Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2022
Op 21 juni 2022 heb ik de vierde Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) 2022 van
het Ministerie van Financiën (IXB) aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze ISB worden
de budgettaire gevolgen verwerkt voor de uitvoeringskosten voor het rechtsherstel
box 3, dat per 1 juli 2022 start. Daarbij acht ik een beroep op CW2.27, 2e lid, helaas onvermijdelijk. Ik licht dit hieronder toe. Tevens worden de budgettaire
effecten verwerkt van de garantstelling die de staat voornemens is af te geven aan
Gasunie voor eventuele annuleringskosten van een tweede gecontracteerde LNG-terminal.
Belastingplichtigen die vielen onder de massaal bezwaarprocedures voor box 3 (2017–2020)
dienen herstel te ontvangen voor de uiterlijke datum van 4 augustus 2022. Om deze
uiterste datum ook daadwerkelijk te kunnen respecteren is het nodig dat de Belastingdienst
per 1 juli 2022 start met de uitvoeringswerkzaamheden van het rechtsherstel. Indien
het rechtsherstel aan de massaal bezwaarmakers niet voor 4 augustus 2022 geboden wordt,
voldoet de Belastingdienst niet aan de gestelde wettelijke termijn. Overschrijding
van de datum van 4 augustus kan leiden tot ingebrekestellingen. Om dit te voorkomen,
en om bezwaarmakers (juridisch) tijdig recht te doen, is een start van de uitvoeringswerkzaamheden
van het rechtsherstel per 1 juli van belang.
In de Voorjaarsnota 2022 is reeds een budgettaire reservering op de Aanvullende Post
aangelegd van cumulatief € 200 mln. voor uitvoeringskosten in 2022–2024. Op het moment
van publiceren van de Voorjaarsnota (20 mei jl.) stond de precieze invulling van de
benodigde uitvoeringskosten nog niet vast en was overheveling naar de Financiënbegroting
nog niet mogelijk. Hoewel de integrale uitvoeringstoets voor het rechtsherstel op
dit moment nog niet is afgerond, heb ik wel de in 2022 en begin 2023 benodigde uitvoeringskosten
in beeld voor de start van het rechtsherstel. Middels de aan de Tweede Kamer aangeboden
vierde ISB wordt derhalve voorgesteld om een deel van de middelen ter dekking van
de uitvoeringskosten (€ 18 mln. in 2022 en € 10 mln. in 2023) over te hevelen naar
de Financiënbegroting. Eerder aanbieden van deze ISB is niet mogelijk gebleken in
verband met afronding van het opstellen en toetsen van de onder deze ISB liggende
budgettaire ramingen.
Doordat de uitvoering van het rechtsherstel box 3 per 1 juli 2022 start en de parlementaire
besluitvorming over de budgettaire effecten naar verwachting voor die datum nog niet
is afgerond, doe ik voor de budgettaire uitgavengevolgen van het rechtsherstel van
bovengenoemde groep, zoals opgenomen in deze ISB, een beroep op artikel 2.27, tweede
lid, van de Comptabiliteitswet. Het starten met de uitvoering van het rechtsherstel
van box 3 per 1 juli heeft een spoedeisend belang gezien de omvang en de planning
van de werkzaamheden, die gericht zijn op het voldoen aan de termijn van 4 augustus.
Uitstel van de uitvoering van het rechtsherstel acht ik niet in het belang van het
Rijk.
Ik acht het ongelukkig om een beroep op dit artikellid te moeten doen, ook in het
licht van de terechte aandacht die uw Kamer hiervoor heeft gevraagd tijdens het recente
Verantwoordingsdebat op 9 juni jl. Hierbij merk ik tevens op dat – het reguliere parlementaire
proces respecterend – indien zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer de parlementaire
behandeling nog in juni willen en kunnen afronden, het beroep op art. 2.27, tweede
lid, van de CW, niet benodigd is. Indien gewenst verken ik samen met u en de Eerste
Kamer de mogelijkheden hiertoe.
Zoals ik reeds heb toegezegd in het verantwoordingsdebat, zal het kabinet zich inzetten
om terughoudender te worden met het indienen van ISB’s, het doen van beroep op artikel
2.27 van de Comptabiliteitswet en zal ik in de evaluatie van de Comptabiliteitswet
de discussie over artikel 2.27 een prominente plek geven. Het kabinet streeft naar
een ordentelijk en ordelijk begrotingsproces met integrale besluitvorming, een stevig
verankerd budgetrecht met respect voor het parlementaire proces.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag