36 164 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van het erkenningenstelsel, het verbeteren van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen van technische aard

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 11 april 2023

1. Aanleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag dat de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over het onderhavige wetsvoorstel heeft uitgebracht. In het verslag is door de leden van de fracties GroenLinks en PvdA een aantal vragen gesteld. Hieronder wordt ingegaan op de gestelde vragen. Daarbij wordt bij de beantwoording in beginsel de volgorde van het verslag gevolgd. Met het oog op het overzicht zijn de antwoorden op vragen die op hetzelfde onderwerp betrekking hebben, zoveel mogelijk bijeengebracht.

2. Overheveling erkenningen en eisen

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen of alle specifieke erkenningen in het wetsvoorstel worden overgeheveld van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) naar nader vast te stellen gedelegeerde regelgeving? Daarnaast vragen zij of de regering een overzicht kan geven van welke voorwaarden, die nu wettelijk verankerd zijn voor de specifieke erkenningen, met het huidige wetsvoorstel verplaatst worden naar de wettelijke eisen voor de basiserkenning?

In het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld de verschillende specifieke erkenningsregelingen onder de nieuwe basiserkenning te hangen. Voor de invulling van de basiserkenning, is onder andere gekeken naar de huidige specifieke erkenningen. De eis van inschrijving in het Handelsregister is bijvoorbeeld als vereiste voor erkenning naar de basiserkenning verplaatst. Daarnaast worden eisen toegevoegd aan de basiserkenning met het doel om wangedrag en criminaliteit te weren. Zo wordt het verplicht om een verklaring omtrent het gedrag te overleggen en mag er geen sprake zijn van een weigeringsgrond uit de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

De nadere uitwerking van de specifieke erkenningen stond al in gedelegeerde regelgeving en blijft daar staan. De grondslagen hiervoor (met uitzondering van de erkenning met betrekking tot tachografen en de boordcomputer taxi) zijn in de huidige Wvw 1994 meer gedetailleerd uitgewerkt, dan in het voorliggende wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel wordt een grondslag opgenomen op basis waarvan alle specifieke erkenningen in een algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd en de nadere uitwerking daarvan voornamelijk, net als nu, in een ministeriële regeling plaatsvindt. De voorgestelde grondslag voor de regeling van specifieke erkenningen in een algemene maatregel van bestuur biedt ruimte om in de toekomst nieuwe erkenningen door middel van een algemene maatregel van bestuur in het leven te roepen als maatschappelijke ontwikkelingen daarom vragen. De uitwerking daarvan gebeurt dan bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur; zoals ook hierna wordt aangegeven, geldt voor dergelijke algemene maatregelen van bestuur een voorhangprocedure. De grondslag voor regeling bij algemene maatregel van bestuur is overigens ingeperkt tot handelingen die betrekking hebben op de registratie van gegevens in het kentekenregister, de fabricage of registratie van kentekenplaten, de keuring van voertuigen of de inbouw van onderdelen of apparaten in voertuigen. Daarnaast moet de handeling door een ander dan de RDW verricht kunnen worden en moet de aard van de handeling zich daar niet tegen verzetten.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen of de regering nader kan reflecteren hoe zij belangen omtrent de wens om flexibiliteit weegt tegenover het belang van democratisch gelegitimeerde wetgeving, het primaat van de formele wetgever, het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel?

De regering erkent het grote belang van democratisch gelegitimeerde wetgeving, het primaat van de formele wetgever, het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel en denkt hier ook voldoende aan tegemoet te komen. In de Aanwijzingen voor de regelgeving is voorgeschreven dat delegatie aan de Minister onder andere plaatsvindt als het uitwerking van details van een regeling betreft of wanneer het om voorschriften gaat die dikwijls wijziging behoeven. Beide zijn hier van toepassing. Daarnaast betreft veel van de regelgeving omtrent erkenningen implementatie van EU-regelgeving. Het is gebruikelijk om deze in lagere regelgeving op te nemen.

Het conceptbesluit van de algemene maatregel van bestuur zal bij uw Kamer worden voorgehangen in lijn met artikel 2b van de Wvw 1994. Een wijziging van ministeriële regelingen hoeft niet bij de Kamer voorgehangen te worden. Concepten daarvan zullen in internetconsultatie worden gebracht.

3. Flexibiliteit & relevante ontwikkelingen

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen of zij het goed begrijpen dat de motivatie van de regering om de specifieke erkenningen van de Wvw 1994 over te hevelen naar gedelegeerde regelgeving vooral gebaseerd is op de wens om een «flexibeler» erkenningsstelsel te handhaven dat «snel aangepast kan worden op ontwikkelingen in de maatschappij in het algemeen en de voertuigbranche in het bijzonder»? en vragen de regering nader te duiden wat begrepen moet worden onder «ontwikkelingen in de maatschappij» die noodzaken tot aanpassingen in het erkenningenstelsel?

Tevens vragen zij welke concrete ontwikkelingen de regering verwacht die een zo urgente aanpassing van het erkenningsstelsel vereisen, dat de parlementaire betrokkenheid gereduceerd dient te worden tot een voorhangprocedure? En willen zij weten waarom de normale wetgevingsprocedure niet flexibel genoeg is?

Het overhevelen van bestaande specifieke erkenningen onder de Wegenverkeerswet 1994 naar gedelegeerde regelgeving vindt onder andere plaats vanwege de wens het erkenningenstelsel meer flexibel te maken.

De relevante ontwikkelingen in de maatschappij die noodzaken tot aanpassingen in het erkenningenstelsel zijn voornamelijk technologisch van aard. Mobiliteit digitaliseert en automatiseert in hoog tempo en ook ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie raken de sector. Concrete voorbeelden daarvan zijn de verschuiving van eigendom van voertuigen naar gebruik ervan en de digitalisering van de voertuighandel. Internationale wet- en regelgeving reageert op die ontwikkelingen en met deze aanpassingen bereidt ook Nederland zich voor op relevante ontwikkelingen. Technologische ontwikkelingen gaan in de praktijk sneller dan een gemiddeld wetstraject met een doorlooptijd van twee jaar. Daarnaast betreft de invoering van een aantal erkenningen implementatie van EU-regelgeving, waardoor er geen keuzemogelijkheid bestaat om deze erkenningen al dan niet in te voeren.

4. Reactie op voorlichting Raad van State (RvS)

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA wijzen op de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) over wetsvoorstel 35 957, Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen. Er is volgens de Afdeling niet snel sprake van dwingende redenen om voor gedelegeerde regelgeving een voorhangprocedure als juiste instrument te zien. De Afdeling noemt daarbij als voorbeeld waar dit ― gelet op de materie ― wel het geval is, het Kiesbesluit. De leden vragen de regering in het licht van deze voorlichting nader te reflecteren op haar keuze om de specifieke erkenningen integraal in gedelegeerde regelgeving op te nemen? En vragen of de regering aan kan geven of de voorgenomen nieuwe systematiek van één basiserkenning door De Dienst Wegverkeer (RDW) met daaronder de verschillende specifieke erkenningen inderdaad een vergelijkbaar geval is als die van het Kiesbesluit? Zo ja, waarom?

In de voorlichting benoemt de Afdeling advisering van de RvS dat een amvb met een duidelijke, beperkte delegatiegrondslag een voorhangprocedure kan kennen, gelet op de aard van de materie. Artikel 2b van de Wvw 1994 kent reeds een bepaling waarin wordt voorgeschreven dat alle amvb’s onder deze wet voorgehangen moeten worden. De voorhang is dus al geregeld.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State bij dit wetsvoorstel is de delegatiegrondslag, in plaats van alle taken van de RDW, beperkt tot handelingen die betrekking hebben op de registratie van gegevens in het kentekenregister, de fabricage of registratie van kentekenplaten, de keuring van voertuigen of de inbouw van onderdelen of apparaten in voertuigen. Daarnaast moet de handeling door een ander dan de RDW verricht kunnen worden en mag de aard van de handeling zich daar niet tegen verzetten. Met de voornoemde gewijzigde begrenzing van de delegatiegrondslag is er een grondslag gecreëerd om bij amvb in ieder geval alle bestaande erkenningen een plek te geven in het gemoderniseerde erkenningenstelsel. Daarnaast is er enige ruimte voor erkenningen voor specifieke handelingen die reeds in voorbereiding zijn of worden verkend, zoals een erkenning voor het inschrijven van geïmporteerde voertuigen, een erkenning omtrent leasevoertuigen, een erkenning voor schadeherstel en een erkenning voor verhuur. Deze nieuwe erkenningen die in voorbereiding zijn of worden verkend, zijn tevens voorbeelden van de «toekomstige ontwikkelingen» die in het wetsvoorstel worden bedoeld. Hierdoor en door het feit dat (wijzigingen van) de algemene maatregel van bestuur zullen worden voorgehangen is er sprake van een duidelijke en beperkte delegatiegrondslag en wordt de Kamer in gelegenheid gesteld om te reageren.

5. Bescherming consumentenpositie

Verder vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA de regering op welke wijze de positie van consumenten wordt beschermd in het herijkte erkenningenstelsel. Wie mag de kosten voor de consument bepalen?

Van erkenninghouders wordt driejaarlijks gevraagd een VOG te overleggen of eerder als daartoe aanleiding is. Zo wordt een toetsingsmoment toegevoegd dat zorgt voor een grotere betrouwbaarheid en integriteit van erkenninghouders. Hierdoor worden consumenten beter beschermd tegen malafide erkenninghouders. Door de herijking van het erkenningenstelsel neemt de bescherming van de consument derhalve toe.

De kostenstijging door het nieuwe erkenningenstelsel en het verbeterde toezicht worden door erkenninghouders mogelijk doorberekend aan de burger. De RDW verwacht dat het een voor de erkenninghouders geringe lastenverzwaring zal betreffen die een (zeer) gering effect voor de burger zal hebben.

6. Toezicht

Tot slot vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA de regering of er voldoende capaciteit is voor het houden van toezicht op de bedrijven met een erkenning. Is het kunnen houden van toezicht een onderdeel van de criteria om meer bedrijven en/of personen te kunnen erkennen?

Ja, er is voldoende capaciteit voor het houden van toezicht op de bedrijven met een erkenning. De voorgestelde aanpassingen leiden bovendien tot efficiënter toezicht, waardoor ook op langere termijn de beschikbaarheid van voldoende capaciteit geborgd is. Het kunnen houden van toezicht is overigens geen onderdeel van de criteria om meer bedrijven en/of personen te kunnen erkennen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven