36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2023

Op 28 maart jl. bracht ik een eendaags bezoek aan Zuid-Turkije. Belangrijke thema’s die tijdens dit bezoek centraal stonden waren de impact van de aardbevingen van 6 februari jl. en de hulpverlening in Turkije en via Turkije aan Noordwest-Syrië. Het kabinet acht het van onverminderd belang om hulp aan de getroffen bevolking te verlenen en Turkije te ondersteunen bij wederopbouw.

Hieronder treft u een verslag op hooflijnen aan van mijn bezoek en ga ik in op een aantal moties en toezeggingen.

Stand van zaken en indrukken van mijn bezoek

Tijdens mijn bezoek aan Gaziantep en Hatay sprak ik met de Turkse autoriteiten, internationale en nationale hulporganisaties en zowel Turkse als Syrische slachtoffers van de aardbevingen. Ik betuigde medeleven namens het kabinet, bedankte hulpverleners voor hun belangrijke werk en kreeg de kans om dit werk met eigen ogen te zien.

Zeven weken na de aardbevingen kreeg ik met name in Hatay een indruk van de enorme schaal van de verwoesting en de moeilijke omstandigheden waarin mensen sinds de aardbevingen leven. Ik zag duizenden inwoners die alles kwijt zijn geraakt, in tenten leven en volledig afhankelijk zijn van noodhulp. Hulporganisaties werken hand in hand met de Turkse autoriteiten om de mensen van humanitaire hulp te voorzien. De trauma’s zijn enorm, zowel onder de Turkse als Syrische bevolking. Die laatste groep heeft door het Syrische conflict al veel ontberingen doorstaan en is door de aardbevingen nogmaals geraakt daar waar zij zich in Turkije veilig waanden. Desondanks is me uit mijn gesprekken met hulpverleners en slachtoffers ook hun veerkracht bijgebleven. Evenals hun hoop op voorzichtig herstel. Wat duidelijk werd tijdens mijn bezoek is dat de wederopbouw meerdere jaren in beslag zal nemen en steun van de internationale gemeenschap vereist.

Hoewel een bezoek aan Syrië niet mogelijk was kreeg ik door mijn gesprekken toch veel inzicht in de uitdagingen in de hulpoperatie in Noordwest-Syrië. Die hulpverlening blijft onverminderd complex en de consistente Nederlandse humanitaire steun blijft onmisbaar zolang het conflict voortduurt.

Hulpverlening in Turkije

De Turkse autoriteiten bedankten Nederland hartelijk voor de getoonde solidariteit en steun. De snelle inzet van het Urban Search and Rescue team en het vliegtuig voor medische evacuaties werden zeer gewaardeerd. Ook de overweldigende steun vanuit de Turkse Nederlands gemeenschappen en de Giro 555 actie werden in de gesprekken aangehaald. Naast wederopbouw blijft humanitaire hulp in de komende maanden noodzakelijk. Het verstrekken van humanitaire hulp is gericht op verlichting van het menselijk lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied. Ook bij de wederopbouw zal het kabinet er zich er voor inzetten dat deze op een gelijkwaardige manier plaatsvindt en ten goede komt aan de getroffenen, zonder onderscheid tussen verschillende bevolkingsgroepen.

Tijdens de rondleiding door de Internationale Federatie van het Rode Kruis of de Rode Halve Maan (IFRC) in een tentenkamp in Antakya, een deelgemeente van Hatay, zag ik de acute noden. Families deelden hun verhalen waarbij zij de moeilijke leefomstandigheden benadrukten en de wens uitten dat snel meer duurzame opvang beschikbaar komt. Hulpverlening door organisaties zoals de IFRC en de Turkse Rode Halve Maan blijft essentieel in de komende periode. Zij verlenen onder meer medische zorg en hebben in dit kamp een psychosocial support center opgericht. Deze organisaties maakten kenbaar bezorgd te zijn over het uitblijven van humanitaire financiering om hulp over enkele maanden voort te zetten. Hulporganisaties benadrukten dat er bij de hulpinspanningen tevens oog is voor de noden van de grote aantallen Syrische vluchtelingen naast die van de Turkse slachtoffers. Er bestaan zorgen over toename van het anti-vluchtelingensentiment in Turkije.

Donorconferentie

Tijdens de EU donorconferentie van 20 maart jl. werd het Türkiye Earthquakes Recovery and Reconstruction Assessment gepresenteerd opgesteld door de Turkse autoriteiten met inbreng van de EU, de VN en de Wereldbank. Dit is een eerste schatting van de Turkse overheid van de kosten van de wederopbouw die uitkomt op USD 103 miljard, oftewel circa 9% van het Turkse BNP. In het rapport geeft de Turkse overheid een overzicht van de schade, de kosten voor het herstel van huizen, infrastructuur en economische bedrijvigheid, en de gevolgen voor het milieu, de werkgelegenheid en de macro-economische gevolgen. Het is mogelijk dat dit in een later stadium op een hoger bedrag zal uitkomen.

Nederland maakte tijdens de donorconferentie bekend dat in totaal EUR 49,7 mln. beschikbaar is gesteld voor noodhulp aan Turkije en Syrië. Ook reserveerde het kabinet EUR 10 mln. voor wederopbouw in Turkije via de Global Concessional Financing Facility (GCFF) van de Wereldbank. Met deze aankondiging behoorde Nederland tot één van de grootste donoren van de EU-lidstaten. Dit bedrag zal, indien de GCFF wordt geopend voor Turkije, ten goede komen aan wederopbouw in Turkse gebieden waar veel Syrische vluchtelingen verblijven middels het verstrekken van concessionele leningen. Vooralsnog is nog niet bekend of die openstelling ook daadwerkelijk gebeuren zal.

De Europese Commissie heeft inmiddels een steunpakket gepresenteerd t.w.v. ongeveer EUR 1 miljard. De besluitvorming over de toekenning van deze middelen en eventuele wijzigingen in de programmering van deze EU-instrumenten vindt plaats in de relevante beheers- en begrotingscomités. Nederland hanteert een positieve grondhouding ten opzichte van de gepresenteerde financieringsvoorstellen. Dat de EU doet wat mogelijk is binnen het reeds bestaande instrumentarium om Turkije te steunen bij de wederopbouw is in lijn met de motie van het lid Kuzu c.s die de regering verzoekt zich hard te maken voor de inzet van passende Europese fondsen of Team Europe Initiatieven voor reconstructiewerkzaamheden na de aardbevingen.1 Overigens zijn er op dit moment geen fondsen in Turkije, wat een EU kandidaat-lidstaat is, die onder de noemer Team Europe Initiative vallen en zet de EU dus andere passende fondsen in.

De Europese Investeringsbank (EIB) kondigde tijdens de donorconferentie op 20 maart in Brussel aan voornemens te zijn om een wederopbouwpakket van EUR 500 miljoen aan investeringen in Turkije samen te stellen, specifiek gericht op het herstellen van huizen, infrastructuur en bedrijven in het getroffen gebied (het gaat dus niet om een bredere herstart van activiteiten in Turkije). De EIB Board of Directors – waar Nederland in vertegenwoordigd is – heeft de bevoegdheid om een dergelijk pakket en concrete projectvoorstellen goed te keuren. Tot op heden zijn nog geen concrete voorstellen aan de EIB Board of Directors voorgelegd, maar deze worden wel op korte termijn verwacht. Het kabinet is voornemens om met een positieve grondhouding te kijken of expertise van de Europese Investeringsbank benut kan worden.

De Board van de Europese bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) keurde als eerste respons al op 8 maart jl. een bedrag van EUR 600 miljoen goed voor een Disaster Response Framework via bestaande partners in de Turkse bancaire sector. Het raamwerk richt zich op het verstrekken van noodkredieten aan banken, aan bedrijven (vooral MKB’s) en individuen die geraakt zijn door de aardbeving evenals aan bedrijven die helpen bij het herstel en wederopbouw.

In totaal hoopt de EBRD de komende twee jaar in totaal EUR 1,5 miljard in Zuidoost-Turkije te investeren gericht op het herstel van de gevolgen van de aardbevingen. Daarbij gaat het naast steun via de Turkse banken waarschijnlijk om directe steun aan gemeenten voor duurzame infrastructuur en reconstructie van beschadigde treinsporen; directe steun aan bestaande en mogelijk nieuwe klanten in de getroffen regio, zowel liquiditeitssteun voor het draaiende houden van bedrijven als kapitaalinvesteringen t.b.v. reconstructie; en verdere steun aan Turks MKB, ook via adviezen, omscholing, en herscheppen van waardenketens.

De Bank zal daarbij manieren onderzoeken om een bijdrage te leveren aan herstel van middelen voor opwekking en distributie van elektriciteit. De EBRD werkt al samen met het grootste elektriciteitsdistributiebedrijf van Turkije. De EBRD is ook bereid het Europese netwerk van Distribution System Operators (DSO’s) te verzoeken de operaties van de EBRD of van de Turkse overheid te steunen.2

Steun Nederlandse bedrijfsleven bij wederopbouw Turkije

Reeds op 22 februari jl. organiseerde ik met VNONCW-MKB Nederland en RVO een informatiebijeenkomst voor het Nederlandse bedrijfsleven over de situatie in Turkije en de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan de wederopbouw. Als vervolg op deze bijeenkomst wordt nu in een publiek-privaat samenwerkingsverband gekeken welke sectoren zich hiervoor lenen en op welke wijze we de Nederlandse bedrijven kunnen koppelen aan de Turkse vraag.

Ook tijdens mijn bezoek was er aandacht voor de mogelijke rol van het Nederlandse bedrijfsleven bij de wederopbouw van Turkije. De Turkse autoriteiten verwezen expliciet naar de Nederlandse kennis op het gebied van watermanagement, sanitaire voorzieningen, landbouw en logistiek. Er wordt nader onderzocht of de expertise van het Nederlands bedrijfsleven op deze terreinen evenals op het gebied van stedelijke planning en circulair bouwen kunnen worden ingezet in het aardbevingsgebied. Daarnaast worden bedrijven geïnformeerd over relevante ontwikkelingen en contacten.

Steun bij herstel cultureel erfgoed

De aardbeving heeft grote schade veroorzaakt aan cultureel erfgoed. De inventarisatie van deze schade door UNESCO is onder meer opgenomen in het Türki̇ye Earthquakes Recovery and Reconstruction Assessment van de VN en de Turkse regering. De uitvoering van restauratiewerkzaamheden aan de in het plan opgenomen schade moet nog gestart worden. In lijn met de motie van het lid Kuzu3 steunt Nederland UNESCO’s inzet hierbij onder meer via de reguliere bijdrage aan deze organisatie. Daarnaast is ook de Nederlandse organisatie Cultural Emergency Response (CER), die ondersteund wordt vanuit het Internationaal Cultuurbeleid, actief in het aardbevingsgebied. CER ondersteunt het in kaart brengen van schade aan materieel erfgoed en noodhulp aan erfgoedsites, collecties en culturele instellingen op gemeenschapsniveau. De organisatie werkt via een netwerk van lokale experts en organisaties.

Hulpverlening aan Noordwest-Syrië vanuit Turkije

De humanitaire hulpverlening aan Noordwest-Syrië kwam uitgebreid aan bod in mijn gesprekken met het VN Kantoor voor Coördinatie van Humanitaire Hulp (UNOCHA), de VN Vluchtelingen Organisatie (UNHCR), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en met organisaties van de Dutch Relief Alliance (DRA) en hun Syrische partners. De bevolking in Noordwest-Syrië is grotendeels afhankelijk van hulp die vanuit Gaziantep gecoördineerd wordt. De toelevering van hulp werd in de eerste dagen na de aardbevingen zeer bemoeilijkt door schade aan toegangswegen naar de grens met Syrië. De zware beschadiging van wegen en andere infrastructuur is nog steeds problematisch. Ook verloren hulporganisaties diverse medewerkers en familieleden van medewerkers door de aardbeving.

De belangrijkste, permanente obstakels voor hulpverlening aan meer dan vier miljoen mensen in het noordwesten van Syrië blijven de tegenwerking door conflictpartijen en de beperkte toegang voor de VN voor hulpverlening aan dit gebied vanuit Turkije, zoals vastgelegd in VN Veiligheidsraadresoluties 2165 (2014) en 2672 (2023). Diverse gesprekspartners deelden zorgen over onzekerheid omtrent verlenging van autorisatie voor de VN om hulp te verlenen vanuit Turkije. Dit compliceert het plannen van hulp. Ik bevestigde de voortzetting van Nederlandse steun en inzet binnen EU-verband voor verlenging en uitbreiding van toegang voor deze grensoverschrijdende hulpverlening. In mijn gesprekken met Turkse autoriteiten onderstreepte ik de belangrijke rol van Turkije bij het faciliteren van deze hulpverlening en drong ik aan op voortzetting van die steun.

De humanitaire hulpverlening aan de Syrische bevolking wordt in de tussentijd uiteraard doorgezet. Onder humanitaire hulp wordt ook early recovery verstaan. Hierbij kunt u denken aan het repareren van een waterleiding in plaats van het distribueren van drinkwater middels vrachtwagens en herstel van gezondheidsdienstverlening. Humanitaire organisaties die met Nederlandse financiering actief zijn in Syrië zetten die middelen ook gedeeltelijk in voor dit soort activiteiten. Meerdere hulporganisaties die actief zijn in Syrië vroegen om aandacht voor de consequenties die het EU-beleid voor Syrië heeft voor wederopbouw na de aardbevingen. Het EU-beleid is dat wederopbouw afhankelijk is van de voortgang in het proces om tot een politieke oplossing voor het conflict in Syrië te komen, conform VN-Veiligheidsraadresolutie 2254 (2015). Dit geldt overigens ook voor sanctieverlichting en normalisatie.

Geestelijke gezondheid en psychosociale steun

Al meteen in de eerste dagen na de aardbeving klonk in ooggetuigenverslagen en berichtgeving via familie van mensen in de getroffen gebieden door dat naast de fysieke schade de ramp ook grote mentale gevolgen had, zoals ook door diverse leden in het Commissiedebat over de aardbeving (Kamerstuk 36 180, nr. 52) is benoemd evenals in de motie van het lid Mutluer c.s. over extra aandacht voor psychosociale hulp4. Dit zag ik tijdens mijn bezoek bevestigd. Bij alle ontmoetingen die ik had spraken gesprekspartners over psychosociale noden als gevolg van de verwoesting en het verlies van zekerheden; chronische stress, trauma’s, depressie, gevoelens van onmacht en uitzichtloosheid, angst voor een nieuwe aardbeving, angst voor de toekomst. Het is bijzonder en belangrijk dat ook deze gevolgen benoemd en besproken worden. En dat, zoals ik kon zien tijdens mijn bezoek, geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) door humanitaire organisaties wordt meegenomen in hun werk. Sinds een aantal jaar wordt – middels aansturing van Nederland – internationaal erkend dat MHPSS cruciaal is in humanitaire actie, waardoor er meer aandacht voor is in de humanitaire respons.

Ik was onder de indruk van de veerkracht en vindingrijkheid van mensen en hulpverleners die ik sprak. Ik zag hoe organisaties, zoals IOM, UNHCR, WHO, IFRC en Save the Children psychosociale steun in hun werk integreren. Ik hoorde hoe in Noordwest-Syrië psychosociale steun na de aardbeving heel snel kon worden opgeschaald door organisaties die daar ook de afgelopen jaren al MHPSS in hun programma’s integreerden. Daardoor was kennis en lokale expertise opgebouwd.

Tijdens het bezoek ging mijn aandacht ook uit naar onderwijs en de positie van duizenden kinderen die door de aardbevingen onbegeleid achterbleven. Humanitaire partners van Nederland ondersteunen noodonderwijsactiviteiten waarbij kinderen zo snel mogelijk hun scholing in een veilige omgeving kunnen hervatten. Onbegeleide kinderen lopen naast de psychosociale impact een verhoogd risico op exploitatie en misbruik. Hereniging met familie was direct na de aardbeving al een van de prioriteiten. In Turkije is de Turkse Rode Halve Maan actief op alle vlakken van noodhulp en signaleert en verwijst naar betreffende organisaties, ook in het bijzonder op dit onderwerp. De VN Kinderrechtenorganisatie (UNICEF) ondersteunt de Turkse autoriteiten bij gezinshereniging. In Syrië hebben de humanitaire organisaties hierbij eveneens een belangrijke rol. De situatie van onbegeleide kinderen blijft desondanks een aandachtspunt.

Lokalisering

In de gesprekken tijdens mijn reis heb ik nadrukkelijk het belang onderstreept van nationale en lokale hulporganisaties voor effectieve en context specifieke hulp. En dat de samenwerking plaatsvindt op basis van gelijkwaardige partnerschappen. Ik informeerde naar de vorderingen die de VN en de DRA-leden maken om dat te realiseren en de ervaringen van de Syrische partnerorganisaties van de DRA. De organisaties onderstreepten dat dit onderwerp prioriteit heeft en er belangrijke stappen worden gezet in de context van hulpverlening aan Noordwest-Syrië. De VN-organisaties wezen onder andere op het hoge aandeel van de aardbevingenrespons uit het door Nederland gesteunde Syria Crossborder Humanitarian Fund dat rechtstreeks naar nationale hulporganisaties vloeit (bijna 70%) evenals de flexibiliteit die ngo-partners hebben om lopende programma’s waar nodig aan te passen. Voor de Syrische partners van de DRA werd zeer snel na de ramp een bedrag beschikbaar gesteld voor hun initiële humanitaire respons. Dit bedrag is door de Syrische organisaties ingezet om op basis van eigen expertise en inzicht te reageren op de meest acute humanitaire noden, waarbij prioriteit is gegeven aan voedsel, gezondheidszorg en opvang.

Tegelijkertijd concludeer ik dat voortgezette aandacht van donoren waaronder Nederland onmisbaar blijft om verdere voortgang te boeken op de lokaliseringsagenda. In dit verband monitor ik de vorderingen op lokalisering5 breder. Nederland ziet er middels projectbezoeken, dialoog met humanitaire partners en lokale actoren, op toe dat lokale organisaties onder goede voorwaarden werken, met voldoende flexibiliteit en eerlijke compensatie. Partnerorganisaties zetten stappen om hun werk met lokale en nationale organisaties eerlijker en gelijkwaardiger te maken. Ik verwijs in dit verband ook naar de kabinetsreactie op de IOB-beleidsvoorlichting Humanitaire Hulp 2015–2021.6

Sancties

Conform de toezeggingen tijdens het Commissiedebat Humanitaire Hulp Turkije en Syrië van 22 februari jl., en het tweeminutendebat van 23 februari jl., blijft het kabinet in overleg met de Europese Commissie eventuele negatieve gevolgen van de EU sancties voor hulpverlening aan Syrië monitoren en waar nodig aanpakken7.

Ik hecht eraan te herhalen dat humanitaire hulp in de basis toegestaan is onder de EU-sancties: de export van voedsel, tenten, medische goederen en graafmachines is niet verboden. In het zeldzame geval dat de export van bepaalde goederen toch onder de sancties mocht vallen, bestaat de mogelijkheid een ontheffing aan te vragen en verkrijgen. Ook zijn betalingen aan Syrië toegestaan, zolang deze niet aan geliste personen of entiteiten zijn. De Europese Unie heeft een humanitaire exemptie opgenomen in het sanctieregime, die transacties door bepaalde hulporganisaties met gesanctioneerde personen mogelijk maakt als dit noodzakelijk is voor het leveren van humanitaire hulp. Deze exemptie biedt meer zekerheid aan humanitaire organisaties, hun leveranciers en banken. Ook harmoniseert de EU zo de regels met VN-Veiligheidsraadresolutie 2664 en de Amerikaanse sancties, wat overcompliance tegengaat.

Tijdens mijn gesprekken met hulporganisaties vroeg ik ook naar eventuele onbedoelde gevolgen van de EU sancties jegens het Syrische regime. Uit deze en andere gesprekken die dit Kabinet conform toezeggingen8 hierover voerde, blijkt dat het humanitaire hulporganisaties in de regel (soms wel met moeite), mede geholpen door de humanitaire exemptie, lukt om geld naar Syrië over te maken. Wel geven zij aan soms problemen te ondervinden met overcompliance door leveranciers van hulpgoederen, die soms ondanks dat export van humanitaire hulp niet verboden is, alsnog niet naar Syrië willen exporteren. Het Kabinet en de Europese Commissie blijven deze gevallen in kaart brengen en onderzoeken of verdere voorlichting over, of wijzigingen van het sanctieregime wenselijk zijn.

Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat Humanitaire Hulp Turkije en Syrië van 22 februari jl., sprak het kabinet met de Nederlandse Vereniging van Banken9, alsook Nederlandse banken. Zij verwelkomen de harmonisering van regels via de humanitaire exemptie in het EU sanctieregime. Tegelijk wijzen zij op het kleinere aantal beschikbare internationale betalingskanalen richting Syrië en de beperkte risicobereidheid bij tussenbanken in derde landen. Vooral kleinere organisaties en individuen ondervinden nog wel beperkingen bij het doen van betalingen naar Syrië. Het kabinet blijft ook over dit punt in gesprek met banken. Hierbij spelen ook risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering, die een uiterst zorgvuldige benadering vereisen. Dit beeld is in lijn met eerdere signalen over de toegang tot het betalingsverkeer voor onder andere stichtingen en verenigingen. Toegang tot betalingsverkeer binnen Nederland waarborgen voor onder andere stichtingen en verenigingen is een belangrijk thema in de Beleidsagenda Aanpak Witwassen van het kabinet10. Het kabinet blijft naast de uitvoering van deze beleidsagenda in gesprek met de EU, VS, humanitaire organisaties en banken om eventuele onbedoelde hinder als gevolg van sancties voor humanitaire doeleinden te monitoren en aan te pakken.

Effectieve (en ongehinderde) hulpverlening aan slachtoffers in zowel Turkije als Syrië op korte als ook op langere termijn houden de aandacht van het kabinet.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

Kamerstuk 36 180, nr. 34.

X Noot
2

Kamerstuk 36 180, nr. 33.

X Noot
3

Kamerstuk 36 180, nr. 35.

X Noot
4

Kamerstuk 36 180, nr. 38.

X Noot
5

Kamerstuk 36 180, nr. 44.

X Noot
6

Kamerstuk 36 180, nr. 48.

X Noot
7

Kamerstuk 36 180, nr. 52.

X Noot
8

Kamerstuk 36 180, nr. 52.

X Noot
9

Kamerstuk 36 180, nr. 52.

X Noot
10

Zie Kamerstuk 31 477, nr. 80, en Kamerstuk 27 863, nr, 108.

Naar boven