36 154 Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)

Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID INGE VAN DIJK

Ontvangen 25 september 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel E, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

F

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Va. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET INKOMENSAFHANKELIJKE REGELINGEN

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt aan artikel 8 een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Op verzoek vermindert Dienst Toeslagen het toetsingsinkomen voor de inkomensafhankelijke regelingen met een bedrag gelijk aan het bedrag ineens ouderdomspensioen. Onder bedrag ineens ouderdomspensioen wordt verstaan het bedrag dat is verkregen uit afkoop van een deel van de waarde van de aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 69a van de Pensioenwet of artikel 80b van de Wet verplichte beroepspensioenregelingen, of uit afkoop van een deel van de aanspraak op een uitkeringsproduct als bedoeld in artikel 4:71.0a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.

G

In artikel VI, eerste lid, wordt «en V, onderdeel C en F,» vervangen door «, V, onderdeel C en F, en Va».

Toelichting

Pensioenspaarders krijgen zodra de Wet bedrag ineens, rvu en verlofsparen in werking treedt het recht om bij pensionering maximaal 10 procent van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen of een andere oudedagsvoorziening op te nemen als bedrag ineens. Dit bedrag is vrij besteedbaar en biedt de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij iemands persoonlijke situatie. Een eenmalige opname heeft financiële consequenties, bijvoorbeeld voor de resterende levenslange pensioenuitkering (die naar evenredigheid omlaag gaat), belastingen en toeslagen. Door het opnemen van de eenmalige uitkering kan het recht op toeslagen namelijk geheel of gedeeltelijk vervallen.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen (Kamerstukken 35 555) hebben beide Kamers veel aandacht besteed aan de samenloop van de uitkering van een eenmalig pensioenbedrag met diverse andere aspecten van fiscale regelgeving en toeslagen. Dit probleem is niet opgelost. Het huidige wijzigingswetsvoorstel maakt de uitkering van een bedrag ineens weliswaar beter uitvoerbaar, maar uitvoerders kunnen niet voorkomen dat gebruik van deze optie nadelig kan uitpakken voor een deelnemer. Problemen in de samenloop van het bedrag ineens met toeslagen vallen alleen te voorkomen door deze specifieke eenmalige uitkering (het bedrag ineens) geen onderdeel te laten uitmaken van het toetsingsinkomen voor toeslagen.

Pensioenuitvoerders kunnen deelnemers voorlichting verschaffen over dit risico. Meer dan waarschuwen in algemene zin kan niet omdat pensioenuitvoerders niet op de hoogte zijn van de totale financiële situatie van een (gewezen) deelnemer, zoals het huidige totale inkomen, het bestaan van meerdere dienstverbanden, meerdere pensioenregelingen, de vermogenspositie, het (toetsings)inkomen van de partner, het vermogen van de partner of andere aspecten die van invloed zijn op toeslagen of iemands financiële situatie. De enige die dit kan beoordelen is de deelnemer zelf, mogelijk bijgestaan door een financieel adviseur. Dit kan soms eenvoudig zijn, soms zeer complex. Gezien de kosten van financieel advies valt het niet uit te sluiten dat juist (gewezen) deelnemers met een lager inkomen ervan afzien zich te laten adviseren door een financieel adviseur. Het valt geenszins uit te sluiten dat dit bij gebruik van deze regeling mis kan gaan, zeker bij bepaalde inkomensgroepen. De indiener pleit ervoor de eenmalige uitkering niet mee te laten tellen in het toetsingsinkomen voor toeslagen. In dat geval behoudt de deelnemer in het relevante jaar hetzelfde recht op toeslagen als de deelnemer had gehad zonder de eenmalige uitkering, ongeacht de manier waarop hij een deel van het pensioen laat uitkeren.

Zonder aanpassing van de effecten op toeslagen zit er een onevenwichtigheid tussen de inkomensgroepen, aangezien de eenmalige uitkering voor hogere inkomensgroepen dan relatief gunstiger is. Bij de lagere inkomens zou door het opnemen van de eenmalige uitkering mogelijk het recht op toeslagen vervallen. De eenmalige uitkering eet dan als het ware hun toeslagen op. Hierdoor zou het netto-effect van eenmalige uitkering bij lagere inkomens (veel) kleiner zijn. Met het onderhavige amendement wordt dit voorkomen.

De eenmalige uitkering wordt neergezet als een significant eenmalig bedrag met een serieus bestedingsdoel. Zo worden onder andere het kopen van een auto, het aflossen van schulden of de verbouwing en verduurzaming van een woning genoemd. Dat impliceert dus een relatief aanzienlijke netto-stijging van het inkomen. Daarvan is bij de lagere inkomens geen sprake als toeslagen komen te vervallen.

Het effect van de eenmalige uitkering op toeslagen treedt slechts in één jaar op. Dat betekent dat, zoals het nu geregeld is, de Dienst Toeslagen voor dat ene jaar vaststelt dat geen of minder recht op toeslagen bestaat. Daarbij bestaat het risico dat de deelnemer de wijziging in het inkomen niet op tijd doorgeeft, waardoor het te veel ontvangen bedrag aan toeslagen later (gedeeltelijk) moet worden terugbetaald. Deze onaangename terugvorderingsacties van de Dienst Toeslagen kunnen leiden tot een onwenselijke situatie voor deelnemers.

Met het amendement wordt geregeld dat de Dienst Toeslagen op aanvraag van de belanghebbende het toetsingsinkomen vermindert met het bedrag dat een deelnemer ontvangt ter zaken van een afkoop van een deel van de waarde van de aanspraak op het ouderdomspensioen, of een aanspraak op een lijfrenteverzekering, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Aangezien de Dienst Toeslagen geen inzage heeft in de bronnen van het inkomen van toeslagaanvragers, moeten deelnemers deze uitzondering zelf aanvragen.

De met dit amendement voorgestelde wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt na inwerkingtreding van de onderhavige wet geplaatst in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Met een gelijktijdige wijziging van de evaluatiebepaling van die wet, wordt deze inkomensuitzondering ook onderdeel van de wetsevaluatie van die wet.

Vanwege de zeer onzekere inschatting van het aantal mensen dat gebruik zal maken van de uitbetaling van het pensioen ineens, en het gedeelte van deze groep dat recht heeft op toeslagen, is het moeilijk om uitspraken te doen over wat dit betekent voor de hoogte van de budgettaire derving voor toeslagen en de daarvoor benodigde dekking. Naar inschatting van het Ministerie van SZW zullen ca. 20.000 mensen jaarlijks van de optie gebruik maken. Het Ministerie van Financiën verwacht dat naar aanleiding van dit amendement ca. 5000 aanvragen zullen worden ingediend voor aanpassing van het toetsingsinkomen voor toeslagen. De verwachting is niet dat al deze 5000 aanvragen recht zal hebben op toeslagen.

Het Nibud heeft enkele voorbeeldberekeningen van het bedrag ineens gemaakt. Een bruto-inkomen van € 25.000 zorgt voor een toeslagenderving van ca. € 3.000 bij uitkering van een bedrag ineens. Een bruto-inkomen van € 30.000 zorgt voor een toeslagenderving van ca. € 700 na uitkering van een bedrag ineens. Uitgaande van € 3.000 maal 5000 aanvragen, zou dit € 15 miljoen kunnen zijn. Echter, uitgaande van € 700 maal 5000 aanvragen, zou dit ook kunnen uitkomen op € 3,5 miljoen. De uitvoeringskosten van het amendement worden door het Ministerie van Financiën ingeschat op ca. € 700.000.

Indiener houdt als grove inschatting voor het toeslagenbedrag rekening met structureel ca. € 10 miljoen. Indiener stelt voor, deze beperkte en onzekere derving te verwerken in het budget voor de toeslagen, aangezien die toeslagen zonder het bedrag ineens ook worden uitbetaald. Indien voor dit bedrag toch dekking gevonden moet worden, stelt indiener voor dit bijvoorbeeld te vinden in het verhogen van het hoge tarief van de erf- en schenkbelasting voor de categorie «overige verkrijgers». Dat betekent dat overige verkrijgers (dus geen partners, kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen) die een erfenis van méér dan € 154.349 ontvangen, over dat meerdere naar verwachting van indiener ca. 1% meer belasting gaan betalen.

Indiener begrijpt voorts van het Ministerie van Financiën dat onderhavig amendement, mits risico’s in de uitvoering worden geaccepteerd, uitvoerbaar is per 1 januari 2026. Dit is een half jaar na de beoogde inwerkingtreding van de Wet Pensioen Ineens. Indiener verzoekt het kabinet de budgettaire gevolgen verder uit te werken en de eventuele dekking hiervan te verwerken in het Belastingplan 2026.

I. van Dijk

Naar boven