Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 2 februari 2022 en het nader rapport d.d. 11 april 2022, aangeboden
aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 december 2021, no. 2021002516,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 2 februari 2022, nr. W02.21.0374/II/K, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 21 december 2021, no. 2021002516, heeft Uwe Majesteit, op
voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van
de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake betaalde werkzaamheden door
gezinsleden van diplomatiek en ander personeel van een diplomatieke vertegenwoordiging
en/of consulaire post; Kiev, 3 november 2021 (Trb. 2021, 150), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen
over het verdrag.
De Afdeling adviseert het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten
van Aruba, die van Curaçao en die van Sint Maarten over te leggen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,
Th.C. de Graaf
Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de toelichtende nota te actualiseren. In
verband met de ontstane situatie in Oekraïne wordt het verdrag met ingang van 16 maart
2022 voorlopig toegepast door Oekraïne en het Koninkrijk.
Ik verzoek U, mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste
en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, aan de Staten
van Curaçao en aan de Staten van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra