III
In het met artikel II, onderdeel 2, voorgestelde tweede lid van artikel 196a van de
Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt «zes maanden» vervangen door «drie maanden».
In de voorgestelde wijziging betekent dat bij de verkoop van levende dieren een zes
maanden garantietermijn van kracht is bij de aankoop van levende dieren door niet-particuliere
verkoper aan particuliere koper. Dit is een onwenselijke situatie, aangezien binnen
zes maanden door gebruik veel kan gebeuren waar de verkoper geen invloed op heeft.
Zeker bij dieren die van nature niet lang leven, maar ook dieren die door mensen worden
ingezet voor sport of werk, kunnen in zes maanden tijd afwijkingen, ziektes en blessures
oplopen die voor die tijd niet bestonden. Ook jonge dieren veranderen en groeien in
die tijd zo snel, dat niet meer zondermeer gesteld kan worden dat een aandoening al
bestond bij aankoop van het dier.
Het langer neerleggen van de bewijslast bij de verkoper van het dier maakt gedegen
onderzoek naar de oorzaak van een probleem bij een dier ook moeilijker. Een verkoper
kan een dier moeilijker laten onderzoeken door een specialist, omdat het dier bij
de nieuwe eigenaar is. Uitgebreid onderzoek is moeilijker af te dwingen en staat vaak
ook niet in verhouding tot de kosten van een nieuw dier, wanneer het gaat om de kleinere
(gezelschaps)dieren.
Daarnaast hebben kopers van bijvoorbeeld (sport)paarden vaak de beschikking over een
dusdanig financieel budget dat zij sneller geneigd zijn zaken aan te spannen voor
een rechter. Dit betekent een belasting van het gerechtelijk wezen.
Ook na de termijn van drie maanden kan een nieuwe eigenaar bij chronische aandoeningen
door een dierenarts laten aantonen dat het dier de aandoening al had voor de aankoop.
Consumenten zijn dus nog altijd beschermd tegen «verborgen gebreken».
Dieren zijn bovendien niet te vergelijken met producten. In zes maanden kunnen door
gebruik van de koper en de natuur van het leven onvoorziene gebeurtenissen directe
invloed hebben op de staat van wat de wet bot «een product» noemt. Dit amendement
strekt ertoe om de termijn van omkering van de bewijslast terug te brengen van de
voorgestelde zes naar drie maanden.