36 138 Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172) (Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 maart 2023

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de memorie van antwoord inzake het bovenvermelde voorstel van wet aan.

De TOI-verordening is met ingang van 7 juni 2022 van toepassing geworden. De TOI-verordening is van groot belang om terroristische online-inhoud zo snel mogelijk off line te doen halen. Voor een goede uitvoering van de TOI-verordening is de Uitvoeringswet TOI-verordening noodzakelijk.

Dat de TOI-verordening reeds van toepassing is terwijl de Uitvoeringswet nog niet gereed is, is voor de Europese Commissie aanleiding geweest om op 26 januari 2023 een infractieprocedure jegens Nederland te starten. Nederland is niet het enige land dat niet tijdig met de uitvoering van de verordening kan beginnen.

Ik zou u, mede gelet op het belang dat van een spoedige inwerkingtreding van de uitvoeringswet, willen verzoeken dit voorstel zo snel als mogelijk te behandelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Ik dank de leden van de fracties van Groenlinks, de Pvda, de SP-fractie en de PVV voor hun inbreng. Hieronder ga ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in op de gestelde vragen (hieronder gecursiveerd weergegeven). Bij de beantwoording is de volgorde van het voorlopig verslag aangehouden. Daarbij wordt met TOI-verordening bedoeld de Verordening inzake het tegenaan en ter bestrijding van terroristische online-inhoud. Voor de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal wordt de afkorting ATKM gebruikt.

1. Inleiding

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA gezamenlijk hebben met interesse kennisgenomen van de hier aan de orde zijnde wet ter implementatie van EU verordening 2021/784. Zij hebben hier nog enkele vragen over. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen gesteld door de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel en hebben de volgende vragen hierover.

2. Zelfstandig bestuursorgaan

Het advies van de Raad van State bij deze wet wijst op spanning die voortvloeit uit de keuze van de regering om ter uitvoering een zelfstandig bestuursorgaan (verder: zbo) op te richten, ten opzichte van de ministeriële verantwoordelijkheid met bijbehorende politieke verantwoording. De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA onderkennen deze spanning. Tezelfdertijd zien zij dat de Tweede Kamer de oprichting van een zbo heeft geaccordeerd en hierbij middels amendementen de openbaarheid en rechtsbescherming heeft versterkt. Controle op de beslissingen van het zbo lijkt hiermee verder te zijn verschoven van het politieke domein naar het juridische domein. Hoe waardeert de regering de door de amendementen aangebrachte wijzigingen in de wet? Op welke wijze kan de Minister worden aangesproken op individuele beslissingen van het zbo? Op welke wijze kan de Minister worden aangesproken op het bredere functioneren van het zbo? Welke bevoegdheden heeft de Minister om in te grijpen op het functioneren van het zbo in algemene zin en op concrete individuele beslissingen? Deze leden gaan ervan uit dat de Minister verantwoordelijk is en blijft voor de afdoende financiering, kwaliteit en capaciteit van het zbo. Klopt dat? Op welke wijze wordt dit geregeld?

In de Tweede Kamer zijn drie amendementen aangenomen, te weten het amendement Leijten (nr. 10), het amendement Leijten (nr. 12) en het amendement Michon-Derkzen (nr. 9). Het amendement Leijten (nr. 12) voegt een evaluatiebepaling toe aan de Uitvoeringswet.

Het amendement Michon-Derkzen regelt dat een door de ATKM opgelegde bestuurlijke boete door de AKTM openbaar kan worden gemaakt en dat de AKTM informatie kan verstrekken aan het Landelijk Bureau Bibob. Ik beschouw deze twee amendementen als waardevolle aanvullingen in de strijd tegen de verspreiding van terroristische online-inhoud.

Het amendement Leijten (nr. 10) regelt dat aanbieders van hostingdiensten aanbieders van inhoud moeten wijzen op de mogelijkheid van een klachtprocedure (opgenomen in artikel 14 van de Uitvoeringswet TOI-verordening), dat aanbieders van hostingdiensten de ATKM dienen te informeren over alle bij hen ingediende klachten als bedoeld in artikel 10 van de TOI-verordening (opgenomen in artikel 15 van de Uitvoeringswet TOI-verordening) en wijst de ATKM aan als geschillenbeslechtingsinstantie voor bepaalde klachten (opgenomen in artikel 16 van de Uitvoeringswet TOI-verordening). Net als de Tweede Kamer vindt de regering zorgvuldige behandeling van klachten van aanbieders van inhoud door aanbieders van hostingdiensten belangrijk, maar ik heb dit amendement ontraden, omdat artikel 7, derde lid, onder d, en artikel 21 van de TOI-verordening goeddeels zelf al voorzien in hetgeen in de artikelen 14 en 15 wordt geregeld. Artikel 16 van de Uitvoeringswet TOI-verordening kan worden begrepen als een extra waarborg, in die zin dat een klacht bij de ATKM kan worden ingediend over het geschil over de afhandeling van een klacht door de aanbieder van hostingdiensten over terroristische online-inhoud die is verwijderd als gevolg van specifieke maatregelen. Het is aan de ATKM om daar in de praktijk uitvoering aan te gaan geven en hostingbedrijven erop te wijzen dat zij deze mogelijkheid van geschillenbeslechting bij aanbieders van inhoud bekend moeten maken. Het kabinet zal, waar mogelijk en in lijn met het amendement, in zijn contacten de hostingbedrijven daar ook op wijzen. Om ervoor te zorgen dat artikel 16 het beoogde effect heeft, zal ik de ATKM vragen om oog te hebben voor de effectiviteit van het mechanisme. Ook zal het geschillenbeslechtingsmechanisme onderdeel zijn van de door mij aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie.

Op de vraag op welke wijze de Minister kan worden aangesproken op individuele beslissingen van de ATKM kan worden aangegeven dat dat niet mogelijk is. Gelet op het feit dat het ontoegankelijk maken van gegevens op internet, louter vanwege de inhoud daarvan, naar zijn aard een beperking van de vrijheid van meningsuiting is, is ervoor gekozen deze taak te attribueren aan een zbo en is de mogelijkheid voor de Minister om beleidsregels te stellen, uitgesloten. De Minister kan dan ook niet worden aangesproken op individuele beslissingen van de ATKM. De bevoegdheden die de Kaderwet zbo’s toekent aan de Minister zijn in onderhavig voorstel zodanig ingeperkt, dat de Minister uitsluitend kan ingrijpen ten aanzien van het financieel beheer en de administratieve organisatie. De Minister blijft overigens wel verantwoordelijk voor het (wettelijk) stelsel. De Minister heeft daartoe enige bevoegdheden ten aanzien van het zbo, zoals het voordragen voor benoeming van de bestuurders en het financieel beheer. Indien de ATKM naar het oordeel van de Minister het financiële beheer ernstig verwaarloost, kan de Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen. De Minister dient beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis te stellen van zulke door hem getroffen voorzieningen. Tot slot heb ik tijdens de plenaire behandeling van de Uitvoeringswet TOI-verordening in de Tweede Kamer toegezegd tijdens de evaluatie van de ATKM na drie jaar onder meer te kijken naar de gekozen constructie van de ATKM.

3. Gemeentelijk niveau

De aanpak van terrorisme in Nederland vindt niet enkel op nationaal niveau plaats, maar ook op gemeentelijk niveau. In de memorie van toelichting wordt er niet ingegaan op de taak van de burgemeester. Kan de regering de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA een toelichting geven over hoe de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal. (AOTKM) zich gaat verhouden tot de lokale aanpak van terrorisme, zoals op het gebied van afstemming en samenwerking?

De gemeente vervult een regierol bij de aanpak van extremisme en terrorisme op lokaal niveau. In dit kader wordt samengewerkt met onder andere de politie en het OM. Lokale overheden kunnen, indien zij in aanraking komen met vermeend terroristisch online materiaal, contact opnemen met de ATKM om het betreffende materiaal door te sturen. Vervolgens beoordeelt de ATKM of dit online materiaal voldoet aan de definitie van terroristisch materiaal in de TOI-verordening.

Het gaat daarbij kort gezegd om materiaal dat direct of indirect aanzet tot het plegen van terroristische misdrijven (bijvoorbeeld verheerlijking), anderen aanspoort om terroristische misdrijven te plegen of daaraan een bijdrage te leveren, anderen aanspoort deel te nemen aan de activiteiten van een terroristische groepering, instructies biedt voor het maken of gebruiken van explosieven of andere wapens, met als doel een terroristisch misdrijf te plegen of daaraan een bijdrage te leveren of een dreiging vormt om een terroristisch misdrijf te plegen. Als de ATKM oordeelt dat het materiaal aan deze definitie voldoet, kan zij besluiten de aanbieder van hostingdiensten een verwijderingsbevel te sturen, op grond waarvan het materiaal dient te worden verwijderd. De ATKM overlegt met politie en OM, bijvoorbeeld om te voorkomen dat lopende strafrechtelijke onderzoeken in geval van verwijdering worden doorkruist.

Gemeenten en de ATKM hebben derhalve verschillende rollen in de aanpak van extremisme en terrorisme, naast die van onder meer de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politie en het OM. Die rollen zijn duidelijk gescheiden, maar kunnen elkaar wel aanvullen.

4. Bevoegdheden Minister

In reactie op het advies van de Raad van State antwoordt de regering dat de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen ten aanzien van de Autoriteit Persoonsgegevens niet past bij de vereiste onafhankelijkheid. Wel heeft de Minister de bevoegdheid tot het benoemen, voordragen en schorsen van de leden van de Autoriteit (artikel 3 lid 2 Wetsvoorstel). Kan de regering nader duiden en verhelderen hoe ver deze rol in het benoemen, schorsen en voordragen van de leden strekt en waarom dit geen politieke inmenging, en de schijn ervan, bewerkstelligt, zo vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA.

De Minister heeft een beperkte mate van ministeriële verantwoordelijkheid voor de ATKM en de bevoegdheid van (een voordracht voor) benoeming biedt hierbij de mogelijkheid enigszins de kwaliteit van (het bestuur van) de ATKM te beïnvloeden. Dit is gebruikelijk bij zbo’s. Een (voordracht tot een) benoeming is geen politieke inmenging. Het maakt het mogelijk de verantwoordelijkheid die de Minister heeft concreet in te vullen en bij de benoeming te letten op deskundigheid, ervaring en diversiteit. Het biedt ook voor het parlement een mogelijkheid tot controle. Voor de ATKM is reeds gekozen voor een mogelijkheid die met meer waarborgen is omkleed, namelijk benoeming bij koninklijk besluit. Dit is bijvoorbeeld gangbaar bij adviescolleges. Daarnaast kunnen tussen Minister en de ATKM nadere afspraken worden gemaakt over hoe de voordracht tot benoeming tot stand komt. Zo wordt (de schijn van) politieke inmenging tot een minimum beperkt terwijl de Minister verantwoording kan afleggen. Tot slot is van belang dat na benoeming de ATKM volstrekt onafhankelijk is in haar taakoefening: de Minister kan op geen enkele wijze invloed uitoefenen op individuele beslissingen van de ATKM en kan geen beleidsregels stellen ten aanzien van de taakoefening door de ATKM.

De leden van de PVV-fractie lezen op pagina twee van het gewijzigd voorstel van wet:

Artikel 3. Inrichting

  • 1. De Autoriteit bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.

  • 2. De leden van de Autoriteit worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 3. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de Autoriteit, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 4. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. De overige leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De voorzitter en de overige leden kunnen worden herbenoemd voor eenzelfde periode.

  • 5. Schorsing en ontslag van de leden van de Autoriteit vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen en geschiedt bij koninklijk besluit.

    De voordracht voor schorsing of ontslag wordt niet gedaan dan nadat de Autoriteit daarover is gehoord.

  • 6. Ontslag van een lid van de Autoriteit vindt voorts plaats op eigen verzoek.

Kan de regering toelichten waarom de voorzitter voor een langere termijn wordt benoemd dan de overige leden? Kunnen mensen worden benoemd door de Minister die a) lid zijn of waren van een politieke partij en/of b) nevenfuncties vervullen (in algemene zin)? De leden ontvangen graag een gemotiveerd antwoord op hun vragen.

De benoemingstermijnen van de bestuursleden van de ATKM zijn in lijn met de gebruikelijke benoemingstermijnen voor zbo’s en stellen de leden in de gelegenheid de benodigde ervaring en expertise op te bouwen. Door de termijn van de voorzitter op één jaar langer te stellen dan de termijn van de overige leden wordt de benodigde continuïteit en kennisoverdracht gewaarborgd. Benoeming van leden geschiedt mede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Dat heeft als meerwaarde dat de leden weten wat er speelt in de maatschappij.

Het hebben van nevenfuncties is één manier waarop het vergroten van die kennis en ervaring mogelijk is. Leden kunnen zodoende worden benoemd indien zij nevenfuncties hebben, maar op grond van artikel 13 van de Kaderwet zbo’s geldt zowel een meldingsplicht als een plicht tot openbaarmaking van deze nevenfuncties. Daarnaast zijn nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op de goede vervulling van de functie niet toegestaan. Of daar sprake van is, hangt onder andere af van de taakopdracht van het zelfstandig bestuursorgaan. Het lidmaatschap van een politieke partij is niet onverenigbaar met benoeming als bestuurslid van een zelfstandig bestuursorgaan.

5. Zorgvuldige toepassing

In de beantwoording op de Kamervragen lezen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA dat de maatregelen op een zorgvuldige en niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast. Welke waarborgen zijn er vastgesteld aan de geautomatiseerde monitorsinstrumenten om deze niet-discriminerende werkwijze te verzekeren? Zijn de geautomatiseerde monitorsinstrumenten bestendig tegen alle vormen van vooringenomenheid, bijvoorbeeld het verwarren van islamitische en jihadistische liederen? Zo ja, op welke wijze werken deze en kan de regering dit illustreren aan de hand van voorbeelden? Ook, hoe wordt dit in het functioneel ontwerp vormgegeven? Hoe wordt diffusie vormgegeven tussen content die weliswaar radicaal is maar niet strafbaar?

Voor zover de vraag ziet op de toepassing van geautomatiseerde instrumenten door de ATKM merk ik graag het volgende op. De ATKM kan ervoor kiezen automatische instrumenten toe te passen voor de detectie en identificatie van online-materiaal. Indien vermoedelijke terroristische online-inhoud door de ATKM wordt aangetroffen door de inzet van dit soort instrumenten, wordt deze vervolgens altijd beoordeeld door een detectiemedewerker. Deze medewerker ontvangt hiervoor een speciale opleiding, die zowel ziet op detecteren van online terroristisch materiaal als op het duiden daarvan. Binnen de ATKM is sprake van een functiescheiding. Als de detectiemedewerker oordeelt dat online-inhoud terroristisch van aard is, dan legt deze het materiaal voor aan de specialist handhaving en beoordeling. Deze juridisch medewerker toetst het materiaal aan de definities van de TOI-verordening en stelt, indien dat nodig wordt geacht, een verwijderingsbevel op. Waar nodig wordt de medewerker ondersteund door een senior specialist die tevens toeziet op de consistentie in de beoordeling. Het verwijderingsbevel wordt ter accordering aan het bestuur voorgelegd.

Voor zover aanbieders van hostingdiensten met behulp van automatische instrumenten invulling geven aan de verplichting tot het nemen van specifieke maatregelen, geldt het volgende. De TOI-Verordening verplicht aanbieders van hostingdiensten in bepaalde gevallen tot het nemen van specifieke maatregelen om hun diensten te beschermen tegen de verspreiding van terroristische inhoud onder het publiek.

De TOI-verordening ziet het kunnen opleggen van specifieke maatregelen als noodzakelijk gezien de omvang van het probleem en de snelheid die nodig is om terroristische inhoud effectief te identificeren en te verwijderen.

De TOI-verordening legt de keuze voor deze maatregelen bij de aanbieder van hostingdiensten. Wat voor soort maatregelen aanbieders van hostingdiensten kunnen nemen staat beschreven in artikel 5, tweede lid, van de TOI-verordening.

Het kan bijvoorbeeld gaan om passende technische en operationele maatregelen, te nemen om terroristisch content te identificeren of te verwijderen en/of een makkelijk en toegankelijk mechanisme voor gebruikers om vermoedelijk terroristisch materiaal te melden. Er bestaat geen verplichting om automatische instrumenten te gebruiken, maar de TOI-verordening biedt daar wel de mogelijkheid toe.

De TOI-verordening stelt aan de toepassing van specifieke maatregelen, waaronder automatische instrumenten, nadere eisen. Deze staan vermeld in artikel 5, lid 3, van de TOI-verordening. Het betreft hier vereisten die onder andere zien op de doeltreffendheid van de maatregelen (artikel 5, lid 3, onder a) en de doelgerichtheid en evenredigheid van de maatregelen (artikel 5, lid 3, onder b). Ook vereist de verordening dat specifieke maatregelen de rechten en rechtmatige belangen van gebruikers in acht nemen, met name de grondrechten van de gebruikers inzake de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (artikel 5, lid 3, onder c).

Specifiek voor het gebruik van geautomatiseerde instrumenten stelt de TOI-verordening in artikel 5, lid 3 een aanvullende eis. Wanneer een aanbieder van hostingdiensten kiest voor geautomatiseerde instrumenten dienen passende en doeltreffende waarborgen te worden geboden, met name door te voorzien in toezicht en verificatie door mensen. Hierdoor wordt niet alleen nauwkeurigheid gewaarborgd maar ook voorkomen dat materiaal dat niet terroristisch van aard is, wordt verwijderd. Op deze manier wordt voorkomen dat automatische instrumenten zelfstandig, zonder tussenkomst van mensen, bepalen welk materiaal wél en welk materiaal niet op een platform is toegestaan.

De aanbieder van hostingdiensten moet binnen drie maanden nadat deze de verplichting tot het nemen van specifieke maatregelen heeft opgelegd gekregen, bij de ATKM verslag uitbrengen over de genomen specifieke maatregelen zodat de ATKM kan beoordelen of de maatregelen doeltreffend en proportioneel zijn en of, indien automatische middelen worden gebruikt, de aanbieder van hostingdiensten over de nodige capaciteiten beschikt voor toezicht en verificatie door mensen (artikel 5, lid 5 en overweging 24 van de TOI-verordening).

Daarbij voorziet de TOI-Verordening in een aanvullende waarborg tegen onterechte verwijdering, door aanbieders van hostingdiensten te verplichten gebruiksvriendelijke klachtenmechanismen in te stellen en ervoor zorgen dat klachten snel en met volledige transparantie jegens de aanbieder van inhoud worden behandeld. In aanvulling hierop heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen waarmee een mechanisme voor geschillenbeslechting bij de ATKM wordt geïntroduceerd in het geval van een geschil over de behandeling van een klacht door de aanbieder van hostingdiensten. Ook dit mechanisme bevordert een zorgvuldige en niet-discriminerende werkwijze. Dit amendement is als artikel 16 in de Uitvoeringswet opgenomen.

Met het bovenstaande, alsmede met de rapportageverplichtingen die aanbieders van hostingdiensten hebben jegens de ATKM, zijn in de TOI-verordening naar het oordeel van de regering belangrijke waarborgen opgenomen jegens mogelijke vooringenomenheid bij de beoordeling van online-materiaal.

6. Melding

Als er een melding wordt gemaakt van vermoedelijke terroristische online-inhoud wordt deze melding door middel van een menselijke toets binnen de Autoriteit Persoonsgegevens geverifieerd.

Daarbij wordt beoordeeld of deze content gekwalificeerd kan worden als terroristische online-inhoud in de zin van de TOI-Verordening. Volgens de regering gaat het onder meer om materiaal dat aanzet tot het plegen van terroristische misdrijven indien dat materiaal (in)direct, bijvoorbeeld door terroristische daden te verheerlijken, het plegen van terroristische misdrijven bepleit.

Een uiting van radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke vraagstukken mogen echter niet als terroristische inhoud worden aangemerkt (artikel 12 Verordening).

Is de regering met deze leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA eens dat het onderscheid tussen het aanzetten tot geweld en controversiële standpunten niet zo eenduidig is? Kan de regering een toelichting geven over hoe toekomstige medewerkers van de Autoriteit dit onderscheid zullen maken?

Wellicht ten overvloede merk ik op dat het gaat om een menselijk toets binnen de ATKM, niet door de Autoriteit Persoonsgegevens. De ATKM kan enkel online-uitingen doen verwijderen die een terroristische inhoud hebben als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de TOI-verordening. Uitingen die controversiële standpunten bevatten of aanzetten tot geweld maar die niet als terroristisch kunnen worden aangemerkt, vallen niet onder de reikwijdte van de TOI-verordening. De ATKM kan tegen die uitingen dus ook niet optreden. Het kan zijn dat de beoordeling of online-inhoud wel of niet terroristisch van aard is, in sommige gevallen complexer is dan in andere gevallen. Met het oog op een zorgvuldige oordeelsvorming wordt binnen de ATKM het principe van functiescheiding toegepast. Dat betekent dat de functionarissen die potentiële terroristische uitingen op het internet detecteren, niet dezelfde zijn als degenen die deze uitingen beoordelen en zo nodig een verwijderingsbevel opstellen. Hiervoor worden juridisch geschoolde beoordelaars aangesteld (zie ook het antwoord hierboven onder 5.). Zij zullen de uitingen van geval tot geval toetsen aan de definitie van terroristische online-inhoud in de zin van de TOI-verordening. Hierbij benadruk ik dat een beslissing van de ATKM tot het uitvaardigen van een verwijderingsbevel ten aanzien van bepaalde content met rechtswaarborgen is omkleed. Tegen een dergelijke beslissing kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Op deze wijze kan door de rechter worden getoetst of het besluit van de ATKM om bepaalde content aan te merken als content met een terroristische inhoud die verwijderd dient te worden, op juiste gronden is genomen en voldoende is gemotiveerd. In het bijzonder ten aanzien van controversiële standpunten merk ik op dat er mede om deze reden voor is gekozen de ATKM in te richten als zelfstandig bestuursorgaan, zodat (de schijn van) politieke inmenging bij de beoordeling van uitingen wordt voorkomen.

De Autoriteit Persoonsgegevens adviseert, aangezien het wetsvoorstel over beperking van belangrijke grondrechten gaat, dat het des te meer van belang is om de wetgeving in toepassing voorspelbaar te maken. Hoe beoordeelt de regering de huidige voorspelbaarheid van de wet en waar is deze nog gebrekkig? Is de regering met de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA eens dat, om aan deze eis van voorspelbaarheid van toepassing te voldoen, van belang is om duidelijk te maken wat voor berichten er verwijderd zullen worden? Zo ja, kan de regering dan toelichten hoe er in de praktijk onderscheid zal worden gemaakt tussen terroristische uitingen en radicale, polemische of controversiële standpunten?

De ATKM kan online-uitingen die een terroristische inhoud hebben, doen verwijderen. Wat dient te worden verstaan onder terroristische inhoud, is gedefinieerd in artikel 2, zevende lid, van de TOI-Verordening. Daarmee is naar het oordeel van de regering voldoende duidelijk welk materiaal in aanmerking kan komen voor verwijdering. In dat kader is tevens van belang dat de TOI-verordening rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten en dat het niet is toegestaan de criteria waaraan wordt getoetst of er sprake is van terroristische inhoud als bedoeld in de TOI-verordening nader uit te werken of te verduidelijken in nationale wetgeving. Of materiaal daadwerkelijk zal moeten worden verwijderd omdat sprake is van terroristische inhoud, is uiteindelijk aan de ATKM om te bepalen. Omdat de ATKM een nieuw zelfstandig bestuursorgaan in oprichting is en er nog geen terroristische content beoordeeld en verwijderd is, kan ik op dit moment geen voorbeelden geven van verwijderde berichtgeving. Hoe duidelijk de definitie ook is, het is denkbaar dat in sommige casussen een oordeel makkelijker te vellen is dan in andere.

Het is de verwachting dat in de loop der tijd met het toenemend aantal besluiten van de ATKM, nog inzichtelijker zal worden welke overwegingen bij de verwijdering van content doorslaggevend zijn. Daarbij is de inzet van de ATKM niet alleen normstellend van aard. De opzet van de ATKM gaat ook uit van samenwerking met de sector. Hierbinnen is ook ruimte voor nadere toelichting op de definities en de weging daarvan door de ATKM in de praktijk.

Tot slot is de verwachting dat, met het van kracht zijn van de TOI-verordening, ook gebruik zal worden gemaakt van de beschikbare rechtsmiddelen en er jurisprudentie zal ontstaan die ook bijdraagt aan nadere voorspelbaarheid. Bovendien kunnen nationale rechters – ook de Nederlandse – als zij dat nodig achten prejudiciële vragen over de uitleg van de TOI-verordening stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg.

Alle lidstaten en nationale autoriteiten, waaronder de ATKM, zijn gebonden aan de uitspraken van het Hof.

Voor de vraag van de leden van de PVDA- en GroenLinks-fractie over het maken van onderscheid tussen terroristische uitingen en radicale, polemische of controversiële standpunten verwijs ik naar het antwoord op vraag hierboven.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven