36 151 Regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen)

X VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 september 2023

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben, naar aanleiding van de brief van 23 juni 20232 met antwoorden op de vragen over de stand van zaken van de hersteloperatie toeslagen en de motie-Prast c.s. (36 151, Q),3 op 17 juli 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane met een aantal nadere vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie.

De Staatssecretaris heeft op 11 september 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VAN FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane.

Den Haag, 17 juli 2023

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben kennisgenomen van de brief van 23 juni 20234 met antwoorden op de vragen over de stand van zaken van de hersteloperatie toeslagen en de motie-Prast c.s. (36 151, Q).5 De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal nadere vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie vragen of zij uit de beantwoording van uw brief van 23 juni 20236 dienen af te leiden dat u ontkent dat het belastingstelsel uitgaat van gelijkstelling van kinderen en pleegkinderen? Zo ja, kunt u toelichten op grond van welke redenering u tot die ontkenning komt? Zo nee, is volgens u sprake van gelijkstelling indien voor een pleegkind bij toepassing van artikel 2.11, tweede lid, onder a van de Wet hersteloperatie toeslagen er geen recht op uitkering ontstaat, terwijl dat wel zou zijn ontstaan als het kind een wettig kind van de ouder zou zijn geweest? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat in de bestuursrechtspraak is aanvaard dat onder omstandigheden moet worden afgeweken van een wettelijk voorschrift, indien toepassing van die wetsbepaling zou leiden tot schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en die schending bij de totstandkoming van die wet niet is voorzien. Heeft u voorzien dat de toepassing van artikel 2.11, tweede lid, onder a van de Wet hersteloperatie toeslagen ertoe kan leiden dat een pleegkind een uitkering wordt ontzegd die wel zou zijn toegekend indien het kind een wettig kind zou zijn geweest? Zo ja, waar leidt u dat uit af? Zo nee, acht u het aanvaardbaar dat een rechter in zo’n geval de weigering van de uitkering aan een pleegkind als onrechtmatig beschouwt, immers dit volgens deze leden in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel, dan wel het evenredigheidsbeginsel?

U wijst er volgens deze leden in uw brief van 23 juni 20237 terecht op dat in het verleden bij beleidsbesluit regelingen zijn getroffen, waarvan de Algemene Rekenkamer heeft geoordeeld dat een wettelijke grondslag voor toekenningen ontbrak. Kunt u aangeven of dit verwijt ook geldt als u zou aankondigen dat een aanpassing van de wet wordt voorbereid om aan de ongelijke behandeling van kinderen en pleegkinderen een einde te maken en dat in de aanloop daartoe bij beleidsbesluit en bij de toepassing van de hardheidsclausule de betreffende «fout» in de wettelijke regeling wordt hersteld? Zo ja, op grond van welke gegevens komt u tot dat oordeel? Bent u bereid daarover met de Algemene Rekenkamer in overleg te treden?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 september 2023.

De voorzitter van de vaste commissie van Financiën, Van Ballekom

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – TOESLAGEN EN DOUANE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2023

Op 17 juli jl. hebben leden van de fractie van de PvdD van de Vaste Commissie voor Financiën nadere vragen gesteld inzake de stand van zaken hersteloperatie toeslagen en de Motie-Prast c.s. Deze vragen en opmerkingen volgen uit de eerdere beantwoording op hierover gestelde vragen.8 In deze brief treft u een reactie.

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, A. de Vries

Beantwoording Nadere vragen inzake de stand van zaken hersteloperatie toeslagen en de motie Prast c.s. van 17 juli 2023 (173510U)

De leden van de PvdD-fractie vragen of zij uit de beantwoording van de brief van 23 juni 20239 dienen af te leiden dat u ontkent dat het belastingstelsel uitgaat van gelijkstelling van kinderen en pleegkinderen. Zo ja, kunt u toelichten op grond van welke redenering u tot die ontkenning komt? Zo nee, is volgens u sprake van gelijkstelling indien voor een pleegkind bij toepassing van artikel 2.11, tweede lid, onder a van de Wet hersteloperatie toeslagen er geen recht op uitkering ontstaat, terwijl dat wel zou zijn ontstaan als het kind een wettig kind van de ouder zou zijn geweest? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

De kindregeling heeft tot doel een steun in de rug te bieden aan kinderen en jongeren die getroffen zijn door de toeslagenproblematiek. Erkenning, een financiële tegemoetkoming en brede ondersteuning maken onderdeel uit van deze steun in de rug. Voor het bepalen van de reikwijdte van de kindregeling heeft het kabinet aansluiting gezocht bij de definitie van pleegkind in de Algemene Kinderbijslagwet. Tussen kinderen en pleegkinderen is sprake van gelijkstelling bij het toepassen van de kindregeling zoals vastgelegd in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Voormalig pleegkinderen zijn pleegkinderen die het gezin op enig moment hebben verlaten. Zij zijn vanaf dat moment volgens de definitie geen pleegkind meer van een gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag. Voor de gevallen waar voormalig pleegkinderen onderdeel van het huishouden van een gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag hebben uitgemaakt in de periode tussen de eerste beschikking waarvoor herstel wordt geboden en 5 november 2022, is in de Wht geregeld dat die voormalig pleegkinderen recht hebben op de kindregeling.

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat in de bestuursrechtspraak is aanvaard dat onder omstandigheden moet worden afgeweken van een wettelijk voorschrift, indien toepassing van die wetsbepaling zou leiden tot schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en die schending bij de totstandkoming van die wet niet is voorzien. Heeft u voorzien dat de toepassing van artikel 2.11, tweede lid, onder a van de Wet hersteloperatie toeslagen ertoe kan leiden dat een pleegkind een uitkering wordt ontzegd die wel zou zijn toegekend indien het kind een wettig kind zou zijn geweest? Zo ja, waar leidt u dat uit af? Zo nee, acht u het aanvaardbaar dat een rechter in zo’n geval de weigering van de uitkering aan een pleegkind als onrechtmatig beschouwt, immers dit volgens deze leden in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel, dan wel het evenredigheidsbeginsel?

Zoals hierboven is toegelicht worden kinderen en pleegkinderen op dezelfde wijze behandeld. Voor voormalig pleegkinderen geldt dat zij, om in aanmerking te komen voor de kindregeling, op enig moment deel moeten hebben uitgemaakt van het huishouden dat is getroffen door de toeslagenproblematiek.

U wijst er volgens deze leden in uw brief van 23 juni 2023 terecht op dat in het verleden bij beleidsbesluit regelingen zijn getroffen, waarvan de Algemene Rekenkamer heeft geoordeeld dat een wettelijke grondslag voor toekenningen ontbrak. Kunt u aangeven of dit verwijt ook geldt als u zou aankondigen dat een aanpassing van de wet wordt voorbereid om aan de ongelijke behandeling van kinderen en pleegkinderen een einde te maken en dat in de aanloop daartoe bij beleidsbesluit en bij de toepassing van de hardheidsclausule de betreffende «fout» in de wettelijke regeling wordt hersteld? Zo ja, op grond van welke gegevens komt u tot dat oordeel? Bent u bereid daarover met de Algemene Rekenkamer in overleg te treden?

Op onderdelen is het beleid inzake de hersteloperatie toeslagen in het verleden via beleidsbesluiten vastgesteld. Daarvan heeft de Algemene Rekenkamer geoordeeld dat het geld op basis van deze beleidsbesluiten, vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag, onrechtmatig is uitgegeven. Het kabinet heeft onder andere om deze reden met de Wht voor een deugdelijke wettelijke grondslag gezorgd.

Er zou een aanpassing van de wet nodig zijn om aanvullende groepen voormalig pleegkinderen toegang te geven tot de kindregeling. Het kabinet is niet voornemens daar voorstellen toe te doen, omdat in de huidige vastgestelde Wht al is geregeld dat voormalig pleegkinderen die zijn getroffen door de toeslagenproblematiek doordat ze op het moment van de toeslagenproblematiek in het gezin deel uitmaakten van dat gezin, onder de kindregeling vallen.


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, W.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, Q.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, W.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, Q.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, W.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022–23, 36 151, W, p. 9.

X Noot
8

Kamerstukken I 2022/23, 36 151, W.

X Noot
9

Kamerstukken I 2022/23, 36 151, W.

Naar boven