36 154 Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)

35 555 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met de introductie van de mogelijkheid om een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen of op periodieke uitkeringen van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler op de ingangsdatum daarvan te laten afkopen, de tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing bij regelingen voor vervroegde uittreding en de uitbreiding van de fiscale ruimte voor het sparen van bovenwettelijk verlof (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen)

B1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2024

Op 9 november 2023 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer laten weten dat het keuzerecht bedrag ineens niet eerder dan op 1 januari 2025 in werking zal kunnen treden, met het oog op zowel voldoende tijd voor de parlementaire behandeling als het tijdig informeren van deelnemers zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken.2

De regering vindt het belangrijk dat deelnemers goed worden geïnformeerd over het keuzerecht voor opname van een bedrag ineens van het ouderdomspensioen. Dit vergt allereerst goede informatie vanuit pensioenuitvoerders en daarnaast voldoende tijd voor een deelnemer om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Het is belangrijk dat pensioenuitvoerders deelnemers tijdig informeren over het keuzerecht. De (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders hebben aangegeven na instemming van beide Kamers ten minste zes tot negen maanden nodig te hebben om deelnemers goed te kunnen informeren. Daarnaast dienen pensioenuitvoerders voldoende tijd te hebben om het keuzerecht te kunnen implementeren.

Uit de langetermijnagenda van de Tweede Kamer blijkt dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens in de week van 24 september a.s. zal plaatsvinden. Daarmee resteert minder dan zes maanden voor het tijdig informeren van deelnemers. Ik kan daarom – mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst – niet anders concluderen dan dat de voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2025 niet meer haalbaar is.

Het wetsvoorstel voorziet in een behoefte om mensen bij pensionering meer flexibiliteit te bieden in de aanwending van pensioen zodat beter kan worden aangesloten bij de eigen bestedingsbehoefte. Er zal daarom een goede balans gevonden moeten worden tussen enerzijds het bieden van voldoende tijd voor implementatie en informatieverstrekking door pensioenuitvoerders en anderzijds het voorkomen van onnodige vertraging van de introductie van het bedrag ineens.

Gelet op het bovenstaande zal het keuzerecht bedrag ineens niet eerder dan 1 juli 2025 in werking treden, waarbij zij opgemerkt dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de voortgang van het parlementaire proces.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum


X Noot
1

De letter B heeft alleen betrekking op 36 154.

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 32 043, nr. BI

Naar boven