iedereen in onze samenleving, in Nederland, die is toegesneld met hulp.

Ik zal in mijn beantwoording eerst een paar algemene dingen zeggen. Daarna zal ik ingaan op de noodhulp in Marokko, de noodhulp in Libië, de langetermijnhulp in Marokko, de langetermijnhulp in Libië, en dan overig, maar dat is eigenlijk maar één vraag, over Sudan.

De voorzitter:

Minister, eventjes voor de helderheid: ik hoor in uw introductie dat u voorstelt om het in vijf blokken te bespreken, met als laatste blok overig. Voor de Kamerleden: zullen we dan kiezen voor vier losse vragen aan de Minister? Ja. Oké.

Minister Schreinemacher:

Ik zei het al: het zijn opnieuw dramatische crises. Helaas zullen het ook niet de laatste zijn. Ik heb een humanitair budget van 520 miljoen euro op jaarbasis. Dat hebben we namens het kabinet vastgesteld. Gelukkig heb ik dat kunnen ontzien met de recente ombuigingen op mijn begroting, maar we hebben ook gezien: 520 miljoen is eigenlijk niet genoeg. Alle budgetten die landen gezamenlijk beschikbaar stellen om de noden van humanitaire crises te lenigen, zijn niet genoeg, zo veel mensen worden er getroffen door natuurrampen en conflict. Het is ook al genoemd: humanitaire noodhulp is eigenlijk maar een pleister voor de wonden. Eigenlijk wil je natuurlijk structureel de grondoorzaken tegengaan. Dat moeten we ook doen. Dat doen we. Maar ook daar is natuurlijk meer geld voor nodig. Om de grondoorzaken tegen te gaan, om dat goed te doen, is blijvende inzet nodig. Dat doen wij op dit moment in ieder geval met waar Nederland goed in is: onze inzet op stabiliteit, economische ontwikkeling en klimaatadaptatie, samen met tal van partners, publiek en privaat. Daar zijn we nu mee aan de slag.

Dan zal ik nu verdergaan met het blokje over de noodhulp in Marokko.

De voorzitter:

Minister, er is een vraag van de heer Van Baarle, DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Allereerst een vraag over de algemene beantwoording van de Minister, over dat budget van 520 miljoen per jaar: is die 5 miljoen die voor Marokko is gereserveerd, van die 520 miljoen af gegaan? En hoeveel van dat bedrag van 520 miljoen is nog beschikbaar om eventueel iets extra's te doen in de richting van de mensen in Marokko? Heeft de Minister een beeld van hoe dat zit?

Minister Schreinemacher:

Daar wilde ik zo op ingaan. Die 5 miljoen is inderdaad van die 520 miljoen af gegaan. Zoals wij het nu kunnen inschatten, zoals mijn mensen het mij nu vertellen... Kijk, we kunnen altijd verder zoeken, maar vooralsnog hebben we gedaan wat wij doen in Nederland. Aan het begin van het jaar geven we ongeoormerkte steun aan organisaties zoals de Dutch Relief Alliance, de Verenigde Naties en het Rode Kruis. Dat storten zij in hun noodhulpfondsen. Binnen die fondsen is er dus nog wel geld over, maar dat staat niet op onze bankrekening. Dat staat juist al op de bankrekening van de organisaties die zo snel mogelijk ter plaatse moeten kunnen zijn. Dat doen we juist om hen in staat te stellen om daar zo snel mogelijk hulp te bieden. Maar binnen het humanitaire budget dat bij ons op de begroting staat, was die 5 miljoen eigenlijk al schrapen, om het oneerbiedig te zeggen. Eigenlijk is er humanitair gewoon niet veel meer over.

Dan ga ik verder met de ramp in Marokko in het bijzonder. De heer Van Baarle vroeg of we concretere cijfers hebben van slachtoffers en getroffenen. Op dit moment weten wij van 3.000 dodelijke slachtoffers in Marokko, duizenden mensen zonder huis en grote materiële en emotionele schade. Dat is nu de stand van de aardbeving in Marokko. De hoeveelheid getroffenen, die 2,8 miljoen, kunnen wij op dit moment niet verifiëren, maar dat zou helaas inderdaad een heel realistisch getal kunnen zijn.

Nederland heeft – ik dank de leden ook voor de complimenten – snel aan de hulpverlening kunnen bijdragen via onze humanitaire partners, waaronder de VN, de Dutch Relief Alliance en het Rode Kruis, met onderdak, voedsel, water, de mentale en psychische zorg waarnaar de heer Thijssen vroeg, en de medische zorg voor de zwaarst getroffenen. Onze partners werken met lokale organisaties, dus professionals en vrijwilligers ter plaatse, zodat ons budget ook direct effectief is daar waar dat nodig is. Ik heb zojuist al gezegd dat wij als Nederland 5 miljoen direct hebben vrijgemaakt voor het Rode Kruis. Dat kon ook meteen worden ingezet bij de lokale partner, de Marokkaanse Rode Halve Maan. Zij waren al ter plekke. Daarmee kon ook deze financiering snel de beoogde en benodigde diensten leveren, en konden goederen aangeschaft worden.

Dan vroeg de heer Hammelburg nog in hoeverre die hulp ook al vooruitziet op wat er in de winter komen gaat. Dat is winterisation, zoals we dat ook wel noemen. Op dit moment is de noodhulp, onze steun die wij geven, er ook voor om goederen vrij te maken voor de overwintering. Het doel is om zo veel mogelijk spullen, zoals kachels, dekens, tenten, daarvoor gereed te maken. Die hulp is daar ook voor nodig. Het is natuurlijk aan Marokkaanse autoriteiten om dergelijke hulp toe te laten en om waar nodig internationale aanvragen te doen voor aanvullende steun.

De voorzitter:

Minister, ik denk dat er een vraag is van de heer Hammelburg. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Dit is vaak een herhaling van scenario's bij helaas de vele noodsituaties en de rampen die zich dit jaar hebben voltrokken en die we vandaag al eerder hebben benoemd. Dat zijn de aardbevingen in Turkije en Syrië, wat er nu in Marokko en Libië gebeurt en eerder de oorlog in Oekraïne. Elke keer vraagt dat om snel schakelen. We zien dat er op twee fronten een respons komt vanuit de internationale gemeenschap. De Verenigde Naties en de Wereldbank gaan aan de slag met de vraag wat er nodig is voor de wederopbouw. Dat duurt lang. Er komen berekeningen en daar draagt Nederland achteraf altijd aan bij. We zijn er ook altijd heel goed in om aan het begin wat geld te sturen om te laten zien dat we solidair zijn. En we hebben natuurlijk dat ongeoormerkte geld dat al klaarstaat bij de gespecialiseerde organisaties, die direct aan de slag kunnen. Het is echt fantastisch dat Nederland dat doet. Dat zouden meer landen moeten doen. Ondertussen zien we in die tussenfase, na die eerste weken van nood, dat de winters eraan komen en dat het dan vaak hapert. Het hulpverzoek is dan nog niet goed geformuleerd door de autoriteiten, die daar niet op berekend zijn. We staan dan altijd een beetje aan de zijlijn. We moeten dan vanuit de Kamer een debat aanvragen, moties indienen en pushen om toch dat extra geld en die extra aandacht te krijgen. We hebben dat gehad in het geval van Oekraïne; we hebben dat ook in het geval van de aardbeving in Turkije en Syrië gehad. Mijn vraag is nu aan de Minister: wat is op dit moment haar concrete plan om te zorgen dat de Marokkanen onze hulp voor de winter gaan aannemen, en wat is die hulp?

Minister Schreinemacher:

Toch nog even. Wij doen aan het begin van het jaar, zoals de heer Hammelburg ook zei, ongeoormerkte bijdragen aan die organisaties, waaronder het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. We hebben daarbij nu direct 5 miljoen gegeven. Maar ook dat is bedoeld voor de komende weken en de komende tijd om daarmee verwarming, heaters, dekens et cetera mee vrij te maken. Daar is dat geld ook voor bestemd. Daarnaast werken we ook meer met de lange termijn. Daar zal ik zo nog op ingaan, in het derde of vierde blokje. Maar de winterisation maakt juist deel uit van de noodhulp. Zo zien wij dat ook. Ik heb het over tenten et cetera.

De voorzitter:

Een tweede vraag van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Dat begrijp ik allemaal, maar ik probeer nu niet te redeneren vanuit de gedachte: wat geven wij als Nederland qua bedrag? Het gaat om 5 miljoen. Als Kamerlid moet ik controleren of de juiste hulp komt op de plek waar daar behoefte aan is. Dan zegt het mij niet zo heel veel. We hebben ongeoormerkt geld aan organisaties uitgegeven die heel goed werk verrichten, maar ik kan niet controleren hoe er vanuit de behoefte wordt geredeneerd. Eigenlijk wil ik heel graag concreet van het ministerie, van deze Minister horen wat op dit moment de behoefte is of lijkt op basis van inschatting en eerdere ervaringen. Die ervaring heeft Nederland gewoon. Wat is ervoor nodig? Hebben wij voldoende middelen als er extra nodig is? We hebben bij de aardbevingen in Turkije en Syrië namelijk gezien dat dit niet het geval was. Dat vond ik beschamend. Dat lijkt nu weer het geval, als ik naar het eerste antwoord van de Minister luister. Er lijkt weer geen extra geld te zijn. Die 5 miljoen was al quote, unquote «het schrapen van budgetten». Wat is er nodig? Wat kunnen we doen voor het geval zo meteen de eerste sneeuwvlokken gaan vallen? Dat gaat heel snel gebeuren. Ik snap dat alle Marokkaanse autoriteiten overrompeld zijn door de situatie. Ik snap dat het een hele zware opgave is, maar wij hebben die ervaring. Wij kunnen helpen. Wat gaan we doen?

De voorzitter:

En dan gaat het heel specifiek over de noodhulpperiode, zeg ik nog eventjes ter bevestiging.

Minister Schreinemacher:

Ik noemde al onderdak, voedsel, water, medicatie, mentale zorg en psychosociale steun. Daarvan weten we dat het nodig is en de komende tijd nodig blijft. Daar blijven we dus op inzetten. De EU heeft de Marokkaanse autoriteiten een aanbod gedaan om te helpen met winterisation. Dat is op dit moment nog niet geaccepteerd. Vanuit de post proberen wij Marokkaanse autoriteiten te bereiken en daartoe te bewegen. Dat doen we niet alleen vanuit de post; mijn collega Minister Hanke Bruins Slot en ik staan zelf ook in contact met de Marokkaanse autoriteiten, om hen ertoe te bewegen om die steun aan te nemen. Dat is nog even los van het USAR-team, waar ik zo op in zal gaan. Verder brengen de Wereldbank en de Verenigde Naties natuurlijk meer het grote plaatje, de grote hulpverzoeken, in beeld. Daar zullen we tijdens de Wereldbankvergadering van begin oktober ook over spreken. Dat loopt dus nog. Voordat ik daarnaartoe afreis, wil ik de Kamer er graag over informeren wat we daar op dat moment over weten. Maar dat is in ieder geval hoe het er nu voor staat, met de noden die we nu kennen en het aanbod dat wij nu hebben gedaan.

De voorzitter:

Een tweede vraag van meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Toch hierop verdergaand: ik zou graag aan de Minister willen vragen wat haar taxatie is. Is de 5 miljoen die Nederland heeft bijgedragen voor die noodhulp voldoende? De fractie van DENK vindt van niet, want we weten dat er op dit moment, as we speak, gewoon een enorm groot tekort is aan tenten en sanitaire voorzieningen en dat mensen buiten slapen. Is de taxatie van de Minister dat die 5 miljoen voldoende is? Ik kan dat niet geloven. Twee: wat is op dit moment het beeld van die 5 miljoen? Is die al volledig ingezet? Zo ja, dan sterkt mij dat alleen maar in de overtuiging dat er nog meer nodig is, gezien de schrijnende tekorten aan tenten en hulpverlening die er op dit moment zijn.

De voorzitter:

Helder.

Minister Schreinemacher:

In antwoord op die vraag: het lijkt zich nu te beperken tot die 5 miljoen, maar dat is niet zo. Ik heb dat eigenlijk al twee keer kort uitgelegd. Wij geven aan het begin van het jaar. Het is dus niet zo dat Nederland 5 miljoen heeft gegeven voor deze ramp; wij geven het juist bij voorbaat. Deze 5 miljoen is nog niet in z'n geheel uitgegeven. Dat gebeurt nu eigenlijk, ook op basis van wat er op dit moment nodig is. Maar het is ook juist aan onze partnerorganisatie, de Marokkaanse Rode Halve Maan, om dat inzichtelijk te maken en ervoor te zorgen dat de benodigde hulp ter plaatse komt. We hebben deze debatten vaker gevoerd in de Kamer; dat onderstreepte de heer Hammelburg ook. Daarbij geven wij aan dat wij niet «in kind support» leveren, zoals dat heet in mooi Engels. We sturen dus geen spullen vanuit hier, omdat het met de transportkosten gewoon duurder is om het hier in te kopen. Ter plaatse kan het vaak direct worden ingezet. De spullen worden dus daar gekocht en daar ingezet. Uiteindelijk is die 5 miljoen een gedeelte van de Nederlandse bijdrage aan deze ramp tot nu toe. Maar ik geef ook direct toe – verschillende leden, waaronder de heer Thijssen, refereerden daar ook aan – dat de begroting van BHOS eindig is. Ik begrijp de wens om meer te doneren heel goed, maar ik vind het wel heel belangrijk dat we eerst kijken wat er nodig is en of er meer financiële middelen nodig zijn voor noodhulp. Nederland was een van de eerste landen die een bijdrage hebben geleverd. Dat werd ook zeer gewaardeerd door de Marokkaanse autoriteiten. We moeten ook kijken wat andere landen nu doen en of daarmee even is voldaan aan de hulpvraag wat betreft noodhulp. Dan kunnen we kijken wat er eventueel verder nodig zou zijn voor wederopbouw.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van de heer Hammelburg van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, want dat is nou precies het probleem. Als we nu naar de eerste beelden kijken en de eerste geluiden horen, weten we dat de noodhulp op dit moment niet voldoende is, in financiële termen maar ook qua ondersteuning. Door het jaar heen en zeker het afgelopen jaar zeggen organisaties als het Rode Kruis, het World Food Programme en UNICEF allemaal structureel: de rampen en noodtoestanden stapelen zich steeds meer op door toenemend conflict door toenemende klimaatverandering. Dat betekent dat de budgetten wereldwijd, maar ook vanuit Nederland, simpelweg ontoereikend zijn. Als je dan weer inzoomt op de situatie in Libië en Marokko, kun je heel simpel concluderen dat we onvoldoende budget hebben gegeven voor Marokko en Libië, namelijk 5 miljoen en 2 miljoen, en dat er meer nodig is. De vraag is dus of de Minister het dan op z'n minst ermee eens is – volgens mij zei ze dat in haar opening – dat het voor de komende verkiezingen en campagne belangrijk is dat iedereen goed begrijpt dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking, zeker voor noodhulp, echt essentieel is voor solidariteit, menselijke waardigheid, barmhartigheid en ook voor stabiliteit.

De voorzitter:

Helder.

Minister Schreinemacher:

Ik ben het helemaal eens met de heer Hammelburg dat noodhulp héél belangrijk is. Daarom ben ik ook heel blij dat we dat we die in ieder geval hebben kunnen ontzien bij de ombuigingen op het BHOS-budget. In mijn eerste termijn heb ik in mijn inleiding al aangegeven dat 520 miljoen te weinig is voor alle noden die er op dit moment zijn. Natuurlijk geven al die organisaties hetzelfde bij mij aan. Ik moet wel zeggen dat Nederland voor bijvoorbeeld het crisisnoodhulpbudget van de VN de grootste donor is. Dat betekent niet dat er uiteindelijk genoeg in dat budget zit, maar het is wel zo dat Nederland daar echt stevig aan bijdraagt. Maar goed, het kan altijd meer, want het is te weinig. Dat zien we.

De voorzitter:

Er is nog een vervolgvraag van de heer Thijssen van PvdA/GroenLinks.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank aan de Minister voor de beantwoording en het heldere signaal dat ook 520 miljoen voor noodhulp niet toereikend is. Uiteraard ook dank aan het ministerie en alle hulpverleners om zo goed mogelijk te helpen met de middelen die we hebben. Ik werd wel even getriggerd door het woordje «ombuigen», want er wordt toch niet omgebogen op het BHOS-budget? Er wordt gewoon gekort. Het is toch gewoon een bezuiniging, omdat de asielkosten te hoog uitpakken?

Minister Schreinemacher:

Als je het heel feitelijk bekijkt, dan wordt er omgebogen binnen het ODA-budget en wordt er bezuinigd op de OS-programma's in met name ontwikkelingslanden in Afrika. Ja.

De voorzitter:

Helder. De heer Klink heeft ook een vraag.

De heer Klink (VVD):

Ik ga nog in op de noodhulp en dat het te weinig is, het onderwerp waar het debat van zonet over ging. Ik ben dan toch benieuwd hoe het zit met de bijdragen van de omringende landen. Dat zijn soortgelijke economieën. Hoe doet Nederland het dan? Net gaf de Minister al aan dat Nederland de grootste donor is. Is er zicht op hoe onze directe buren handelen?

De voorzitter:

Helder.

Minister Schreinemacher:

Daar kom ik in de tweede termijn graag even op terug.

De voorzitter:

De Minister vervolgt.

Minister Schreinemacher:

Ik vervolg nog even de beantwoording over de noodhulp in Marokko. De heer Thijssen vroeg naar de psychosociale hulp. In Libië heeft de VN psychosociale hulp opgenomen in het noodhulpprogramma. Ook onze DRA-partners bieden deze ondersteuning aan slachtoffers aan. In Marokko is de psychosociale hulp eveneens een belangrijk onderdeel van de respons van het Rode Kruis en de Halve Maan-beweging. Dit is een respons die mede door Nederland wordt ondersteund en vooral door Nederland wordt aangejaagd.

Verschillende leden vroegen nog naar de praktische bezwaren. Waarom is het Nederlandse USAR-team niet ingezet door de Marokkaanse autoriteiten? Gevraagd werd of wij dat écht proactief, proactief hebben aangeboden. Dat hebben we. Dat hebben we gedaan via de post en ook via het ministerie, dus zowel via onze post in Marokko als de via de Marokkaanse ambassade hier. Dat hulpaanbod werd zeer op prijs gesteld. Die boodschap hebben de Marokkaanse autoriteiten ook overgebracht. De praktische bezwaren waren vooral dat Qatar bijvoorbeeld meer Arabischsprekende mensen in het team had, dat er bijvoorbeeld gedeelde oefeningen waren geweest met het Spaanse USAR-team en dat er met het VK al een samenwerking was aangegaan. Daarnaast speelde nog het volgende. In Turkije betrof het een heel groot gebied dat je van verschillende kanten in kon met USAR-teams, maar in Marokko ging het echt om een redelijk onherbergzaam gebied en het was lastig om daar vanuit verschillende kanten in te komen. Dus dat was eigenlijk maar één kant. Het werd zeer gewaardeerd dat vanuit alle landen USAR-teams klaarstonden, maar het was logistiek te lastig. Wij hebben wel steeds gezegd: dit is een aanbod en dat blijft staan; als jullie op een ander moment toch nog behoefte hebben daaraan of aan andere hulp, laat het dan weten. Ook dat is gewaardeerd door de Marokkaanse autoriteiten. Zij zullen laten weten wanneer zij dat nodig hebben. Maar dat zijn de praktische bezwaren waar we in de brief aan hebben gerefereerd.

De voorzitter:

Minister, uw toelichting leidt tot een vraag van de heer Klink, VVD.

De heer Klink (VVD):

Dank, Minister, voor de duidelijke uiteenzetting van de praktische bezwaren. Ik concludeer dan zelf maar eventjes – maar ik hoor graag de bevestiging van de Minister – dat politieke motieven absoluut niet aan de orde waren in dezen.

Ik had ook een andere vraag gesteld, maar misschien komt de Minister daar nog op terug. Er werd net in het antwoord al een beetje iets genoemd over toekomstige hulp. Kan de Minister dat iets meer concretiseren? Wat kunnen we dan aanbieden en waarin hebben de Marokkaanse autoriteiten wel interesse?

Minister Schreinemacher:

Op dat eerste punt zeg ik: voor zover wij weten. Ik kan natuurlijk nooit in de hearts and minds van de Marokkaanse autoriteiten kijken voor het waarom. Maar dit is wat zij ons hebben laten weten. Volgens mij is dat een heel plausibel verhaal over waarom onze hulp op dit moment niet nodig werd geacht.

Op de volgende vraag, over de hulp die we verder zouden kunnen bieden, zou ik graag ingaan bij het punt over wederopbouw. Daar hebben verschillende leden naar gevraagd. Anders ben ik al m'n kruit aan het verschieten in het eerste blokje.

De voorzitter:

Helder. U heeft niet voor niets aangegeven dat uw beantwoording uit een aantal blokken bestaat. De lange termijn hoort meer in het derde blok. U vervolgt.

Minister Schreinemacher:

Dan over de noodhulp in Libië. Ook daar zijn echt ontzettend veel doden. Op dit moment staat de teller op 4.000. Er zijn 8.000 vermisten in Libië en 880.000 getroffenen. Ook hier zijn duizenden mensen ontheemd en is er immense emotionele en materiële schade. Libië heeft wél een internationaal hulpverzoek gedaan. Dat maakt het voor landen en internationale humanitaire organisaties mogelijk om snel hulp te bieden, op te schalen en gecoördineerd te werk te gaan. Het noodhulpfonds van de VN heeft meteen 10 miljoen dollar bijgedragen zodat de hulp snel gestart kon worden. Zoals ik net al zei is Nederland dit jaar de grootste donor van dit noodfonds, waardoor 1,5 miljoen dollar van die 10 miljoen eigenlijk direct aan Nederland kan worden toegerekend. Dat is die ongeoormerkte bijdrage die we aan het begin van het jaar doen, waardoor de VN daar meteen ter plaatse kon opschalen.

Dat is ook mijn reactie op de vraag van de heer Van Baarle. Uiteindelijk hebben we sowieso al meer dan 2 miljoen via onze DRA-partners aan de hulp aan Libië bijgedragen. De DRA-partners zijn dus ook begonnen met de Acute Joint Response van 2 miljoen. Ook boden we ondersteuning en expertise op het gebied van rampenbestrijding aan Libië. Het USAR-team is echt gespecialiseerd in aardbevingen, dus daar had dat niet zo veel zin. Maar we hebben wel gekeken naar wat voor team er eventueel beschikbaar zou zijn voor rampen die meer in water zijn. Verschillende leden hadden het daar ook over. We zijn nu ook in overleg met IenW bezig zijn om een soort «USAR on water»-team te starten en te bekijken wat daar allemaal voor nodig zou zijn. We kunnen namelijk zeker door El Niño eigenlijk helaas al met zekerheid stellen dat de overstroming in Libië niet de laatste zal zijn. Stel dat wij snel daar ter plaatse willen zijn, juist met onze expertise, en willen helpen bij zaken waar snel behoefte aan is, op een manier waar Nederland goed in is. Dat zou iets kunnen zijn dat internationaal structureler ingezet zou kunnen worden. Dus daarover zijn we op dit moment in overleg met IenW. Volgens mij is dat behalve alle noodhulp een goed aanbod om de Nederlandse ondersteuning en expertise op het gebied van rampen en met name water te kunnen inzetten.

De heer Klink vroeg of we in Libië ook actief zijn op het WASH-thema. Wij zullen de expert leveren die daar voor de Internationale Organisatie voor Migratie, de IOM, actief is, en zo een versterking leveren op het thema WASH. Op dat vlak zijn we dus ook in Libië wel actief.

Dat raakt ook aan wat de heer Thijssen vroeg over het helpen indammen van infecties. Na de ramp in Libië heeft de Wereldgezondheidsorganisatie daar de coördinatie op het gebied van de gezondheidssituatie. Medewerkers van de WHO zijn actief in het rampgebied. Door de flexibele algemene bijdrage van Nederland, ook aan de WHO, kan de WHO de mogelijke gezondheidsrisico's in kaart brengen en proactief handelen, ook om infecties in te dammen. Zij zijn daar dus druk mee bezig, want dat risico ligt inderdaad op de loer.

De heer Thijssen vroeg nog naar waterinitiatieven. Ik noemde net al het USAR-team on water. Ik hoop dat dit in de toekomst ingezet kan worden, maar op dit moment worden ook voor Libië al verschillende initiatieven op het gebied van water uitgevoerd. Via de EU is een expert ingezet en we kunnen het Dutch DRRS-waterprogramma inzetten. Ik wil graag benadrukken dat het van belang is om aan de grondoorzaak van watergerelateerde crises te werken. Daar hebben we het al eerder over gehad. Dat doen we bijvoorbeeld door bestaande waterprogramma's en -projecten ter bevordering van goed bestuur. Ook hebben we de programma's gestart om de risico's op dergelijke rampen te verminderen, zoals het programma From satellites to sandbags. Dat hebben we nu in vier andere Afrikaanse landen uitgezet, maar dat programma willen we ook voor Libië gaan inzetten. Daarbij worden de data van satellieten die aangeven waar het water precies is, ingezet in samenwerking met de mensen on the ground, zodat men kan zien waar de dammen gebouw moeten worden, en waar kan worden ingezet op preventie en een ramp kan worden tegengegaan. Zoals gezegd, weten we dat die door El Niño de komende tijd vaker zal voorkomen.

Door de heer Eppink werd nog gevraagd wat wij doen aan het onderhoud van dammen in Libië. Nederland is, natuurlijk voor zover mogelijk gezien de gevoeligheden, altijd actief betrokken geweest bij de Libische bevolking. Onze focus is gericht op projecten op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat. In alle eerlijkheid: tot nu toe hebben wij ons niet gericht op het onderhoud van dammen. Daar zijn dus ook geen fondsen naartoe gegaan.

De heer Eppink (BBB):

Ik zou de Minister toch willen vragen of er enig idee was van de toestand van deze dammen. Want als die zo snel doorbreken, misschien vanwege slecht onderhoud, dan is dat toch wel een basisprobleem dat we zouden kunnen voorkomen door tijdige reparaties en door goed onderhoud. Daardoor kun je veel leed en ellende voorkomen.

De voorzitter:

Zeker. De Minister.

Minister Schreinemacher:

Dat is een goed punt. Dat hebben we bijvoorbeeld wel gedaan in Suriname, waar ook overstromingen waren. Ook naar Pakistan hebben we Nederlandse techneuten en waterexperts gestuurd om te achterhalen of we verdere risico's konden verkleinen. We kunnen kijken hoe we dat ook in Libië kunnen doen. Daar ben ik echt wel toe bereid, maar gezien de politieke situatie is het wel lastiger dan bij de twee landen die ik hiervoor noemde. Ik kom er dus graag in de tweede termijn even op terug in hoeverre dat mogelijk zou zijn, aan wie we dat zouden moeten aanbieden en hoe we dat van de grond zouden moeten krijgen. Het is natuurlijk wel zo dat voorkomen beter is dan genezen, dus wat dat betreft zou het goed zijn. Daarnaast hebben we nu eenmaal die expertise; ook dat is goed.

De heer Boswijk vroeg nog hoe wij de relatie met Libië weer kunnen normaliseren en hoe we daar bijvoorbeeld met generaal Haftar zouden kunnen omgaan, ook om te zorgen dat de hulp goed ter plaatse kan komen. De heer Boswijk gaf zelf al aan dat de situatie in Libië zeer complex is, zeker in het oosten. Nederland stimuleert het VN-vredesproces daar, alsook de samenwerking tussen verschillende Libische stakeholders. We spelen daar ook een actieve rol in, als voorzitter van de werkgroep Mensenrechten. Misschien is deze ramp eigenlijk wel een soort blessing in disguise, waardoor de partijen gedwongen worden om beter met elkaar samen te werken en met elkaar aan tafel te zitten. We blijven er wel op hameren dat het uiteindelijk van de partijen zelf moet komen en daarnaast, via de VN en als voorzitter van de werkgroep, dat het VN-vredesproces tot een goed eind wordt gebracht.

Verder hebben de Libische autoriteiten een onderzoek aangekondigd naar de oorzaken van de doorbraak van de dammen. De heer Boswijk vroeg daar ook naar: hoe kunnen we met de Libische autoriteiten samenwerken op dat gebied? Onze ambassade ter plaatse volgt dat onderzoek nauwgezet.

Verder werd er door verschillende leden, maar in ieder geval door de heer Hammelburg en de heer Van Baarle, gevraagd naar de particuliere initiatieven. Hoe kunnen we daar als ministerie een rol in spelen? Het geluk bij een ongeluk is eigenlijk dat ze, zoals we in ieder geval zagen bij het initiatief dat ik heb bezocht, door de aardbevingen in Turkije al lessons learned hebben. Ze wisten wat wel en niet werkt en dat het eigenlijk niet zo zinvol is, hoe sympathiek ook, om tweedehands kleding in te zamelen, maar dat het juist gaat om generatoren, babyvoeding en medicijnen. Het begon eigenlijk al redelijk op een professionele organisatie te lijken. Dat was het niet, maar het was wel ontzettend goed dat ze dat deden. Je ziet wel dat heel veel kleine inzamelingsacties vaak lastig zijn, omdat ze vaak allemaal naar hetzelfde rampgebied moeten. Dat is dus niet altijd de meest effectieve hulpvorm. In het land zelf is er vaak voldoende aanbod. Aanschaf daar is dus soms praktischer, ook vanwege de lage vervoerskosten. Maar goed, ik begrijp de wens heel goed. Voor sommige producten en goederen is het wel heel erg gewenst om spullen daarheen te brengen. We adviseren wel om doneren aan professionele noodhulporganisaties over te laten, dus om, als je een klein initiatief hebt, dat vooral te delen met professionele noodhulporganisaties, omdat die weten waar het ter plaatse naartoe moet en zij contacten hebben met lokale autoriteiten.

Er kan ook altijd een beroep gedaan worden op de Nederlandse ambassade, voor informatie en, waar mogelijk, ondersteuning. Wij hebben van wat we hebben gezien bij de aardbeving in Turkije natuurlijk ook geleerd. Dat hebben we zo veel mogelijk ingezet in Marokko. Het is natuurlijk altijd contextspecifiek, maar zoals een aantal van uw leden al zei, denk ik wel dat het belangrijk is dat wij zorgen dat een coördinator bij BZ de lessons learned van de ene situatie naar de andere meeneemt. Nu wordt er vaak vanuit de posten ondersteund. Zij weten heel goed wat er ter plaatse nodig is, maar de geleerde lessen uit het ene land kun je met een soort checklist in het andere land ook inzetten. Die checklist kunnen we bijvoorbeeld delen bij de terugkomdagen, als mensen van de posten terugkomen naar Nederland en bijgepraat worden over verschillende dingen, waaronder bijvoorbeeld dit. Ik moet eerlijk toegeven dat we dat tot nu toe nog niet zo structureel hebben opgepakt. Ik vind het goede punten. We zullen de komende tijd de lessons learned uit Turkije op schrift stellen, samen met wat we nu weten vanuit Marokko en ook Libië, zodat we dat kunnen delen. Je hoopt natuurlijk dat dit soort rampen in het vervolg niet meer voorkomt, maar ik vrees dat dit ijdele hoop is, dus dat kunnen we dan de volgende keer weer inzetten.

De voorzitter:

Minister, ik weet niet of u aan het einde van het tweede blokje inzake noodhulp Libië bent, maar toch wil de heer Hammelburg al een vraag stellen.

De heer Hammelburg (D66):

Volgens mij klinkt dit als een toezegging dat er nu structureel een coördinator/coördinatie komt voor noodhulp, voor de beweging vanuit onze eigen maatschappij. Dat is heel fijn om te horen. Daar dank ik de Minister voor. De analyse die daaraan voorafgaat en wat goed en slecht zou zijn, is contextspecifiek, maar ik deel die niet met de Minister. Er zijn heel veel Turkse, Marokkaanse en Syrische Nederlanders die heel goed weten dat de hulp de grote epicentra van de noodsituatiegebieden wel bereikt, maar dat de afgelegen dorpen vaak ook voor de internationale organisaties moeilijk bereikbaar zijn. Zij weten dat het juist Nederlanders zijn die nu met babyvoeding, voeding, luiers, kleding en alles wat nodig is, zoals zaklampen en zeildoeken, naar Marokko, naar Marrakesh, gaan en vanuit daar met busjes en ezels de bergen ingaan om naar de dorpen te gaan waar zij familie hebben, waar die internationale organisaties en het Rode Kruis niet komen. Dat zijn vaak de acties die vanuit Nederland worden opgezet. Daar ontbreekt het vaak aan hulp en kennis. Ik hoop dan ook dat bij deze toezegging voor die structurele hulp deze organisaties en deze initiatieven vanuit de steden en dorpen in Nederland wel degelijk een plek hebben om aan te kloppen en te zeggen: help ons, wat is de beste manier om er alsnog binnen te komen? Zij moeten namelijk keihard werken. Zij werken dag en nacht door. Dat heeft wel degelijk nut, want dat is echt de eerste humanitaire hulp die keihard nodig is in die gebieden.

De voorzitter:

Helder.

Minister Schreinemacher:

Dat gebeurt dus eigenlijk via onze Nederlandse ambassades. Daar kloppen die organisaties aan. Ik heb van die organisaties zelf gehoord dat die zich goed geholpen voelden en dat waar ze tegenaan liepen, als ze problemen ervaarden, vooral de lokale autoriteiten waren. Wij doen als ambassade, als post, heel erg ons best om die toegang wel te organiseren. In het opstellen van zo'n lijst en meer gecoördineerde hulp zullen wij dit punt meenemen. Dat neem ik mee in de toezegging.

Dan vroeg de heer Van Baarle van DENK – daar ben ik net overheen gegaan; neem me niet kwalijk – naar de afspraak voor toegang naar Marokko die dinsdag zou aflopen en de goederen via andere landen. Dat zegt ons even niets. Laat het ons weten als u daar meer informatie over heeft, want het zou heel erg zonde zijn als wat voor toegang dan ook wordt ontzegd aan hulpgoederen. Daar gaan wij achteraan, maar als u daar informatie over heeft, dan kunnen we daar samen in optrekken. Dat kan ook op een ander moment.

De voorzitter:

Bent u aan het einde van het tweede blok?

Minister Schreinemacher:

Ja.

De voorzitter:

Dan is het derde blok de langetermijnhulp in Marokko.

De heer Van Baarle (DENK):

Komt de beantwoording op mijn vraag over de bankrekeningen nog? Wellicht zit dat in het blokje overig.

Minister Schreinemacher:

Die heb ik hier inderdaad nog liggen, dus neem me niet kwalijk.

De voorzitter:

We rekenen dit niet als een interruptie.

Minister Schreinemacher:

Dat is een terechte vraag. Het is een heel mooi gebaar dat sommige banken transactiekosten hebben opgeschort. Het punt van de mogelijk bevroren bankrekeningen van hulporganisaties zal ik zeker bij mijn collega van Financiën aankaarten. Dat zullen wij ambtelijk oppakken. Daar kom ik graag later op terug, want daar zie ik nu de noodzaak niet van in. Het is wel goed dat de heer Van Baarle dat punt aankaart.

Er werd door verschillende woordvoerders gevraagd naar de wederopbouw. Daar kom ik nu op. De vraag is: wat gaan we nu doen? Laat ik vooropstellen – dat doen we ook bij Oekraïne en Turkije – dat de regeringen van Marokko en Libië de regie voeren. Marokko heeft de wederopbouw zelf ook al voortvarend ter hand genomen. Alle belangrijke wegen door het bergachtige gebied zijn inmiddels open. Er wordt hard gewerkt aan tijdelijke huisvesting. De Koning heeft een speciaal fonds voor reconstructie opengesteld, waar Marokkaanse bedrijven en organisaties inmiddels meer dan 800 miljoen dollar in hebben gestort. Er is veel waardering, ook bijvoorbeeld bij de VN, voor hoe Marokko dit oppakt.

De wederopbouw in Libië is nog minder duidelijk, maar ook daarin worden de eerste stappen gezet. Zo onderzoeken de Wereldbank en de VN de schade, om te helpen met scenario's voor wederopbouw. Nederland zal dit via de ambassade verder nauwkeurig in de gaten houden en kijken waar wij nog ondersteuning kunnen bieden.

Wat doet de internationale gemeenschap? De Wereldbank is in Marokko bezig om met de autoriteiten de schade op te nemen en komt de komende weken met een rapport, een zogenaamde Global Rapid Post-Disaster Damage Estimation. Dit rapport kunnen de autoriteiten dan weer gebruiken voor hun wederopbouwplan. UNICEF en UNDP doen ook wat ze kunnen. Ook de EU en de Europese Investeringsbank staan klaar om te helpen waar dat kan en waar dat gewenst wordt. In Libië onderzoeken de Wereldbank en de VN de schade om de Libiërs te helpen met scenario's voor wederopbouw.

Wat doen wij als Nederland? Net als bij noodhulp bieden wij steun waar we kunnen en waar dat gevraagd wordt, zodat we echt iets nuttigs kunnen doen. We staan in contact met organisaties als de VNG, die willen bijdragen. Die geven we advies. De Marokkaanse overheid heeft aangegeven te hopen op betrokkenheid van de Nederlandse private sector. Zoals u weet, breng ik volgende maand een bezoek aan Marokko, met een bedrijvendelegatie, om aan dit verzoek, deze wens, tegemoet te komen. Dat biedt een goede gelegenheid om onze kennis en kunde aan te bieden. We bezien op dit moment wat we kunnen doen met onze instrumenten op het gebied van bedrijfslevenontwikkeling, de zogenoemde PSD-programma's, programma's voor private sector development, in overleg met RVO en Invest International. We hebben bijvoorbeeld het programma DRIVE. We hebben onlangs een MoU met Marokko getekend voor 300 miljoen euro, waarbij we het instrumentarium ter ondersteuning van de private sector voor Marokko hebben mogelijk gemaakt. Op die manier verleiden wij ons bedrijfsleven ertoe om meer te doen in Marokko, bijvoorbeeld om daar projecten op het gebied van water te ontplooien.

Voor Libië is dat lastiger, want daarvoor geldt een negatief reisadvies, waardoor we afreizen daarnaartoe afraden, dus daarvoor is het lastiger om nu al met de private sector aan de slag te gaan.

We zien wel dat het bij DRIVE lastig is. Om voor dat programma in aanmerking te komen, gaat het om 50% giften en 50% leningen. Dat zou betekenen dat de Marokkaanse overheid voor een groot project voor 50% een lening moet afsluiten. Het is nog de vraag of de Marokkaanse autoriteiten dat willen, maar goed, we gaan zeker het gesprek met ze aan. Daar hebben we onder andere dat MoU voor 300 miljoen voor getekend.

Daarnaast dragen we natuurlijk bij via de internationale organisaties die ik net noemde, zoals de Wereldbank en de verschillende investeringsbanken, want ook zij staan klaar om te doen wat ze kunnen. We leveren experts op het gebied van water voor Libië. Via onze bewindvoerders bij de ontwikkelingsbanken dringen we aan op het beschikbaar stellen van kapitaal. We steunen dat hiervoor, waar nodig en gewenst, fondsen worden opgezet en opengesteld. Daar zal ik ook op aandringen tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank, dit jaar in Marrakesh, waar ik zelf bij zal zijn.

De voorzitter:

Minister, er is een vraag van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb waardering voor de projecten die de Minister namens de Nederlandse regering wil opzetten om het Nederlandse bedrijfsleven in positie te brengen om in Marokko een bijdrage te kunnen leveren. Dat is ontzettend goed. De kernvraag die ik gesteld heb in het kader van wederopbouw en de lange termijn, heeft met name betrekking op het rapport van de Wereldbank en de bijeenkomst. Ziet de Minister de noodzaak en heeft zij de intentie om daar als Nederland ook middelen aan bij te dragen, los van wat het bedrijfsleven doet? Is de Minister bereid dat te doen?

De voorzitter:

Er is natuurlijk ook een schriftelijk overleg ter voorbereiding van de vergadering van de Wereldbank in Marokko, op 3 oktober, maar dat eventjes ter informatie.

Minister Schreinemacher:

Zoals gezegd zal de Wereldbank zijn bevindingen presenteren tijdens die vergadering. Ik heb ook toegezegd aan uw Kamer dat ik het met u zal delen als ik er eerder, voordat ik vertrek, informatie over heb. Wij voorzien als kabinet nu geen extra, additionele, bijdrage aan wat wij al via multilaterale bijdragen doen aan de Wereldbank en de EU namens Nederland. Voor die wederopbouw kijken wij allereerst naar de organisaties waar wij dus al ongeoormerkt donaties aan hebben gedaan aan het begin van dit jaar. Dit zeg ik in antwoord op de heer Van Baarle.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, u heeft helaas al vier interrupties gehad. O, sorry. De griffier had de interruptie al opgeschreven. Ze liep iets voor. Dat geeft niet. U heeft dus toch nog een interruptie. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zou de Minister graag willen meegeven dat ik die beantwoording zeer teleurstellend vind. Als internationale organisaties aangeven … Volgens de Marokkaanse autoriteiten zijn 2,8 miljoen mensen getroffen door deze verschrikkelijke ramp. Als we deze problematiek zien, dan is er veel meer nodig. De Nederlandse regering geeft aan: wij voorzien geen extra bijdrage. Het blijft dus bij die extra bijdrage van 5 miljoen, alleen voor noodhulp. Ik vind dat zeer teleurstellend. Ik zou namens DENK richting de Minister toch echt het signaal willen afgeven dat het belangrijk is dat de Minister niet straks, als dat rapport van de Wereldbank er is en Nederland naar die bijeenkomst gaat, namens Nederland met lege handen aankomt en alleen het verhaal houdt dat we wat private initiatieven stimuleren. De Nederlandse regering moet echt bijdragen.

Minister Schreinemacher:

De heer Van Baarle zegt het zelf ook: het is extra wat wij met die 5 miljoen doen. Wij geven heel veel geld aan de Wereldbank en de Europese Investeringsbank zodat ze aan de voorkant een grote pot met geld hebben. Wij gaan er nu onder andere bij de Wereldbank op aandringen dat die wordt ingezet in Marokko. Dat is ook ons geld. Het is dus niet zo dat Nederland niets doet. Nederland doet eigenlijk een heleboel. Ik kan hier nu alleen niet politiek zeggen: we doen 100 miljoen. Het geld zit al in die pot. Dat is hoe wij die grote organisaties in staat stellen om hulp te bieden. Nogmaals, ik wil toch het idee van mij afwerpen dat wij niets doen of alleen maar 5 miljoen extra geven. Dat is namelijk onjuist. Wij doen echt al heel veel preventief. In ieder geval storten we dat al op de rekening van de Wereldbank, zodat die softe leningen kan aangaan en kan helpen met grote projecten, juist omdat wij niet bilateraal verschillende projecten willen doen.

De voorzitter:

Helder. Er is ook nog een vraag van de heer Klink van de VVD.

De heer Klink (VVD):

Ik heb de vraag aan de Minister of geld ook altijd echt de oplossing is. Kan Nederland op korte en lange termijn Marokko, Libië en wellicht andere landen die in de toekomst ook gevolgen hebben van groot natuurgeweld niet helpen met technisch advies? Kunnen we niet juist onderscheidend zijn op de gebieden waar we bekend mee zijn? Is gewoon geld geven wel altijd de slimste oplossing?

Minister Schreinemacher:

Ik ben het met de heer Klink eens dat ook die experts heel belangrijk zijn. Overigens kosten experts natuurlijk ook geld. Dat is juist ook wat we hebben benadrukt in de nota Doen waar Nederland goed in is: dat we ook onze hulp bieden met behulp van de expertise van Nederland op het gebied van water of, bijvoorbeeld in Oekraïne, op het gebied van landbouw.

Dan heb ik nog één vraag van de heer Thijssen over de mogelijke genocide in Sudan. Die signalen hebben mij ook bereikt. De situatie is zeer zorgwekkend. Er is sprake van etnisch geweld en een verslechterende humanitaire situatie. Daar was vorige week bij de AVVN in New York ook veel aandacht voor. Nederland levert hulp via onze bijdragen aan het landenfonds van de VN, het Sudan Humanitarian Fund, en via de Dutch Relief Alliance. Maar zoals gezegd is dit een zorgwekkende situatie die wij nauwgezet blijven volgen. Ik geloof dat de heer Thijssen daar later vandaag, in een ander debat, ook nog aandacht voor gaat vragen. Wij, Minister Bruins Slot en ik, kunnen de Kamer samen informeren over wat we hier verder van weten. Het is in ieder geval zorgwekkend. We leveren onze bijdrage daar dus aan, ook weer via ongeoormerkte steun.

De voorzitter:

We tekenen dat ondertussen op als toezegging van de Minister om nader te informeren. Er is toch een vraag van de heer Thijssen, Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Misschien moet dat dan in die nadere brief. Ik denk dat het goed is dat er ongeoormerkte steun is, en dat dat al bij organisaties is die daar meteen mee kunnen handelen, om vooral snel te kunnen handelen in tijden van zo'n humanitaire crisis. Ik weet niet of de Minister er nu al iets meer over kan zeggen. Er is heel veel onduidelijk, maar misschien weet de Minister toch iets meer over de schaal van wat er nu aan de hand is, de grootte van de humanitaire noden die er nu zijn, en wat dus de inzet zou moeten zijn van de internationale gemeenschap, en dus ook van Nederland, om dat een beetje het hoofd te kunnen bieden. Want het is goed dat er geld beschikbaar is via Dutch Relief Fund en dergelijke, maar is er zicht op of dat inderdaad toereikend is, of kijken we tegen een humanitaire ramp aan die vele, vele malen groter is en moeten we ons daartoe verhouden?

Minister Schreinemacher:

Ik denk dat dit onderwerp zich wel echt leent voor een brief. Ik zou hier dus graag nader op ingaan in de brief. Nederland is al 40 jaar een partner van Sudan. Wij voelen ons dus ook echt wel heel betrokken. Op dit moment is er nog veel onzekerheid, maar wat we wel kunnen delen, zullen we op korte termijn in een brief delen.

De voorzitter:

Prima. Ik geloof dat dat het laatste deel was van het vijfde blok rond overige onderwerpen met de vraag van de heer Thijssen. Er is behoefte aan een tweede termijn, maar volgens mij heeft de heer Klink nog een vraag voor het einde van de termijn van de Minister, toch?

De heer Klink (VVD):

Ja, ja, ja. Misschien is die beantwoord toen ik net eventjes wegliep. In dat geval: mijn excuses daarvoor. Dan hoeft de Minister de vraag ook niet te beantwoorden. Ik heb heel veel gehoord over de gecoördineerde aanpak van wat we nationaal kunnen doen met de particuliere initiatieven, en ook wat we meer in het mondiale gremium kunnen doen, met de Wereldbank en de VN. Maar ik had ook vragen gesteld over de gecoördineerde aanpak vanuit de Europese Unie, namelijk of die meer was dan alleen de Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp. Want het zijn natuurlijk de buurlanden van de Europese Unie, en stabiliteit is ook van belang. Kan de Minister daar nog wat duiding over geven? Nogmaals, als deze vraag is beantwoord in de paar minuten dat ik weg was, dan is dat mijn fout, maar ik heb het verder niet gehoord in de bijdrage van de Minister.

Minister Schreinemacher:

Nee, dat heb ik ook niet genoemd. Mijn excuses. Mag ik daar in de tweede termijn even op terugkomen?

De voorzitter:

Dank. Ik wil bevestigen dat we, als er geen behoefte is om even een paar minuten te schorsen, gelijk doorgaan met de start van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Dan geef ik als eerste richtlijn 1,5 minuut voor iedere inbreng. De heer Hammelburg start.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. De Minister heeft volledig gelijk als zij zegt dat het budget voor humanitaire hulp en noodhulp vanuit Nederland eigenlijk te weinig is om het hoofd te bieden aan de vele rampen die zich dit jaar hebben voltrokken. De verwachting dat het aantal rampen de komende jaren zal toenemen, betekent eigenlijk ook dat het budget moet toenemen, want keer op keer moet deze Minister zeggen: ik wil wel meer doen, maar het geld is op. Dat zagen we natuurlijk met de aardbeving in Turkije en Syrië dit voorjaar, waar de krantenkoppen ook heel duidelijk waren. Die zeiden gewoon: «De Minister zegt: er is niet meer geld; dit is waar we het mee moeten doen.» Gelukkig is er daarna nog wat gevonden. Nu zegt de Minister: we hebben 5 miljoen, maar meer dan dat gaat het gewoon niet worden. Dat betekent: Marokko niet nog meer hulp en niet nog meer steun. Ik vind dat vanuit Nederland wel een pijnlijke conclusie, waar we vandaag met z'n allen heel hard op moeten kauwen. We moeten kijken wat we eraan kunnen doen.

Voorzitter. Ik hoor een toezegging over coördinatie voor het Nederlandse maatschappelijk middenveld om ze te assisteren bij dit soort rampen. Hoe moet je je weg vinden? Ik zou graag een brief krijgen over hoe dat wordt uitgevoerd.

Ook zou ik graag een brief krijgen over de inzet voor winterisation. Dat mag wat mij betreft direct na de bijeenkomst van de Wereldbank in oktober.

Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen.

Nog een persoonlijke noot. Het is een drama voor alle mensen die in Nederland betrokken zijn, die zich keihard hebben ingezet de afgelopen dagen en weken en die dag en nacht hebben doorgewerkt. Laat u zich niet vertellen dat dat geen zin heeft en dat inzamelen geen zin heeft. Ik zie gewoon hoe nu de eerste vrachtwagens in Marokko aankomen en dat spullen aankomen in dorpen waar de gewone organisaties en de lokale autoriteiten niet komen. U helpt, u lenigt en u redt levens.

De voorzitter:

Ja. We kunnen niet genoeg tijd besteden om dit te benadrukken. Dank. Er is geen vraag, dus dan ga ik graag door naar de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een Minister die aangeeft dat het budget, die 520 miljoen, te weinig is om mensen in diepe nood te helpen, en dat wordt gewoon geaccepteerd. Ik zou dus eigenlijk van de Minister een reflectie willen op het feit dat de regering weet dat het te weinig is, maar er niks aan doet. Eigenlijk is dat schokkend.

Voorzitter. Ik ben diep teleurgesteld door het feit dat de Minister aangeeft: de hulp voor Marokko, wat de regering doet, is 5 miljoen; daar gaan we niks bij doen. Ik steun dus de aanvraag van een tweeminutendebat. We zullen ook met een motie komen, hopelijk samen met andere collega's, om dat bedrag op te hogen.

De Minister heeft een aantal toezeggingen gedaan: om te spreken over de bankrekeningen, maar ook om in de richting van hulporganisaties in Nederland proactief te communiceren. Ik vroeg mij af wanneer de Minister met een brief naar de Kamer komt, om vervolg te geven aan die toezeggingen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Helder, meneer Van Baarle. Dan gaan we door naar de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Dank, voorzitter. Goed om te zien dat iedereen en alle fracties die meedoen aan dit debat, inclusief het kabinet en natuurlijk de Minister, de getroffenen in Marokko en Libië voluit steunen. Ik krijg in tweede termijn nog twee uitwerkingen. Hoe handelen de omringende landen met betrekking tot noodhulp? En hoe staat het met de gecoördineerde aanpak van de Europese Unie? Daar kijk ik heel erg naar uit. Ik hoor dat straks wel van haar, en dan gaat het er nog over. Als ik er nu op inga, wordt het een herhaling van zetten. En dat draagt verder niet veel meer bij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Helder. Dan gaan we door naar de heer Eppink van BBB.

De heer Eppink (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de Minister voor alle antwoorden die ze heeft gegeven. Ik wacht alleen nog op een antwoord op de vraag waarom die dammen zo langdurig verwaarloosd werden, en hoe dat in de toekomst voorkomen kan worden.

De voorzitter:

Dank, meneer Eppink. Tot slot de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Het kon niet, totdat we het deden. Dat was vorige week een centraal thema van mijn fractievoorzitter bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Daar is het gelukt; daar hebben we geld vrijgemaakt van de wat rijkere mensen en de winstgevende bedrijven, zodat we inderdaad iets konden doen aan het minimumloon en voor middengroepen. Ik denk dat het hier ook toepasselijk is: het kon niet, totdat we het deden. Volgens mij moet het mogelijk zijn – dat laten we ook zien in onze doorrekening – dat je meer geld kunt vrij spelen voor de allerarmsten, voor de allerkwetsbaarsten en voor de mensen in nood. Ik ben het eens met andere collega's die zeggen dat het toch wel heel erg pijnlijk is dat we moeten zeggen: «Het geld is op. We kunnen nu niet meer bijdragen, ook al zit u in nood.» De verkiezingen gaan wat dat betreft echt ergens over.

Verder sluit ik me erg aan bij de collega's die eerder zeiden: het heeft zin om in te zamelen en om te proberen de noodhulp te bieden, en om die noodhulp in Marokko of in Libië te krijgen. Ik zou heel graag aan de Minister willen vragen, nu er een coördinator voor dit soort rampen komt: kan die coördinator voor dit soort particuliere initiatieven zo snel mogelijk een aanspreekpunt bieden? En kan er geschakeld worden met de internationale noodhulporganisaties met de vraag waar zij wel en niet komen? Op die manier kan die particuliere hulp ook echt zo goed mogelijk terechtkomen, daar waar die nodig is. Dan proberen we een zo groot mogelijk verschil te maken. Dat is hard nodig, want het geld is op.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, ook aan u, meneer Thijssen. De Minister heeft aangegeven graag een aantal minuten te willen schorsen. We zijn nog redelijk op tijd. Ik zou dus willen voorstellen dat we tot 12.40 uur schorsen om de Minister de gelegenheid te geven op de laatste vragen te antwoorden.

De vergadering wordt van 12.27 uur tot 12.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Het is inmiddels middag. Ik heropen ons commissiedebat over de acute situatie in Marokko en Libië. Welkom terug aan de Minister en onze collega-Kamerleden. We zijn beland in de tweede termijn, met een restant vragen die de Kamerleden net nog hebben gesteld. Ik geef graag het woord aan de Minister.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de laatste vragen die gesteld zijn over dit onderwerp. Ik had in de eerste termijn toegezegd op twee vragen terug te komen. De eerste was van de heer Eppink. Hij vroeg waarom de dammen langdurig verwaarloosd waren in Libië en hoe we ervoor kunnen zorgen dat het in de toekomst beter zal gaan. De Libische procureur-generaal heeft op 15 september een onderzoek aangekondigd naar de doorbraak van de dammen bij Derna. Er wordt onderzocht of er sprake is geweest van corruptie of nalatigheid. Hij heeft aangegeven hierbij te kijken naar de huidige machthebbers. Hij benadrukt dat de verantwoordelijken aansprakelijk zullen worden gesteld en dat er geen ruimte zal zijn voor straffeloosheid. Nederland zal dit onderzoek nauwlettend in de gaten houden. We zullen dus eerst het onderzoek af moeten wachten om te weten waardoor die verwaarlozing tot stand is gekomen.

Dan over hoe we naar de toekomst kijken. Het EU-team kijkt op dit moment wat de noden ter plaatse zijn, ook wat betreft de dammen en de expertise die daarvoor nodig is. Binnen dat EU-team biedt Nederland expertise aan op het gebied van dammen. Er wordt gekeken hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden. Dat wat betreft de dammen in Libië.

Dan een vraag van de heer Klink uit de eerste termijn. Ik toegezegd om te kijken wat onze buurlanden doen qua financiering voor humanitaire hulp. Nederland is een van de grootste humanitaire donoren binnen Europa en ook wereldwijd. Duitsland en de Europese Commissie zijn het grootst, en Zweden is als donor vergelijkbaar met Nederland. Andere landen, zoals België, Italië en Frankrijk, stellen stelselmatig minder financiering beschikbaar. Het is belangrijk dat de wereldwijde humanitaire financiering niet afhankelijk wordt van een beperkt aantal donoren. Daarom is het ook positief dat landen als Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten ditmaal ook noodhulp hebben geleverd. In onze contacten blijven we ze daarmee complimenteren en erop aandringen dat dat meer structureel vorm krijgt.

Dat geldt natuurlijk ook voor de andere landen die ik noemde, België, Italië en Frankrijk. Wij doen het stelselmatig, met ongeoormerkte bedragen. Je kunt er als land ook voor kiezen om het minder ongeoormerkt te doen en bijvoorbeeld in een Kamerdebat nog een grote som toe te zeggen, die je dan op je rekening hebt staan. Dat doen sommige andere landen meer. Dan zet ieder land op zichzelf een vlaggetje op het aandeel noodhulp dat het bij een specifieke ramp biedt. Maar de grote organisaties, juist de organisaties die snel ter plaatse willen zijn, zijn daar niet echt mee geholpen, want die weten dan niet waar ze op kunnen rekenen. Dat is dus een politieke keuze die we maken. Wij hebben aan het begin van de kabinetsperiode gezegd dat wij die ongeoormerkte financiering heel belangrijk vinden, ook omdat die zeer gewaardeerd wordt binnen de VN, binnen de DRA en binnen die hulporganisaties. Dat hebben we nog een keer bevestigd in de BHOS-nota Doen waar Nederland goed in is. Maar ik geef toe dat dat politiek lastiger uit te leggen is. Dat zeg ik ook in antwoord op de heer Van Baarle, die zei: we doen niks. We doen als Nederland heel veel, maar we doen het niet op het moment zelf. We doen het bij voorbaat. Daar kan een nieuwe coalitie misschien weer anders over denken, maar dat is in ieder geval wat wij hebben besloten.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de heer Hammelburg een vraag of een interruptie. Kort en krachtig, meneer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik spreek namens mezelf, maar misschien ook wel even namens de heer Van Baarle. Geen van ons beiden heeft gezegd dat Nederland niets doet. En ja, we zijn voor ongeoormerkt geld. Dat is juist een prachtige aanpak van Nederland. Maar we hebben geconstateerd, bij woorde van de Minister zelf, dat het gewoon onvoldoende is om de vele noodsituaties aan te kunnen. Dat geldt voor Nederland, voor andere EU-landen en voor de Europese Unie. Is de Minister het er wel mee eens dat er gewoon meer geld beschikbaar moet komen voor noodhulp in humanitaire crisissituaties, vanuit Nederland en vanuit de Europese Unie?

Minister Schreinemacher:

Ik heb gezegd dat die 520 miljoen jaarlijks niet toereikend is voor alle noden, maar ik heb net ook benoemd dat het wel belangrijk is dat noodhulpbudgetten niet van één land of een heel klein aantal landen afhankelijk zijn. Het is ook aan andere landen om hun humanitaire budgetten op te plussen. Er wordt steeds gezegd dat we bezuinigen op noodhulp. Nee, sterker nog, we hebben er een hek omheen gezet en we doen nu meer aan humanitaire hulp dan in de vorige kabinetsperiode. Uiteindelijk gaat er meer geld naar humanitaire hulp. Alleen, het aantal noden is helaas ook gestegen. Daardoor is het nog steeds te weinig. Ik vrees overigens dat het voorlopig niet beter wordt en dat het altijd te weinig zal zijn, omdat er gewoon altijd conflicten en rampen zullen zijn. Nederland doet daar nu in ieder geval al een heleboel aan, maar het kan altijd meer.

De voorzitter:

De Minister vervolgt.

Minister Schreinemacher:

De heer Klink vroeg ook nog naar de EU-coördinatie van de noodhulp aan Libië, als ik zijn vraag goed heb begrepen.

De heer Klink (VVD):

En aan Marokko. Mijn vraag ging gewoon breed over beide landen, omdat het per slot van rekening toch buurlanden van de EU zijn.

Minister Schreinemacher:

Voor Libië gaat het in ieder geval om 5,7 miljoen euro vanuit ECHO, het OS-budget van de EU. Op dit moment wordt de behoefte aan experts voor meer watermanagement in beeld gebracht. Dat wordt gecoördineerd vanuit de EU.

Informatie over wat de EU in Marokko heeft gedaan, heb ik wel. Daar kom ik zo even op terug, nog tijdens de beantwoording in deze termijn. De Europese Commissie heeft tot dusver 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor noodhulpverlening in de getroffen gebieden in Marokko. Daarna is het EU-rampencoördinatiecentrum geactiveerd. De EU en haar lidstaten hebben via dit mechanisme onder meer zoek- en reddingsteams aangeboden. Daar hadden we het al eerder over. De Marokkaanse autoriteiten zijn op dit hulpaanbod niet ingegaan. Ook werd het EU-satellietsysteem Copernicus geactiveerd om het getroffen gebied in kaart te brengen en de hulpverlening te ondersteunen.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Van Baarle. Op dit onderdeel? Ja. Gaat uw gang. Zullen we deze reserveren voor aan het einde? Beter? Goed. De Minister vervolgt.

Minister Schreinemacher:

Dan ging het nog om de toezegging om bij de Kamer terug te komen op de inzet op de winterisation. Ik wil voorstellen dat ik dat doe in het verslag van de vergadering van de Wereldbank. Dat zullen we zo snel mogelijk na de vergadering, dus begin oktober, naar de Kamer sturen, zodat die inzet bekend is.

Dan over de coördinatie van meer private initiatieven bij aardbevingen dan wel rampen. Ik ben natuurlijk altijd bereid om een brief te sturen, maar ik ben even zoekende. Wat ik heb toegezegd, is dat wij in ieder geval de lessons learned van Turkije en nu van Marokko onder elkaar zetten, dat wij daar ook vanuit het ministerie mee aan de slag gaan, dat wij posten informeren en dat we op het ministerie ook een coördinator beschikbaar hebben, zodat die persoon er is, mocht zich een ramp voordoen en private initiatieven worden gestart. Ik weet even niet wat ik daarover nog meer in een brief zou moeten zeggen, behalve dan dat we het gaan doen. Misschien dat ik u over een tijdje, als dat allemaal gereed is, een evaluatie daarvan kan sturen.

De voorzitter:

Meneer Hammelburg, u heeft de behoefte om dit toe te lichten? Ja. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Ik snap de worsteling van de Minister heel erg. Ik hoop dat de Minister de worsteling van de Kamer hierbij ook begrijpt. Wij gaan van deze Kamer naar een nieuwe Kamer. Kennis gaat verloren. Toezeggingen gaan ook verloren. Het zou heel fijn zijn als gewoon op papier staat wat precies de aanpak zal zijn, wat het mandaat van die coördinator zal zijn en hoe die coördinator met het maatschappelijk middenveld hier in Nederland de lessons learned uit eerdere rampen kan delen. Dan ligt het gewoon klaar, dan is het bekend en staat het zwart-op-wit, zodat een volgende Kamer daar een volgende Minister op kan controleren.

De voorzitter:

Wellicht nog met een evaluatie erbij, zoals net werd gesuggereerd door de Minister? Ik denk even met de Minister mee.

Minister Schreinemacher:

Is het misschien een idee dat we hierover in de brief met het verslag van de vergadering van de Wereldbank een passage opnemen bij de winterisation? Dan kan ik ook nog aan mijn collega's vragen hoe zij dat doen met de particuliere initiatieven.

De heer Hammelburg (D66):

Die coördinatie met andere landen en hoe zij het aanpakken – dus na Marrakesh – vind ik prima, maar ik wil het wel graag in een aparte brief hebben, zodat dit door een volgende Kamer gewoon als een apart onderwerp kan worden gecontroleerd.

De voorzitter:

We proberen het op te tekenen. De Minister?

Minister Schreinemacher:

Ik hoop dat wat ik daarover dan al in de brief kan zetten, bevredigend genoeg is. Dat is het enige. Maar we sturen een brief.

De voorzitter:

Ze sturen een brief. Ik concludeer hieruit dat een aantal bijzonderheden in de brief zullen worden opgenomen – in termen van mandaat of evaluatie, om het een beetje context te geven – om de lessons learned op die manier te verankeren. Ja? Goed. Aan het einde vatten we dit nogmaals samen. De Minister vervolgt. Nee, toch nog een vraag van meneer Van Baarle aan het einde.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, voorzitter, toch nog een vraag. De Minister heeft aangegeven in gesprek te gaan met haar collega van Financiën over de procedures van banken. Kan de Minister in die brief met het verslag van de vergadering van de Wereldbank aangeven hoe daarop is geacteerd? Ik denk dat dat de eerste mogelijkheid is om daarop in te gaan.

Minister Schreinemacher:

Ja, daar kom ik op terug. De Nederlandsche Bank is de toezichthouder. Wij gaan het aankaarten, ik bij mijn collega en ambtelijk bij Financiën. We komen daarop terug.

De voorzitter:

Met die laatste vraag van de heer Van Baarle wil ik graag concluderen dat we aan het einde van dit commissiedebat zijn gekomen. Hartstikke fijn dat het keurig binnen de tijd is gebleven. Dank voor alle medewerking daaraan en voor het goeie debat. De Minister is ons redelijk tegemoetgekomen, met een diversiteit aan toezeggingen.

Er is een tweeminutendebat aangevraagd door de heer Hammelburg van D66. Dat betekent dat we aan de slag gaan met het inplannen ervan. We zullen zien wat voor moties daar zullen worden ingediend.

Ik zou graag willen concluderen door de toezeggingen samen te vatten, om te kijken of we die scherp hebben. Ik zie dat er vijf toezeggingen zijn.

  • De Minister gaat overleggen met de Minister van Financiën over de gevolgen van de Wwft voor de door banken aangeboden mogelijkheid om kosteloos geld naar Marokko over te maken en informeert de Kamer daar via het verslag van de Wereldbankvergadering over.

  • Als er al voor de jaarvergadering van de Wereldbank informatie beschikbaar is over het assessment van de Wereldbank over de wederopbouw, dan zal de Minister dat ook schriftelijk met de Kamer delen.

  • De Minister zal samen met de Minister van Buitenlandse Zaken de Kamer nader informeren over de situatie in Sudan en de humanitaire crisis daar. Dat zal ze op korte termijn doen. Dat was een vraag van de heer Thijssen, geloof ik.

  • De Minister zal op basis van de lessons learned uit Turkije en Marokko meer centrale coördinatie inrichten voor particuliere initiatieven bij een volgende ramp en de Kamer hierover informeren.

  • In het verslag van de Wereldbank zal er meer informatie over de inzet op winterisation worden toegevoegd en uiteengezet.

De heer Hammelburg (D66):

Ik kijk even de griffier aan, want het is gebruik om er een termijn aan te hangen. In het geval van de toezegging aan mij over de particuliere initiatieven en de coördinatie daarvan, zal het mij welgelegen zijn om die informatie te hebben voor het tweeminutendebat plaatsvindt. Ik snap dat dat ingewikkeld is, maar dit is ook de enige manier dat het voor ons als Kamer werkbaar is om daar nog iets op te kunnen doen. Anders voorzie ik dat ik daar ook nog een motie op moet indienen en dat wil ik eigenlijk niet. De vraag is of het haalbaar is om het voor het tweeminutendebat te doen. Dat zou wel heel erg helpen.

De voorzitter:

Het tweeminutendebat gaan we nog inplannen. Maar het is in eerste instantie een vraag. Het debat zal natuurlijk sowieso nog met deze Kamer plaatsvinden en dus vóór 26 oktober.

Minister Schreinemacher:

Als het over twee dagen is, dan redden we het niet. Ik heb geen idee op welke termijn het tweeminutendebat gepland kan worden. Ik wil er alles aan doen om een brief bij de Kamer te hebben. Ik begrijp die wens. Wij gaan er gewoon voortvarend mee aan de slag. We hebben een zware inspanningsverplichting om het voor het tweeminutendebat te doen. Als dat over twee dagen is, lukt me dat niet, maar anders gaan we...

De voorzitter:

Ik zat precies naar het woord «inspanning» te zoeken. De verwachting is dat het tweeminutendebat niet deze week zal plaatsvinden, dus dan is daar ook nog wel wat tijd voor. We houden scherp in de gaten of dit ook gaat lukken.

Ik wil iedereen bedanken, ook het ondersteunende team van de Kamer voor alle assistentie en support. Dank aan de Minister en haar team van adviseurs voor dit commissiedebat. Fijn dat jullie er allemaal tot het einde bij zijn gebleven. Dank ook aan de griffier.

Heel veel sterkte met de voortzetting van dit kwetsbare onderwerp.

Sluiting 12.57 uur.

Naar boven