De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «een bedrag ineens» ingevoegd «, verruiming van de RVU-drempelvrijstelling»
en wordt na «herziening bedrag ineens» ingevoegd «en aanpassing RVU-drempelvrijstelling».
II
In de beweegreden wordt na «uitlegbaar te maken» ingevoegd «en tevens de RVU-drempelvrijstelling
te verruimen».
III
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel V, onderdelen E en G, vervalt.
IV
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt artikel 32ba als volgt gewijzigd:
1. Het bedrag, genoemd in het zevende lid, wordt vervangen door «€ 5.500».
2. Het achtste lid, tweede zin, komt te luiden: Dit bedrag wordt berekend door het te
vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2
van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te
brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast,
kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
V
Aan artikel V wordt na «ineens» toegevoegd «en aanpassing RVU-drempelvrijstelling».
Toelichting
Dit amendement regelt dat de huidige tijdelijke vrijstelling van de boete («»pseudo-eindheffing»»)
voor werkgevers die een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) aan hun werknemers
aanbieden verruimd wordt, en dat deze vrijstelling permanent wordt in plaats van tijdelijk.
De indieners zijn van mening dat de huidige beperkte vrijstelling onvoldoende vrije
onderhandelingsruimte biedt aan werkgevers en werknemers, en dat de boete daarnaast
het aanbieden van gepaste regelingen voor werknemers die zwaar werk hebben geleverd
in de weg zit.
Één van de grootste ongelijkheden in ons pensioenstelsel is de kloof in levensverwachting
tussen verschillende groepen, bijvoorbeeld tussen praktisch en theoretisch opgeleiden.
Extra schrijnend is de situatie van mensen met een zwaar beroep, die geregeld een
lagere levensverwachting hebben én soms al voor het bereiken van de AOW-leeftijd niet
meer in staat zijn om hun beroep volledig uit te oefenen. Wat de indieners van dit
amendement betreft is het daarom van groot belang dat deze groep mensen eerder met
pensioen kan gaan, en zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer heeft uitgesproken
dat er ook na 2025 nog een RVU-vrijstelling moet blijven bestaan. Dit amendement zorgt
ervoor dat deze afspraak nagekomen wordt.
Het bieden van een passende vroegpensioenregeling is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid
van sociale partners. Wat voor welke groep passend is dient bij voorkeur in decentraal
overleg tussen werkgevers en werknemers bepaald te worden, aangezien uit eerdere pogingen
is gebleken dat het bijzonder ingewikkeld is om van bovenaf te bepalen wat als een
zwaar beroep geldt. De indieners zijn daarom van mening dat werkgevers en werknemers
de ruimte moeten krijgen om afspraken te maken over een regeling voor vervroegde uittreding,
zonder dat regels vanuit de overheid dit belemmeren.
Om die reden stelt dit amendement uitkeringen ter hoogte van maximaal € 5.500 per
maand vrij van de RVU-boete, waardoor deze boete alleen nog van toepassing is op excessieve
uitkeringen. De maximale duur van de uitkering blijft 36 maanden. Wie er voor de uitkering
in aanmerking komen en wat de hoogte en duur worden bepalen sociale partners samen,
met inachtneming van bovengenoemde maxima. Door de vrijstelling permanent in plaats
van tijdelijk te maken kan aan werkgevers en werknemers zekerheid worden geboden en
kan voorkomen worden dat zij steeds opnieuw moeten onderhandelen.
Eventuele kosten die voortvloeien uit dit amendement kunnen gedekt worden door af
te zien van de geplande verruiming van de renteaftrekbeperking voor grote bedrijven.
Deze verruiming zou volgens het coalitieakkoord ingaan per 1 januari 2025.
Stultiens
Van Kent