Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2024
In deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie Diederik van Dijk c.s.
(Kamerstuk 36 169, nr. 41). In de motie wordt de regering verzocht de motie Stoffer c.s. (Kamerstuk 36 169, nr. 37) over het verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op
grond van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek nadere vereisten aan representativiteit
gesteld moeten worden, uit te voeren, en de Kamer binnen zes weken over de verkenning
te informeren. Deze motie is op 7 februari 2024 ingediend bij gelegenheid van het
tweeminutendebat Nadere vereisten aan representativiteit voor belangenorganisaties
met een ideëel doel (Kamerstuk 36 169, nr. 39) en op 13 februari 2024 aangenomen.
Het lid Van Dijk heeft in de tweeminutendebat toegelicht dat hij graag binnen zes
weken van mij wil vernemen hoe ik de motie op een goede en ordentelijke wijze ga uitvoeren.
Daarbij is door hem aangegeven dat hij zich kan voorstellen dat er meer tijd wordt
vrijgemaakt om een robuuste verkenning uit te voeren en dat voor de uitvoering de
tijd mag worden genomen. Ik voer de motie uit in het licht van hetgeen ik daarover
reeds heb gemeld in het debat en in de eerder naar aanleiding van de motie Stoffer
c.s. gewisselde stukken, met inachtneming van hetgeen de indiener hierover heeft opgemerkt.
De verkenning wordt verzocht met het oog op een mogelijke aanscherping van het wettelijke
representativiteitsvereiste. Zoals ik eerder aangaf, is een onafhankelijke en wetenschappelijk
uitgevoerde wetsevaluatie daarvoor het geëigende middel. Het in de motie genoemde
artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek is op 1 januari 2020 gewijzigd door de Wet
afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Daarbij is ook de representativiteitseis
voor belangenorganisaties in de wet vastgelegd. De WAMCA voorziet in een evaluatie
door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) in 2025, vijf jaar na
inwerkingtreding van de wet. In de wetsevaluatie zullen de eisen aan representativiteit
van belangenorganisaties gedegen worden onderzocht. Daarbij zal ook gekeken worden
naar het geheel aan ontvankelijkheidseisen en naar de eisen die een aantal andere
landen stellen aan representativiteit en ontvankelijkheid van belangenorganisaties
met een ideëel doel. De verzochte verkenning maakt zo een integraal onderdeel uit
van de wetsevaluatie.
Met het oog op het voortvarend uitvoeren van de motie Van Dijk, heb ik besloten om
de evaluatie naar voren te halen. Het WODC is druk bezig met het opzetten van het
evaluatieonderzoek zodat dit onderzoek al in de tweede helft van 2024 kan worden uitgevoerd.
Daarnaast heb ik een extra monitoringsbijeenkomst georganiseerd op 15 maart jl. om
de partijen die in de praktijk werken met de WAMCA te betrekken bij de opzet van de
evaluatie. Zoals u weet, organiseer ik jaarlijks monitoringsbijeenkomsten om ervaringen
uit te wisselen over de werking van de WAMCA. Op de bijeenkomsten zijn vertegenwoordigers
van de eisende partijen, gedaagde partijen, rechtspraak en wetenschap aanwezig om
hierover van gedachten te kunnen wisselen. Bij de monitoringsbijeenkomst van september
2023 is aangekondigd dat de volgende monitoringsbijeenkomst in het teken van de aanstaande
evaluatie zal worden gezet. In de bijeenkomst kwamen als belangrijkste punten naar
voren de doorlooptijden door de langere ontvankelijkheidsfase in de WAMCA, de onduidelijkheden
van de WAMCA in hoger beroep en de wenselijkheid van een apart regime voor ideële
vorderingen om de toegang tot het recht voor die vorderingen voldoende te waarborgen.
Ook werd aandacht gevraagd voor het belang van de WAMCA voor de rechtsstaat.
Zoals hierboven aangegeven, zal het WODC dus nog in 2024 een gedegen wetenschappelijke
en onafhankelijke wetsevaluatie starten naar de werking van de WAMCA en in het bijzonder
het representativiteitsvereiste en de plek die dit vereiste inneemt in het geheel
van de ontvankelijkheidsvereisten voor collectieve actie. Ook de internationale rechtsvergelijking
neemt daarin een belangrijke plaats in. Het WODC verwacht dit onderzoek in het voorjaar
2025 te kunnen opleveren.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind