36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

BE VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 november 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen naar aanleiding van het debat over de Wet toekomst pensioenen (Wtp).2 Naar aanleiding van deze brieven hebben de leden van de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA nog een aantal vragen en opmerkingen. Het lid van de 50PLUS-fractie sluit zich aan bij de vragen van de BBB-fractie.

Naar aanleiding hiervan is op 6 oktober 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister heeft op 6 november 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Den Haag, 6 oktober 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brieven naar aanleiding van het debat over de Wet toekomst pensioenen (Wtp).3 Naar aanleiding van deze brieven hebben de leden van de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA nog een aantal vragen en opmerkingen. Het lid van de 50PLUS-fractie sluit zich aan bij de vragen van de BBB-fractie.

Vragen van de leden van de BBB-fractie:

Met de brief van 14 juni 2023 informeert u de Kamer over de voornemens en toezeggingen ten aanzien van het volgen van de voortgang tijdens de transitieperiode om zo, waar nodig, op tijd maatregelen te kunnen nemen.4 Als gedurende de transitie blijkt dat onderdelen niet haalbaar zijn of andere accenten in de monitoring gelegd moeten worden, zal u daarop inspelen en dit met de Kamer bespreken. De leden van de BBB-fractie hebben hierbij de volgende vragen:

  • 1. Welke acties overweegt u indien onderdelen van de wet niet haalbaar blijken te zijn?

  • 2. Betreft dit (alleen) het verder opschuiven van de invoeringsdatum en het verlengen van de transitiedatum tot na 1 januari 2028?

  • 3. Is het mogelijk dat onderdelen van de wet uiteindelijk niet ingevoerd zullen gaan worden als deze niet haalbaar blijken te zijn? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het invaren van bestaande pensioenen.

  • 4. Uiterlijk wanneer in de tijd zullen mogelijke beslissingen zoals vermeld onder vraag 2 en vraag 3 genomen moeten worden?

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie:

In het debat over de Wtp in Eerste Kamer heeft u op vragen van het lid Crone helder beaamd dat het verwarrend en feitelijk onjuist is om te blijven spreken over «persoonlijke potjes». Het gaat om persoonlijke berekeningen of verwachtingen, niet meer en niet minder. In een interview met het Financiële Dagblad van zaterdag 1 juli 20235 bevestigt u dit nogmaals. In de Leidraad Communicatieplan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), geldend vanaf 1 juli 2023, wordt echter nog steeds gesproken over «persoonlijke potjes».6 De leden de fractie van GroenLinks-PvdA vragen u hoe u uw invloed zal aanwenden om ervoor te zorgen dat in de communicatie over (de transitie naar) het nieuwe pensioensysteem in elk geval van de zijde van de overheid en de toezichthouders daadwerkelijk niet meer over «persoonlijke potjes» gesproken zal worden.

Een tweede vraag betreft de wijze waarop De Nederlandsche Bank (DNB) haar toezicht uitoefent. Vanuit het veld bereiken ons verschillende signalen dat DNB haar subjectieve voorkeuren inbrengt in het toezicht, bijvoorbeeld in de wijze waarop risicodeling gestalte gegeven wordt. Herkent u deze signalen? Bent u bereid er bij DNB op te persisteren dat subjectieve voorkeuren in het toezicht geen rol mogen spelen? En wilt u het in het bijzonder nog eens te benadrukken hoe groot het belang is dat door het parlement wordt gehecht aan het behoud van risicodeling in het nieuwe stelsel?

Een derde vraag gaat over de keuzebegeleiding die de fondsen moeten aanbieden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten hier veel belang aan en maken zich zorgen over de signalen hierover, zoals die naar voren komen in het artikel in PensioenPro van 21 juli 2023.7 Veel fondsen zouden hun keuzebegeleiding (vooralsnog?) vrij minimalistisch en formalistisch aanpakken. Hoe wilt u bewaken dat de keuzebegeleiding actief wordt vormgegeven, met een belangrijke plaats voor persoonlijke communicatie daarbinnen?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2023

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op enkele vragen over diverse pensioenbrieven (kenmerk 170746.130U).

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Beantwoording Kamervragen naar aanleiding van diverse pensioenbrieven

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van enkele brieven naar aanleiding van het debat over de Wet toekomst pensioenen (Wtp).8 Naar aanleiding van deze brieven hebben de leden van de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA nog een aantal vragen en opmerkingen. Het lid van de 50PLUS-fractie sluit zich aan bij de vragen van de BBB-fractie. Hieronder zal ik deze vragen beantwoorden. De vragen zijn integraal overgenomen, waarna de antwoorden cursief zijn weergegeven.

Vragen van de leden van de BBB-fractie:

Met de brief van 14 juni 2023 informeert u de Kamer over de voornemens en toezeggingen ten aanzien van het volgen van de voortgang tijdens de transitieperiode om zo, waar nodig, op tijd maatregelen te kunnen nemen.9 Als gedurende de transitie blijkt dat onderdelen niet haalbaar zijn of andere accenten in de monitoring gelegd moeten worden, zal u daarop inspelen en dit met de Kamer bespreken. De leden van de BBB-fractie hebben hierbij de volgende vragen:

1. Welke acties overweegt u indien onderdelen van de wet niet haalbaar blijken te zijn?

De komende jaren zal de voortgang van de transitie intensief worden gemonitord. Hierover zal ik het parlement periodiek informeren. Uit de monitoring en de advisering van de regeringscommissaris kan bijvoorbeeld naar voren komen dat de huidige transitietermijnen niet haalbaar zijn. Indien dat aan de orde is, is het mogelijk om de transitietermijnen aan te passen. Tijdens het debat over de Wet toekomst pensioenen heb ik reeds toegezegd om de transitiedatum met een jaar te verlengen. Hiertoe heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding waarin wordt geregeld dat de verschillende transitiedata worden verplaatst naar lagere regelgeving. Door deze aanpassing kan ook op een later moment de transitietermijnen makkelijker worden aangepast. Het wetsvoorstel dat dit regelt is in september in consultatie gegaan. Ik heb de Eerste Kamer hierover op 28 september geïnformeerd.10 Daarnaast is het denkbaar dat gedurende de implementatie andere knelpunten aan het licht komen. Daarbij zal per geval moeten worden bezien welke maatregelen nodig zijn om te komen tot een voorspoedige implementatie van het nieuwe stelsel. Bij maatregelen valt bijvoorbeeld te denken het voeren van bestuurlijke gesprekken, aan aanvullende communicatie richting de sector of het publiek, een nadere toelichting op het platform Werken Aan Ons Pensioen, het delen van best practices uit de sector of aanpassing van wet- en regelgeving. Ik zal bij het nemen van maatregelen ook steeds in overleg treden met de toezichthouders, de sector en sociale partners.

Ook zij kunnen maatregelen inzetten wanneer zich knelpunten voordoen. Zo kunnen toezichthouders bijvoorbeeld voorzien in aanvullende guidance voor de sector.

2. Betreft dit (alleen) het verder opschuiven van de invoeringsdatum en het verlengen van de transitiedatum tot na 1 januari 2028?

De Wet toekomst pensioenen is per 1 juli 2023 in werking getreden. Het opschuiven van de invoeringsdatum is daarmee niet aan de orde. Zoals in het voorgaande antwoord aangegeven is het denkbaar dat uit de monitoring naar voren komt dat er bepaalde knelpunten zijn in de uitvoering. Dit kan mogelijk betrekking hebben op de totale transitieduur, maar ook op de tussenliggende mijlpalen, zoals deze zijn gedefinieerd voor de afronding van de arbeidsvoorwaardelijke fase (1/1/2025) en de indiening van de invaarbesluiten bij De Nederlandsche Bank (1/7/2025). Daarnaast is het denkbaar dat gedurende de implementatie andere knelpunten aan het licht komen. Zoals hierboven aangegeven zal dan per geval moeten worden bezien welke maatregelen nodig zijn om te komen tot een voorspoedige implementatie van het nieuwe stelsel.

3. Is het mogelijk dat onderdelen van de wet uiteindelijk niet ingevoerd zullen gaan worden als deze niet haalbaar blijken te zijn? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het invaren van bestaande pensioenen.

De Wet toekomst pensioenen is per 1 juli 2023 in werking getreden en is daarmee onderdeel van het huidige wettelijke kader waar pensioenuitvoerders zich aan moeten houden. Het niet invoeren van onderdelen van de Wtp kan alleen als daartoe een wetvoorstel wordt ingediend waarmee de wet wordt gewijzigd. Daar ziet het kabinet op dit moment geen aanleiding toe. Hierbij geldt ook dat de sector al vergevorderd is met de werkzaamheden voor de transitie. Vergaande aanpassingen in het wettelijk kader kunnen leiden tot onzekerheid en terughoudendheid in de sector, wat vervolgens kan leiden tot het vastlopen van de pensioentransitie. De inzet is daarom gericht op het ondersteunen van de pensioentransitie. Zoals aangegeven zal de overgang naar het nieuwe stelsel intensief worden gemonitord. Als daaruit knelpunten naar voren komen zal samen met de pensioensector gekeken worden naar een oplossing. Vaak is dit nadere toelichting bij bepaalde wetteksten of betreft dit het delen van goede voorbeelden. Op die manier komt een beheerste en soepele transitie tot stand. Ook wijs ik op de rol van de regeringscommissaris pensioentransitie, die mij gevraagd en ongevraagd van advies zal voorzien.

Wat betreft het invaren waar in de vraag aan wordt gerefereerd merk ik nog op dat dit uiteindelijk een keuze betreft die sociale partners en pensioenfondsbestuurders op fondsniveau moeten maken, gegeven de kenmerken van het specifieke fonds en de deelnemers.

4. Uiterlijk wanneer in de tijd zullen mogelijke beslissingen zoals vermeld onder vraag 2 en vraag 3 genomen moeten worden?

De transitie naar het nieuwe stelsel is formeel gestart vanaf 1 juli 2023, waarbij de sector overigens al eerder met voorbereidingen is aangevangen. Uiterlijk 1/1/2028 moeten alle pensioenregelingen voldoen aan de uitgangspunten van het nieuwe stelsel. Bij de overgang naar het nieuwe stelsel hanteren pensioenuitvoerders verschillende snelheden. De eerste uitvoerders zijn reeds in een vergevorderd stadium van besluitvorming en zijn voornemens om per 1/1/2025 al over te stappen naar het nieuwe stelsel. Tijdens de behandeling van de Wet toekomst pensioenen heb ik aan de Eerste Kamer toegezegd dat er tussentijds weegmomenten komen waarbij de voortgang in de gaten gehouden wordt. Het eerste weegmoment zal bij de voortgangsbrief medio 2024 plaatsvinden, het tweede weegmoment begin 2025. Eventuele aanpassingen in de transitietermijnen en in het bestaande wettelijke kader naar aanleiding van knelpunten die uit de monitoring en de advisering van de regeringscommissaris naar voren komen, zullen dan ook zo spoedig mogelijk opgepakt moeten worden. Ik wijs in dit verband ook op het platform pensioentransitie, waarin de beide toezichthouders (DNB en AFM) op periodieke basis in gesprek zijn met pensioenuitvoerders. Recent is het verslag van de bijeenkomst van 3 oktober jl. gepubliceerd11. Het doel van het platform is het tijdig signaleren en bespreken van sectorbrede aandachtspunten en dilemma’s in de pensioentransitie. Inmiddels hebben er twee bijeenkomsten plaatsgevonden. De verslagen van deze bijeenkomsten worden door de toezichthouders gepubliceerd op hun websites. Hierbij wijs ik er op dat niet alle gesignaleerde knelpunten leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Zo is het ook mogelijk dat de toezichthouders door middel van het delen van «good practices» en/of het opstellen van Q&A’s knelpunten in de uitvoering kunnen wegnemen. Op deze manier draagt ook dit platform bij aan het realiseren van een succesvolle transitie naar het nieuwe stelsel.

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie:

In het debat over de Wtp in Eerste Kamer heeft u op vragen van het lid Crone helder beaamd dat het verwarrend en feitelijk onjuist is om te blijven spreken over «persoonlijke potjes». Het gaat om persoonlijke berekeningen of verwachtingen, niet meer en niet minder. In een interview met het Financiële Dagblad van zaterdag 1 juli 202312 bevestigt u dit nogmaals. In de Leidraad Communicatieplan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), geldend vanaf 1 juli 2023, wordt echter nog steeds gesproken over «persoonlijke potjes».13 De leden de fractie van GroenLinks-PvdA vragen u hoe u uw invloed zal aanwenden om ervoor te zorgen dat in de communicatie over (de transitie naar) het nieuwe pensioensysteem in elk geval van de zijde van de overheid en de toezichthouders daadwerkelijk niet meer over «persoonlijke potjes» gesproken zal worden.

Ik begrijp de vraag van de leden de fractie van GroenLinks-PvdA goed. Tijdens het kamerdebat hebben we geconstateerd dat het risico bestaat dat gepensioneerden onterecht kunnen denken dat hun «potje» leeg raakt voordat ze overlijden of mensen kunnen denken dat ze moeten of mogen beslissen waar hun

pensioenpremies belegd worden. Maar dat is niet zo. De pensioenuitkering is levenslang, pensioenfondsen blijven collectief beleggen voor hun deelnemers en mensen krijgen geen eigen pensioenrekening waar ze zelf geld af kunnen halen. Het is daarom belangrijk om helder te communiceren met mensen over hun pensioen en ze mee te nemen in de persoonlijke gevolgen van de transitie. De informatieverstrekking over het voor uitkering bestemde pensioenvermogen is ook bedoeld om actieve deelnemers te informeren over hun pensioen. Uw signaal heb ik met de AFM gedeeld en ze hebben de Eerste Kamerbrief met vragen hierover gezien. Gegeven de onafhankelijke rol is het uiteindelijk aan de AFM om hier zelf keuzes in te maken.

Een tweede vraag betreft de wijze waarop De Nederlandsche Bank (DNB) haar toezicht uitoefent. Vanuit het veld bereiken ons verschillende signalen dat DNB haar subjectieve voorkeuren inbrengt in het toezicht, bijvoorbeeld in de wijze waarop risicodeling gestalte gegeven wordt. Herkent u deze signalen? Bent u bereid er bij DNB op te persisteren dat subjectieve voorkeuren in het toezicht geen rol mogen spelen? En wilt u het in het bijzonder nog eens te benadrukken hoe groot het belang is dat door het parlement wordt gehecht aan het behoud van risicodeling in het nieuwe stelsel?

Het ministerie spreekt periodiek met de toezichthouders. Voorop staat dat de onafhankelijkheid van het toezicht is geborgd, dat is belangrijk voor het vertrouwen in het pensioenstelsel. Gesprekken vinden plaats in de context dat de toezichthouders die taken in onafhankelijkheid kunnen blijven uitvoeren, op een doeltreffende manier, binnen de wettelijke kaders die door de politiek zijn gesteld. In deze gesprekken kunnen ook signalen en ervaringen aan de orde komen over de wijze hoe het toezicht wordt uitgevoerd. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat de toezichthouders bij hun taakuitoefening de taken en bevoegdheden oprekken en de sector overvragen of dat het toezicht niet doelmatig, adequaat en effectief kan worden verricht. In dit kader wijs ik ook op het hierboven genoemde platform pensioentransitie, waarin de beide toezichthouders (DNB en AFM) op periodieke basis in gesprek zijn met pensioenuitvoerders en waarmee sectorbrede aandachtspunten en dilemma’s in de pensioentransitie tijdig worden gesignaleerd en besproken. Inmiddels hebben er reeds twee eerste overleggen plaatsgevonden, waarbij verschillende potentiële knelpunten zijn besproken.

Een derde vraag gaat over de keuzebegeleiding die de fondsen moeten aanbieden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten hier veel belang aan en maken zich zorgen over de signalen hierover, zoals die naar voren komen in het artikel in PensioenPro van 21 juli 2023.14 Veel fondsen zouden hun keuzebegeleiding (vooralsnog?) vrij minimalistisch en formalistisch aanpakken.

Hoe wilt u bewaken dat de keuzebegeleiding actief wordt vormgegeven, met een belangrijke plaats voor persoonlijke communicatie daarbinnen?

Alle pensioenuitvoerders moeten zich houden aan de wettelijke voorschriften die gelden voor de keuzebegeleiding van hun deelnemers. Pensioenfondsen moeten de keuzebegeleiding bieden die deelnemers op adequate wijze begeleidt, zodat ze passende keuzes maken over hun pensioen. De AFM houdt hier risicogestuurd toezicht op en heeft recent aangegeven op korte termijn te gaan onderzoeken op welke manier pensioenfondsen de keuzebegeleiding invullen.15 Verder biedt de AFM pensioenuitvoerders ook actieve ondersteuning met vragen en antwoorden over het communicatieplan en keuzebegeleiding16 en met het organiseren van rondetafelbijeenkomsten op locatie bij de AFM.


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Van de Sanden (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Kox (SP), Huizinga (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), VanRooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067, AY, AZ, BA en BB.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067, AY, AZ, BA en BB.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067, AY.

X Noot
6

AFM, Leidraad Communicatieplan; Een planmatige voorbereiding op communicatie tijdens

de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, 1 juli 2023, p. 7.

X Noot
7

PensioenPro, Ottenhof, D., Fondsen beperken zich bij verplichte keuzebegeleiding tot minimale, 21 juli 2023, zie https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30057110/fondsen-beperken-zich-bij-verplichte-keuzebegeleiding-tot-minimale.

X Noot
8

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067, AY, AZ, BA en BB.

X Noot
9

Kamerstukken I 2022/2023, 36 067, AY.

X Noot
10

Wet toekomst pensioenen (36.067); brief van de Minister voor APP over de voortgang van het conceptwetsvoorstel verlenging transitieperiode toekomst pensioenen (EK, BD)

X Noot
13

AFM, Leidraad Communicatieplan; Een planmatige voorbereiding op communicatie tijdens

de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel, 1 juli 2023, p. 7.

X Noot
14

PensioenPro, Ottenhof, D., Fondsen beperken zich bij verplichte keuzebegeleiding tot minimale, 21 juli 2023, zie https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30057110/fondsen-beperken-zich-bij-verplichte-keuzebegeleiding-tot-minimale.

X Noot
15

PensioenPro, Van Wijk, M., AFM: eerst gesprek, dan pas handhaven bij norm keuzebegeleiding, 27 september 2023, zie https://pensioenpro.nl/pensioenpro/30059214/afm-eerst-gesprek-dan-pas-handhaven-bij-norm-keuzebegeleiding

Naar boven