36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

32 043 Toekomst pensioenstelsel

E1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 maart 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 hebben kennisgenomen van het afschrift van de brief aan de Tweede Kamer over het advies van de Commissie Parameters.3 De leden van de CDA-fractie wensen naar aanleiding van het advies van deze commissie een aantal vragen te stellen, aangezien deze nieuwe parameterset ervoor zorgt dat fondsen die de methodiek van de gedempte kostendekkende premie hanteren een premiestijging van meer dan 10% in rekening moeten brengen of de opbouw (verder) moeten korten.

Naar aanleiding hiervan is op 6 februari 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister heeft op 24 februari 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Den Haag, 6 februari 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben kennisgenomen van het afschrift van uw brief aan de Tweede Kamer over het advies van de Commissie Parameters.4 De leden van de CDA-fractie wensen naar aanleiding van het advies van deze commissie de volgende vragen te stellen, aangezien deze nieuwe parameterset ervoor zorgt dat fondsen die de methodiek van de gedempte kostendekkende premie hanteren een premiestijging van meer dan 10% in rekening moeten brengen of de opbouw (verder) moeten korten.

  • 1. Vindt u het gewenst dat de pensioenpremie omhoog gaat terwijl in het Pensioenakkoord is afgesproken dat gestreefd wordt naar stabiele premies?

  • 2. Bent u bereid maatregelen te nemen om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door fondsen toe te staan om de vijfjaarsperiode van de rentecurve van einde 2019 of 2020 af te breken en voor 2024 en de jaren daarna de rentecurve van eind 2023 toe te passen?

  • 3. Bent u bereid het fiscale kader te verruimen om fondsen in staat te stellen de maximale opbouw fiscaal gefaciliteerd te financieren?

  • 4. Is het juist dat de Pensioenfederatie berekeningen heeft gemaakt die indiceren dat het voorstel Wet toekomst pensioenen er voor jongeren lang niet meer zo goed uitziet als volgens eerdere inzichten?

  • 5. Zou u kunnen toelichten of de nieuwe parameterset invloed had op de berekeningen die zijn gepresenteerd aan de leden van de Tweede Kamer bij de behandeling van het voorstel Wet toekomst pensioenen?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid kijken met belangstelling uit naar uw beantwoording en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2023

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden van de CDA-fractie naar aanleiding van het advies van de Commissie Parameters.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen naar aanleiding van het advies van de Commissie Parameters.

1. Vindt u het gewenst dat de pensioenpremie omhoog gaat terwijl in het Pensioenakkoord is afgesproken dat gestreefd wordt naar stabiele premies?

Antwoord:

Op 30 november 2022 heeft de Commissie Parameters onafhankelijk advies uitgebracht. Met dit nieuwe advies sluiten alle parameters aan op de meest actuele inzichten en verwachtingen. Als gevolg hiervan stijgen de parameters voor het rendement op beursgenoteerde aandelen en de inflatie. Dit heeft impact op de gedempte kostendekkende premie van een pensioenfonds wanneer gerekend wordt met een vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement.5 De gedempte kostendekkende premie is de premie die fondsen minimaal in rekening moeten brengen. De werkelijke impact die werkgevers en werknemers gaan merken in de premiehoogte hangt af van de ontwikkeling van de premie die fondsen daadwerkelijk in rekening brengen, de feitelijke premie genoemd. De feitelijke premie moet tenminste gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Een fonds kan een feitelijke premie hanteren die hoger ligt dan de gedempte kostendekkende premie. Dat is en blijft de keuze van het betreffende fonds.

Berekeningen van De Nederlandsche Bank op basis van fondskarakteristieken laten zien dat als gevolg van de herijking de gedempte kostendekkende premie toeneemt met circa 9,6%. Hierbij geldt dat de impact onder meer afhankelijk is van het beleggingsbeleid van het fonds. Als een fonds een feitelijke premie hanteert die reeds hoger ligt dan de gedempte kostendekkende premie, dan zal de impact van de herijking van de parameters op de feitelijke premie lager uitvallen.

Met het oog op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en de daarbij behorende behoefte naar premiestabiliteit acht de regering de premietoename niet wenselijk. Daarom is besloten om pensioenfondsen de ruimte te geven om in het geval van een gedempte kostendekkende premie op basis van verwacht rendement bij de premievaststelling voor het jaar 2024 eenmalig het verwachte rendement op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten voor een periode van vijf jaar. Op deze manier kan een fonds dat uitgaat van een gedempte kostendekkende premie de herijking van het rendement op beursgenoteerde aandelen en de inflatie in samenhang met het rendement op vastrentende waarden herijken en sluiten alle parameters aan op de meest actuele inzichten en verwachtingen.

Hierdoor hebben deze fondsen de ruimte om gedurende de transitie naar het nieuwe stelsel de premie stabiel te houden en wordt voorkomen dat fondsen nu worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg van de herijking van de parameters en later tijdens de transitie mogelijk opnieuw worden geconfronteerd met een premiebijstelling als gevolg van het aflopen van de vijfjaarsperiode voor vastrentende waarden. De inschatting is dat met deze maatregel de impact van de herijking van de parameters op de gedempte kostendekkende premie beperkt is. Het is aan fondsen om hierin een evenwichtige afweging te maken. De eenmalige ruimte die wordt geboden kan als zodanig niet leiden tot verlaging van de feitelijke premie bij gelijkblijvende opbouw. Indien fondsen van de mogelijkheid om de vastrentende waarden opnieuw vast te zetten gebruik maken, dienen zij in het premiebesluit ook de evenwichtigheid van dit besluit te onderbouwen.

2. Bent u bereid maatregelen te nemen om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door fondsen toe te staan om de vijfjaarsperiode van de rentecurve van einde 2019 of 2020 af te breken en voor 2024 en de jaren daarna de rentecurve van eind 2023 toe te passen?

Antwoord:

Ja, zie het antwoord op vraag 1.

3. Bent u bereid het fiscale kader te verruimen om fondsen in staat te stellen de maximale opbouw fiscaal gefaciliteerd te financieren?

Antwoord:

Het huidige fiscale kader kent geen begrenzing op de premie maar op de opbouw van pensioen (de hoogte van de pensioenuitkering). Het duurder worden van de opbouw van pensioen (stijging van de pensioenpremie) heeft geen invloed op de fiscale ruimte voor pensioenopbouw. Het huidige fiscale kader hoeft hiervoor dan ook niet te worden aangepast. Met het in uw Kamer aanhangige wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen wordt overgestapt van een begrenzing op de opbouw van pensioen naar een begrenzing op de premie. Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen bevat een aanpassingsmechanisme waarbij de premiegrens wordt aangepast aan veranderende omstandigheden. De premiegrens zoals opgenomen in het wetsvoorstel bedraagt bij de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen 30% van de pensioengrondslag. Het advies van de Commissie Parameters leidt niet tot aanpassing van deze premiegrens.

4. Is het juist dat de Pensioenfederatie berekeningen heeft gemaakt die indiceren dat het voorstel Wet toekomst pensioenen er voor jongeren lang niet meer zo goed uitziet als volgens eerdere inzichten?

Antwoord:

De Pensioenfederatie heeft aangegeven dat er ten opzichte van de berekeningen die eerder met de Kamer zijn gedeeld geen nieuwe berekeningen zijn gemaakt. Op 12 december 2022 zijn berekeningen van De Nederlandsche Bank en enkele pensioenfondsen met de Eerste en Tweede Kamer gedeeld.6

Deze berekeningen geven een indicatie van de pensioenuitkering in het nieuwe pensioenstelsel ten opzichte van het huidige pensioenstelsel, waarbij rekening is gehouden met het nieuwe advies van de Commissie Parameters. Uit de berekeningen volgt dat het nieuwe pensioenstelsel grosso modo leidt tot betere pensioenverwachtingen dan het huidige pensioenstelsel. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de effecten van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel afhangen van een groot aantal factoren. Veel van deze factoren zijn fondsspecifiek, omdat ze bijvoorbeeld verband houden met de fondssamenstelling, de financiële uitgangspositie van het pensioenfonds en keuzes die decentrale partijen maken over de vormgeving van het nieuwe pensioencontract, compensatiedepot, solidariteits- of risicodelingsreserve en invaardoelen.

Dat laat echter onverlet dat zowel in het huidige als in het nieuwe stelsel de verwachtingen lager uitvallen als gevolg van de nieuwe economische scenario’s, waarin onder andere een lagere risicopremie op aandelen en een hogere inflatie worden gehanteerd.7 Dit was ook reeds zo benoemd in het Rapport berekeningen transitie-effecten van enkele voorbeeldfondsen naar aanleiding van advies Commissie Parameters 2022.8 De nieuwe scenarioset is pessimistischer over de economische toekomst dan de eerdere scenarioset. De verwachte reële rendementen zijn lager en de neerwaartse risico’s zijn groter. Bovendien is er in de eerste periode van 15 jaar gemiddeld gezien sprake van een rentedaling, gevolgd door een rentestijging. Hierdoor zijn over de gehele linie de verwachte pensioenuitkeringen onder zowel het huidige pensioenstelsel als het nieuwe pensioenstelsel bij een gelijkblijvende premie lager.

5. Zou u kunnen toelichten of de nieuwe parameterset invloed had op de berekeningen die zijn gepresenteerd aan de leden van de Tweede Kamer bij de behandeling van het voorstel Wet toekomst pensioenen?

Antwoord:

Zoals ook toegelicht in vraag 4 zijn de berekeningen die op 12 december 2022 met de Tweede Kamer zijn gedeeld, uitgevoerd met het nieuwe advies van de Commissie Parameters.


X Noot
1

De letter E heeft alleen betrekking op 36 067.

X Noot
2

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Kennedy-Doornbos (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), vacant (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067 / 32 043, A.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067 / 32 043, A.

X Noot
5

Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, artikel 4, lid 2b.

X Noot
6

Kamerstukken II 2022/23, 32 043, nr. 597.

X Noot
7

Ortec Finance (2022, 21 december), UPO bedragen lager door advies Commissie Parameters.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstukken II 2022/23, 32 043, nr. 597.

Naar boven