36 106 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet voortgezet onderwijs 2020 in verband met de inrichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen als gevolg van de massale toestroom van ontheemden als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L212) (Wet tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden)

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 juni 2022

1. Inleiding

De regering dankt de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden. De leden van de CDA-fractie hebben met waardering en belangstelling kennisgenomen van het voorstel en hebben nog vragen. Ook de fracties van GroenLinks en PvdA hebben kennis genomen van het voorstel en wensen gezamenlijk enkele vragen te stellen.

Hierna zal nader worden ingegaan op de door de fracties gestelde vragen. Daarbij zijn de vragen beantwoord in de volgorde waarin zij in het verslag zijn gesteld. Ook is in deze nota naar aanleiding van het verslag de in het verslag gekozen structuur overgenomen.

2. Algemeen

De leden van de CDA-fractie vragen welke minimale kwaliteitseisen zullen gelden op de tijdelijke onderwijsvoorzieningen, hoe die gehanteerd en gehandhaafd worden. Hoe verhoudt dit onderwijs zich tot de eisen die de Inspectie Onderwijs als opdracht ziet?

De oprichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen is ingegeven door de wens om te allen tijde voor ontheemde Oekraïense kinderen te kunnen voorzien in een onderwijsplek. Schoolbesturen staan daarbij voor grote uitdagingen om binnen zeer korte tijd het aantal onderwijsplaatsen op te schalen. Het wetsvoorstel beoogt schoolbesturen die ruimte te geven – onder de erkenning dat zij niet aan het onmogelijke gehouden kunnen worden. Daarnaast is een doelstelling van het wetsvoorstel om zelfs in een situatie van massale toestroom de niet-onderhandelbare basiskwaliteit te waarborgen. Dat doet het wetsvoorstel door daar waar het mogelijkheden biedt om van de wet af te wijken ook minimale kwaliteitseisen te formuleren. Zo bevat het wetsvoorstel afwijkingsmogelijkheden voor het onderwijsprogramma en het onderwijspersoneel. Ten aanzien van het onderwijsprogramma of de inhoud van het basisonderwijs wordt bijvoorbeeld in aanvulling op de afwijkingsmogelijkheid bepaald dat in het onderwijs zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de reguliere onderwijsinhoud die is opgenomen in artikel 9 WPO, en dat daarnaast altijd in ieder geval aandacht wordt besteed aan: zintuigelijke en lichamelijke oefening, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. De afwijking met betrekking tot de bevoegdheid van het onderwijspersoneel mag volgens het wetsvoorstel niet langer duren dan strikt noodzakelijk en altijd in ieder geval voor ten hoogste twee jaren. Ook eist het wetsvoorstel van schoolbesturen die een tijdelijke onderwijsvoorziening willen inrichten dat zij daarvan melding doen bij de Minister. Daarnaast moet voor de tijdelijke onderwijsvoorziening een inrichtingsplan worden opgesteld waarin het bestuur uitlegt op welke wijze het onderwijs in een tijdelijke onderwijsvoorziening zal afwijken van wettelijke voorschriften. De inspectie neemt kennis van het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan zal als basis worden gebruikt voor het toezicht van de inspectie op de tijdelijke voorziening. In grote lijnen is het toezicht op de tijdelijke onderwijsvoorziening als volgt ingericht. Het bestuur legt in het inrichtingsplan vast op welke wijze het onderwijs aan ontheemde leerlingen in de voorziening wordt ingevuld, wie dit onderwijs verzorgen en op welke termijn en op welke wijze er wordt toegewerkt naar een regulier onderwijsaanbod en instroom van leerlingen in het reguliere onderwijsaanbod. In het inrichtingsplan is dus ook de opdracht opgenomen die het bevoegd gezag zichzelf stelt ten aanzien van het onderwijs aan de tijdelijke onderwijsvoorziening. Binnen drie maanden na de start legt de inspectie een bezoek af aan de voorziening en voert een oriënterend gesprek met het schoolbestuur over het onderwijs dat in de voorziening gegeven wordt. De inspectie bepaalt op basis van dit gesprek hoe het vervolgtoezicht op de onderwijsvoorziening invulling krijgt. Voor zover niet van de wet wordt afgeweken, dan wel voor zover op grond van het wetsvoorstel niet van de wet kan worden afgeweken, is de sectorwetgeving onverkort van toepassing. Het wetsvoorstel onderstreept dat het daarbij in ieder geval gaat om een aantal aanvullende eisen van basiskwaliteit, zoals de zorgplicht omtrent sociale veiligheid. Ook schrijft het wetsvoorstel voor dat moet worden toegewerkt naar plaatsing op een reguliere of een speciale school.

De fractie van het CDA vraagt voorts wat, als er een uitbreiding van onderwijsplaatsen mogelijk wordt gemaakt, dit betekent voor de rol van de Eerste Opvang Anderstaligen

(EAO) als eerste opvangschool voor anderstaligen. Is de regering het met deze leden eens dat de huidige positie van de EAO nadere duiding behoeft zodat de huidige EAO’s duidelijkheid krijgen over hun rol, taak en verantwoordelijkheid?

Het wetsvoorstel biedt ruimte voor schoolbesturen om een tijdelijke onderwijsvoorziening in te richten als dat in verband met de massale toestroom van Oekraïense leerlingen noodzakelijk is. De positie van de EAO’s (of van de nieuwkomersklassen in het primair onderwijs) verandert daarbij niet. In de Handreiking «Onderwijs voor Oekraïne» is toegelicht dat het wenselijk is dat schoolbesturen en gemeentebesturen in het belang van de betrokken kinderen in eerste instantie zo veel mogelijk gebruik maken van de bestaande nieuwkomersvoorzieningen of, als dit bij de ontwikkeling van de leerling dan wel de voorkeur van de ouders past, gebruikmaken van beschikbare onderwijsplaatsen op een reguliere of speciale school. Niet alleen is er op de bestaande nieuwkomersvoorzieningen een grote expertise aanwezig ten aanzien van het onderwijs aan gevluchte kinderen, maar ook is een benadering waarbij wordt getracht de toestroom van nieuwe leerlingen zo veel mogelijk te accommoderen binnen de bestaande structuren, het meest kostenefficiënt. Een tijdelijke onderwijsvoorziening is een ultimum remedium voor onderwijsregio’s waar die benadering geen uitkomst meer biedt. In sommige regio’s is de toestroom zo massaal dat bestaande nieuwkomersvoorzieningen overvraagd worden, waardoor het onderwijs aan alle andere kinderen die op die nieuwkomersvoorzieningen zijn aangewezen (ook) in de knel dreigt te komen. Wat in ieder geval nooit mag gebeuren is dat leerlingen verstoken blijven van onderwijs. In de regeling tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom van ontheemden die op het onderhavige wetsvoorstel is gebaseerd en recent in het kader van de voorgeschreven voorhangprocedure bij uw Kamer is voorgehangen, zijn voorschriften gegeven over de doorstroom van leerlingen uit een tijdelijke onderwijsvoorziening naar bijvoorbeeld een EOA.

De leden van de fractie van GroenLinks en de PvdA vragen of de regering het met deze leden eens dat uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen volgt dat Nederland voor alle (gevluchte) kinderen adequaat onderwijs moet garanderen? In welke mate leidt de huidige overbelasting of onvoldoende facilitering van de asielketen tot problemen bij het aanbieden van adequaat onderwijs? Is de regering bereid om in lijn met de adviezen van de Onderwijsraad en de OESO hoge prioriteit te geven aan onderwijs in het asielopvangbeleid?

De regering erkent dat aan alle leerplichtige kinderen en jongeren, en daarmee dus ook kinderen die ontheemd zijn of asiel zoeken in Nederland, het recht op onderwijs toekomt. Het realiseren van dit recht is in het belang van het welzijn en de ontwikkeling van deze kinderen. Het volgen van onderwijs geeft kinderen die hun thuisland hebben moeten ontvluchten de mogelijkheid om kansrijk in de Nederlandse samenleving te participeren en biedt voor hen die niet in Nederland kunnen blijven een toekomstperspectief in het land van herkomst. Tegelijkertijd constateert de regering ook dat de huidige problematiek die samenhangt met de hoge instroom in de asielketen leidt tot verschillende problemen bij het organiseren van onderwijs voor asielzoekers. Het grootste probleem speelt bij kinderen en jongeren die verblijven in (crisis)noodopvanglocaties van het COA. Het gebrek aan voldoende structurele opvangcapaciteit zorgt ervoor dat ad hoc crisisopvanglocaties vaker worden ingezet. Deze locaties zijn van tijdelijke aard waardoor er voortdurend door- en overplaatsingen van asielzoekers plaatsvinden. Daarbij moet erkend worden dat het ook inherent is aan het asielproces dat asielzoekers, en dus ook kinderen, enkele malen zullen verhuizen. Momenteel is er evenwel sprake van bovengemiddeld veel verplaatsingen. Deze dynamiek komt het onderwijsproces niet ten goede. Veel verplaatsingen resulteert in een onderbroken leer- en ontwikkellijn waarmee het risico op onderwijsachterstanden toeneemt. Voor lokale schoolbesturen is het door de verplaatsingen complex om steeds te zorgen dat er voor kinderen en jongeren die in de verschillende (nood)opvanglocaties verblijven een voldoende onderwijsaanbod is. De krapte op de onderwijsarbeidsmarkt maakt het vervullen van die opgave niet eenvoudiger.

Het lukt scholen en gemeenten op dit moment niet altijd om leerlingen binnen drie maanden met onderwijs te laten starten of om bij doorplaatsing direct in een passend onderwijsaanbod te voorzien. Ook wordt niet op alle locaties onderwijs aangeboden. Soms bestaat een locatie dermate kort (minder dan 3 weken) dat onderwijs niet georganiseerd kan worden. Of duurt het organiseren van het onderwijs langer omdat er geen leraren beschikbaar zijn. Om te bevorderen dat er zo snel mogelijk voor alle kinderen een (passende) onderwijsplek beschikbaar is heeft de regering extra nieuwkomersbekostiging beschikbaar gesteld. Tevens is maatwerkbekostiging ingezet voor het organiseren van het onderwijs aan kinderen van asielzoekers. Daarnaast beziet de regering welke maatregelen in de nabije toekomst nog meer nodig zijn. Uiteraard laat het voorgaande onverlet dat veel schoolbesturen zich met grote energie inzetten om ook onder deze soms lastige omstandigheden een onderwijsaanbod te (blijven) realiseren. Daarbij is er ondersteuning via de organisatie voor het nieuwkomersonderwijs, LOWAN, en bieden zowel COA en J&V als OCW dus ook financieel maatwerk.

Helaas is de hiervoor geschetste problematiek niet van de ene op de andere dag op te lossen. De oplossing ligt uiteindelijk in het realiseren van een meer stabiele asielopvang, zodat ook voor de nieuwkomersonderwijsvoorzieningen een meer voorspelbare situatie ontstaat. Over de inzet van de regering voor een stabiel asiellandschap op langere termijn en een versnellingsplan op middellange termijn heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer geïnformeerd met zijn brief van 25 mei jongstleden.

De fracties van GroenLinks en PvdA vragen ook op welke gronden er nu voor Oekraïense leerlingen een aangepast regime mogelijk wordt gemaakt en niet voor andere leerlingen die naar Nederland gevlucht zijn? Is de regering bereid te onderzoeken of de maatregelen die nu voor een specifieke groep mogelijk worden gemaakt ook generiek kunnen gelden?

De tijdelijke onderwijsvoorzieningen zijn primair bedoeld voor leerplichtige ontheemde kinderen uit Oekraïne. Dit wordt ook tot uitdrukking gebracht in de definitie van tijdelijke onderwijsvoorziening die in het wetsvoorstel is opgenomen. In ieder geval zal de aanleiding voor de oprichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen gelegen moeten zijn in de grote toestroom van het aantal ontheemde Oekraïense kinderen en moet het onderwijs dat aan een tijdelijke onderwijsvoorziening gegeven wordt op de eerste plaats gericht zijn op ontheemde kinderen. De keuze om vanwege de toestroom van grote aantallen ontheemden de inrichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen mogelijk te maken is zoals reeds werd opgemerkt gelegen in de grote druk die door deze aantallen op de bestaande nieuwkomersvoorzieningen zou kunnen ontstaan. De tijdelijke onderwijsvoorzieningen beogen daarmee vooral te verzekeren dat er voor iedereen een onderwijsplek beschikbaar is. Uniek aan de crisis in Oekraïne is verder, dat ontheemden die tijdelijke bescherming genieten op basis van de Richtlijn, direct arbeid mogen verrichten. Daardoor is dit een crisis waarbij ook ontheemde leraren uit Oekraïne direct kunnen worden ingezet in het onderwijs. Het juridische regime dat met de tijdelijke onderwijsvoorziening wordt gecreëerd, beoogt de inzet van deze leraren mogelijk te maken. Door gebruik te maken van de expertise en werkervaring van deze leraren kan het onderwijs makkelijker worden opgeschaald ondanks het bestaande lerarentekort. Daarnaast is Oekraïne bereid het onderwijs aan leerlingen die tijdelijk hun toevlucht tot Nederland zoeken te ondersteunen. Om die reden maakt dit wetsvoorstel bijvoorbeeld gedeeltelijk afstandsonderwijs expliciet mogelijk. Door deze karakteristieken verschilt de situatie van de grote toestroom van Oekraïense leerlingen drastisch van die van andere asielzoekers. De regeling voor tijdelijke onderwijsvoorzieningen sluit daarbij aan.

De regering is overigens bereid te onderzoeken of de tijdelijke onderwijsvoorzieningen een meer permanent karakter kunnen krijgen. De regering zal de effecten van dit wetsvoorstel laten evalueren op basis van de in het wetsvoorstel opgenomen evaluatiebepaling en heeft reeds aan de Tweede Kamer toegezegd in 2023 te verkennen welke structurele oplossingen met betrekking tot de inrichting van het nieuwkomersonderwijs mogelijk zijn. De ervaringen met de tijdelijke onderwijsvoorzieningen kunnen worden benut voor de beleidsvorming over meer structurele oplossingen en de toekomstige vormgeving van het nieuwkomersonderwijs.

Tevens vragen de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA waarom de regering gekozen heeft voor een tijdelijke wet, terwijl de bredere problematiek naar verwachting niet tijdelijk is en massale toestroom van ontheemden ook in de toekomst verre van uitgesloten is? Is de regering bereid te onderzoeken hoe een structureel wettelijk kader kan worden ontwikkeld?

Het wetsvoorstel is een direct antwoord op de acute situatie waarvoor het onderwijs met het begin de oorlog in Oekraïne kwam te staan. Het uitzonderlijke karakter van deze omstandigheden wordt onder andere onderstreept door de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR) die spreekt over de snelst groeiende vluchtelingencrisis in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Bij het ontwerpen van het wetsvoorstel heeft de regering zo veel mogelijk aangesloten bij de behoeften van scholen en de wens van leerlingen en ouders uit Oekraïne. Het wetsvoorstel geeft scholen tijd en ruimte om toe te werken naar een reguliere situatie, waarbij het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat het tijdelijke en uitzonderlijke juridische regime op termijn weer komt te vervallen. Als blijkt dat het noodzakelijk is om de tijdelijke onderwijsvoorzieningen, in het belang van de betrokken kinderen, langer te handhaven, dan bevat het wetsvoorstel een verlengingsmogelijkheid. Ook bevat het wetsvoorstel een grondslag om de uitfasering van de tijdelijke onderwijsvoorzieningen afzonderlijk te regelen. Verder is in het wetsvoorstel, naar aanleiding van de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer, een evaluatiebepaling opgenomen, op grond waarvan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs binnen een jaar na het vervallen van de wet aan de Staten-Generaal een verslag stuurt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Daarmee sluit de regering aan bij de wens om lessen te trekken uit het tijdelijke juridische regime dat met dit wetsvoorstel wordt geïntroduceerd. Op basis van de evaluatie is het beter mogelijk om conclusies te trekken over meer structurele oplossingen. Bij nader rapport heeft de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs bovendien opgemerkt op basis van de ervaringen met de wet in 2023 te verkennen of en zo ja, op welke wijze, het wenselijk is om in een structureel kader voor het onderwijs aan ontheemden te voorzien.

3. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de CDA-fractie vragen of het in het onderhavig wetsvoorstel over «ontheemden» gaat, dus alle nieuwkomers. Zien deze leden dat juist?

In de definitiebepaling is onder de definitie van «leerplichtige ontheemde jongere» opgenomen dat daarmee jongeren bedoeld worden die binnen de reikwijdte van de Leerplichtwet vallen en op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit, of de bescherming van artikel 7 van de Richtlijn van toepassing is of is geweest.1 Uit die omschrijving volgt dat het daarmee op dit moment gaat om Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven en die ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon. Tevens is in de definitie van tijdelijke onderwijsvoorziening opgenomen dat de tijdelijke onderwijsvoorzieningen gericht zijn op het geven van onderwijs aan ontheemde jongeren. Dit wetsvoorstel beoogt bevoegde gezagen en gemeentebesturen de vrijheid te geven om een voor de betreffende gemeente en de in die gemeente woonachtige ontheemde kinderen optimale oplossing te vinden die tevens rekening houdt met hun behoeften en wensen. Daarbij staat het belang van de betrokken leerlingen voorop. Door de vormgeving van de tijdelijke onderwijsvoorziening, bijvoorbeeld als een deel van het onderwijs in het Oekraïens gegeven wordt, zal het in de praktijk vaak ook niet mogelijk zijn voor leerlingen met een andere nationaliteit om een tijdelijke onderwijsvoorziening te bezoeken. Uiteraard geldt wel altijd dat alle leerlingen die op grond van artikel 2 van de Leerplichtwet leerplichtig zijn ook daadwerkelijk toegang moeten hebben tot het onderwijs en dat de regering voor hen moet voorzien in voldoende onderwijsplekken.

4. Gevolgen

De leden van de CDA-fractie vragen ook aandacht voor de positie van gemeenten. Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de Minister voor de gemeenten? In het bijzonder vragen deze leden op welke wijze de onderwijshuisvestingskosten te betalen door gemeenten en schoolbesturen vergoed worden door het Rijk.

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de oprichting van tijdelijke onderwijsvoorzieningen. Van gemeentebesturen mag verwacht worden dat zij de regie nemen als een gemeente geconfronteerd wordt met een grote toestroom van ontheemden. Daartoe behoort onder andere dat zij in contact treden met de schoolbesturen. Verder geldt natuurlijk dat als een schoolbestuur de wens kenbaar maakt een tijdelijke onderwijsvoorziening te willen inrichten, daarvoor extra faciliteiten nodig kunnen zijn zoals: onderwijshuisvesting, sociaal maatschappelijk werk en jeugdhulp. De regering adviseert daarom in ieder geval aan schoolbesturen om tijdig in overleg te treden met de vestigingsgemeente of -gemeenten. Verder ondersteunt de regering gemeenten om – waar nodig – extra huisvesting mogelijk te maken ten behoeve van het onderwijs aan leerlingen uit Oekraïne. Er is inmiddels € 136,3 miljoen beschikbaar gesteld voor de periode van maart tot en met juli 2022. Een gemeente die onderwijshuisvesting ter beschikking wil stellen voor een nieuwe tijdelijke onderwijsvoorziening, kan de kosten voor deze huisvesting vergoed krijgen, waarbij een maximumbedrag zal gelden voor de te vergoeden kosten. In samenwerking met de VNG beziet de regering momenteel op welke wijze nadere uitwerking kan worden gegeven aan deze specifieke uitkering aan gemeenten. Streven is de juridische grondslag voor deze uitkering dit najaar te publiceren. Voor het komend schooljaar 2022/23 wordt op een later moment bepaald welke middelen nodig zijn.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie wat de uitzondering voor Oekraïners betekent voor toekomstige andere groepen (massale) toestroom?

Elke situatie van massale toestroom van ontheemden heeft specifieke kenmerken en brengt weer nieuwe vraagstukken met zich. Op deze vraag valt nu dan ook nog geen goed antwoord te geven. Wel zal de regering de effecten van het wetsvoorstel evalueren en daarmee uit dit wetsvoorstel lessen trekken die behulpzaam zullen zijn bij een volgende keer dat Nederland geconfronteerd wordt met een massale toestroom. Daarnaast acht de regering het wenselijk dat wordt verkend op welke wijze het reguliere nieuwkomersonderwijs (nog) beter tegemoet kan komen aan en voorbereid kan zijn op situaties van massale instroom.

5. Toezicht en handhaving

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben vanuit de onderwijspraktijk vragen ontvangen over mogelijke strijdigheid van deze wet met de Wet op het onderwijstoezicht. Is de regering met deze signalen bekend? Is er volgens de regering sprake van strijdigheden?

Deze signalen zijn bij de regiocoördinatoren van het Ministerie van OCW en ook bij de Inspectie van het Onderwijs niet bekend. De regering houdt zich aanbevolen voor de signalen waar de fracties van GroenLinks en PvdA naar verwijzen. In meer algemene zin kan op deze vraag worden geantwoord dat in ieder geval niet beoogd is een tegenstelling te creëren tussen de Wet op het onderwijstoezicht en het thans voorliggende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel creëert een juridische grondslag voor de afwijking van de bestaande wet- en regelgeving. Die afwijking geldt dan alleen voor het onderwijs dat aan de tijdelijke onderwijsvoorziening wordt verzorgd; of het nu gaat om een klas, een tijdelijke nevenvestiging of een school. De Inspectie zal die afwijkende regels als uitgangspunt voor het inspectietoezicht hanteren. Dat geldt in ieder geval voor zover het toezicht betrekking heeft op de tijdelijke onderwijsvoorziening.

6. Financiële gevolgen

De leden van de fractie van het CDA ondersteunen de aanpassingen met betrekking tot de maatwerkbekostiging Nieuwkomers Oekraïne. Deze leden vragen aan de regering op welke wijze deze maatwerkbekostiging gekoppeld is aan de nieuwe Oekraïners en aan andere ontheemden?

Aanleiding voor de nieuwe maatwerkbekostiging voor scholen is de massale toestroom van leerlingen uit Oekraïne. Bij de maatwerkbekostiging wordt echter geen onderscheid gemaakt naar herkomst van de nieuwkomers. Elk schoolbestuur dat te maken krijgt met een tussentijdse groei van ten minste vijf nieuwe leerlingen sinds de laatste peildatum van de reguliere nieuwkomersbekostiging, kan voor maatwerkbekostiging in aanmerking komen. Het kan daarbij zowel gaan om ontheemde leerlingen die onder de Richtlijn vallen, als om leerlingen die naar Nederland gevlucht zijn vanuit een land waarvoor die bescherming niet geldt. In de praktijk zal het op dit moment vaak wel gaan om leerlingen uit Oekraïne, omdat er veel kinderen uit dat land naar Nederland zijn gekomen.

Ten slotte constateren de leden van de CDA-fractie dat in het wetsvoorstel wordt gesproken over bekostigde tijdelijke nevenvestigingen, in de optiek van deze leden zijnde de reguliere maatwerkbekostiging. In het onderhavige wetsvoorstel wordt niet verwezen naar de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers VO, waarbij scholen aanspraak kunnen maken op aanvullende bekostiging wanneer zij op een nieuwe locatie nieuwkomers opvangen. De leden van de fractie van het CDA vragen de regering nader toe te lichten op welke wijze de uitvoeringspraktijk te maken krijgt met een nieuwe regeling, terwijl er een vigerende regeling is. Kan de regering tot één regeling komen in plaats van weer een nieuwe regeling?

De tijdelijke nevenvestiging wordt bekostigd op basis van de regels die daarover in de WVO en de WVO 2020 zijn opgenomen (zie ter illustratie artikel 73d WVO). Het gaat daarbij om reguliere bekostiging. Ook de leerlingen die de tijdelijke nevenvestiging bezoeken vallen onder de reguliere bekostiging. Daarnaast kunnen scholen aanvullende bekostiging krijgen voor leerlingen waarvoor zij de eerste opvang verzorgen. De voorwaarden om voor deze aanvullende bekostiging in aanmerking te komen zijn uitgewerkt in de Regeling aanvullende bekostiging eerste opvang nieuwkomers vo. Daarnaast kan de Minister besluiten op aanvraag maatwerkbekostiging te verstrekken voor situaties waarin de leerlingaantallen tussen de peildata die de Regeling hanteert sterk fluctueren. De maatwerkbekostiging heeft echter een incidenteel karakter en is ingesteld om schoolbesturen eenmalig in 2022 tegemoet te komen bij het opvangen van de grote instroom van (voornamelijk Oekraïense) leerlingen.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071).

Richtlijn: Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212

Naar boven