36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

32 043 Toekomst pensioenstelsel

BV1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2024

Op 4 september 2024 heeft de regeringscommissaris transitie pensioenen een tussentijds advies uitgebracht over de voortgang van de transitie.2 Dit advies heb ik op 9 september jongstleden met uw Kamer gedeeld. Met deze brief geef ik mijn reactie op de aanbeveling van de regeringscommissaris.

In het advies van de regeringscommissaris deelt zij het beeld dat er hard wordt gewerkt door alle partijen in de pensioensector om de pensioentransitie te realiseren. Zij stelt dat er verschillende argumenten zijn om de tussenliggende mijlpaal voor het indienen van het implementatieplan te dynamiseren. Deze tussenliggende mijlpaal is nu voor alle pensioenfondsen gelijk en staat op 1 juli 2025. Als argumenten voor het dynamiseren van deze mijlpaal noemt zij dat een lange periode tussen het indienen van het implementatieplan en het invaarmoment kan leiden tot dekkingsgraadrisico’s, bijvoorbeeld door renteontwikkelingen. Daarnaast vergroot een lange tussenperiode ook de kans dat de uitkomsten buiten de gestelde bandbreedtes vallen. Bovendien leidt het indienen van alle implementatieplannen op één datum tot een piekbelasting in de sector. De regering deelt met de regeringscommissaris dat het wenselijk is om dit te voorkomen.

Met het aanpassen van de uiterste transitiedatum naar 1 januari 2028, zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens de behandeling van de Wet toekomst pensioenen, komt er een jaar bij voor pensioenfondsen om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel te realiseren.3 Dit extra jaar helpt pensioenfondsen en samenwerkende partijen om de werkzaamheden beter te spreiden. Uit de monitoring blijkt dat veel pensioenfondsen gebruik maken van deze mogelijkheid: de meeste pensioenfondsen (74) willen invaren in 2026, een kleinere groep (44) vaart naar verwachting in 2027 in. De tussenliggende mijlpaal voor het inleveren van het implementatieplan ligt momenteel op 1 juli 2025. Voor de fondsen die in 2026 willen invaren past deze mijlpaal. Hiermee is er immers voldoende tijd voor hen om het plan zorgvuldig op te stellen en voldoende tijd voor de beoordeling door de toezichthouders en de daadwerkelijke implementatie, inclusief deelnemerscommunicatie.

Voor de pensioenfondsen die in 2027 willen invaren, kan het inlevermoment van 1 juli 2025 echter onnodig vroeg komen. Er zitten voor hen namelijk 18 maanden of langer tussen het inlevermoment en het invaarmoment. Door de mijlpaal dynamisch te maken wordt tevens de door de regeringscommissaris gesignaleerde piekbelasting voorkomen.

Daarnaast geldt dat door het dynamiseren van de inleverdatum, er meer gelegenheid is voor effectieve kennisdeling binnen de sector. Dit komt ook tegemoet aan hetgeen is gewisseld tijdens de wetsbehandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer over het beter mogelijk maken van effectieve kennisdeling. Het dynamiseren biedt een betere mogelijkheid om door gezamenlijke inspanningen van de sector en toezichthouders de kwaliteit van de communicatie- en implementatieplannen te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door het uitbrengen van good practices, Q&A’s en thematische bijeenkomsten om het lerend vermogen in de sector verder te stimuleren. Dit gebeurt al veelvuldig door de toezichthouders en uitvoerders, maar kan met een mijlpaal die verder in de tijd ligt voor fondsen die later willen invaren, verder gestimuleerd worden. Door een verhoogde kwaliteit van de implementatieplannen wordt het beter mogelijk om de behandeltermijn door de toezichthouders zo kort mogelijk te houden. Het is daarbij belangrijk dat pensioenuitvoerders ook voldoende tijd nemen voor de uitvoering van de deelnemerscommunicatie voorafgaand aan de transitie.

De tussenliggende mijlpaal van 1 juli 2025 kan nu zorgen voor onnodige tijdsdruk, en daarmee onnodige belasting voor uitvoeringsprofessionals en de interne fondsbesluitvorming voor de fondsen die later dan 1 juli 2026 willen invaren. Tijdens de transitie wordt er een groot beroep gedaan op de sector, en de huidige mijlpaal vraagt dat ook pensioenfondsen die later invaren al vroeg hun voorbereidende werk afronden. Dit zorgt voor werk in de uitvoeringsketen, dat in principe beter gespreid zou kunnen worden als de datum gedynamiseerd wordt. Uitvoeringsprofessionals, waaronder financiële, actuariële en juridische advisering, ICT en ook verantwoordings- en belanghebbendenorganen hebben in dit proces veel werk te verzetten. De mijlpaal van 1 juli 2025 kan voor een piekbelasting zorgen, wat gevolgen kan hebben voor de kwaliteit en het tempo van de transitie.

Om bovengenoemde redenen is een mijlpaal waarbij de indiendatum en de invaardatum dichter bij elkaar liggen wenselijk om de transitie soepeler te kunnen laten verlopen.

De mijlpalen die zijn vastgelegd in de Wtp zijn geen wettelijk afdwingbare mijlpalen. De mijlpalen hebben een richtinggevende functie. Daarbij is het wettelijk kader leidend. Het behalen van de mijlpalen draagt eraan bij dat alle partijen betrokken bij de transitie voldoende tijd hebben om hun rol naar behoren te kunnen vervullen. In het wettelijk kader is het tijdig indienen van het implementatieplan gekoppeld aan het gebruik kunnen maken van het transitie-ftk. Dit is een prikkel om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen zich daadwerkelijk houden aan de gestelde mijlpaal.

In de huidige wet- en regelgeving geldt 1 juli 2025 als deadline voor het indienen van het implementatieplan, maar zijn aan de overschrijding van deze deadline alleen gevolgen verbonden als pensioenfondsen gebruik willen maken van het transitie-ftk. Gebruikmaken van het transitie-ftk kan niet als het implementatieplan op of na 1 juli 2025 wordt ingediend.

Op basis van het advies van de regeringscommissaris is het voorstel dat implementatie- en communicatieplannen en de invaarmelding uiterlijk 12 maanden voor de beoogde invaardatum ingediend moeten worden bij de toezichthouder. Daarmee ontstaat er ruimte voor pensioenfondsen die pas later zullen invaren, om deze plannen en invaarmelding ook later in te dienen. Met pensioenfondsen die later invaren en gebruik willen maken van het transitie-ftk en een overbruggingsplan indienen zal op soortgelijke wijze rekening worden gehouden.

Door deze aanpassing kan voor pensioenfondsen die later invaren, het lerend vermogen in de sector verder worden gestimuleerd, ligt het moment tussen het indienen van de plannen en het invaarmoment dichter op elkaar en kan de druk in de keten beter gespreid worden. Pensioenfondsen die in 2027 invaren kunnen namelijk meer tijd nemen om de plannen af te ronden, waardoor de piekbelasting van de in 2026 invarende pensioenfondsen beter behandelbaar wordt voor de ketenpartners, waar ook de pensioenfondsen die later willen invaren profijt van zullen hebben. Dit komt de uitvoering en daarmee de deelnemers ten goede. De adviseurs die pensioenfondsen ondersteunen kunnen met deze methode focus aanbrengen op de pensioenfondsen die eerder invaren, omdat andere pensioenfondsen later in het proces volgen. Hierdoor wordt het beter mogelijk om te leren van eerdere ervaringen in de pensioensector.

Om de gewenste spreiding in de uitvoering succesvol vorm te geven, is het belangrijk dat dit voorstel alleen geldt voor de pensioenfondsen die later dan 1 juli 2026 willen invaren. Als dit niet gebeurt ontstaat er namelijk een krapper proces voor het indienen van de plannen bij de toezichthouders voor de pensioenfondsen die in de eerste helft van 2026 willen invaren.

Gevolgen voor Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)

Een belangrijk aandachtspunt bij het wijzigen van de tussenliggende mijlpaal zijn de afspraken die door Nederland gemaakt zijn in het kader van het HVP. De afspraak is dat uit de goedgekeurde invaarbesluiten tot en met augustus 2026 (laatste betaalverzoek aan de Europese Commissie) valt op te maken dat 66% van de deelnemers en gepensioneerden per uiterlijk 1 januari 2027 zullen overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel (of al eerder zijn overgestapt) (mijlpaal 89a). Uit berekeningen die zijn gemaakt op basis van de meest recente uitvraag van DNB en AFM blijkt dat dit streefdoel naar verwachting nog steeds wordt gehaald.4

De exacte uitwerking van het voorstel tot het dynamiseren van de tussenliggende mijlpaal zal meelopen in het besluit transitietermijnen, dat volgt uit het wetsvoorstel verlenging pensioentransitie. Dit besluit zal in oktober aangeboden worden aan toezichthouders en de Belastingdienst voor toezicht- en uitvoeringstoetsen. Daarna volgt de behandeling in de ministerraad, waarna het besluit zal worden voorgehangen bij de Staten-Generaal. Naar verwachting zal dit eind dit jaar kunnen plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum


X Noot
1

De letters BV hebben alleen betrekking op 36 067.

X Noot
3

Handelingen I 2022–2023, nr. 33, item 2 – blz. 5, 6 en 7. (T03632)

X Noot
4

De berekening is gemaakt door te kijken naar de meest recente uitvraag en te kijken naar de gewenste invaardata die fondsen hebben aangegeven. Vervolgens is teruggerekend naar het moment van indienen (12 maanden daarvoor) en is gerekend met een gemiddelde doorlooptijd van beoordeling van 9 maanden bij DNB. Daarbij is ook gekeken naar de deelnemersaantallen van de fondsen. Dit resulteert in een verwachting dat ongeveer 13,5 miljoen deelnemers en gepensioneerden een goedgekeurd invaarbesluit zullen hebben in december 2025, waarmee de HVP-doelstelling behaald zou worden. Belangrijk om op te merken is dat een dergelijke berekening een grove inschatting is en dat de daadwerkelijke uitkomsten nu niet te voorspellen zijn.

Naar boven