36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 90 AMENDEMENT VAN HET LID STOFFER C.S.

Ontvangen 12 december 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel QQQ, wordt na het voorgestelde artikel 150q een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 6b.7 Aanvullende maatregelen transitieperiode voor pensioenfondsen

Artikel 150r. Opschorting individuele waardeoverdracht

  • 1. De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:

    • a. bij het overdragende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, maar bij het ontvangende pensioenfonds wel; of

    • b. bij het ontvangende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, maar bij het overdragende pensioenpensioenfonds wel.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien het overdragende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 102a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het ontvangende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 102a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m.

  • 4. De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht herleeft zodra zowel bij het ontvangende als het overdragende pensioenfonds waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, dan wel indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede of derde lid.

II

In artikel VII, onderdeel MMM, wordt na het voorgestelde artikel 145p een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a.7 Aanvullende maatregelen transitieperiode pensioenfondsen

Artikel 145q. Opschorting individuele waardeoverdracht

  • 1. De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:

    • a. bij het overdragende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 145l heeft plaatsgevonden, maar bij het ontvangende pensioenfonds wel; of

    • b. bij het ontvangende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 145l heeft plaatsgevonden, maar bij het overdragende pensioenfonds wel.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien het overdragende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 109a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 145l.

  • 3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het ontvangende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 109a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 145l.

  • 4. De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht herleeft zodra zowel bij het ontvangende als het overdragende pensioenfonds waardeoverdracht als bedoeld in artikel 145l heeft plaatsgevonden, dan wel indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede of derde lid.

Toelichting

Dit amendement regelt een tijdelijke pauze in individuele waardeoverdrachten tijdens (een deel van) de transitieperiode. Tijdens de transitieperiode kan het namelijk voorkomen dat het ene pensioenfonds pensioenaanspraken al heeft ingevaren, maar een ander pensioenfonds nog niet. Er kan sprake zijn van twee situaties:

  • 1. Het overdragende fonds heeft nog niet ingevaren, maar het ontvangende fonds wel.

  • 2. Het overdragende fonds heeft al wel ingevaren, maar het ontvangende fonds niet.

Beide situaties kunnen onduidelijkheid opleveren. Het proces rond de transitie en het invaren moet zo inzichtelijk en zorgvuldig mogelijk gemaakt worden. Wanneer er tijdens de transitieperiode een individuele waardeoverdracht plaatsvindt waarbij de ene partij al wel heeft ingevaren maar de andere niet, wordt het voor de deelnemer ondoorzichtig welke effecten zijn opgetreden door het invaren zelf en welk effect de individuele waardeoverdracht heeft. Dit doet zich met name voor in de eerste situatie. In de tweede situatie wordt een deelnemer twee keer geconfronteerd met de transitie. Daar waar deze al was ingevaren in het nieuwe stelsel wordt deze weer teruggezet in het oude stelsel. Ook dit levert voor de deelnemer een ondoorzichtige situatie op. Door het opschorten van het recht op waardeoverdracht tijdens een deel van de transitie wordt voorkomen dat het voor de deelnemer toch al ingewikkelde proces verder wordt gecompliceerd.

Daarbij wordt opgemerkt dat de opschorting slechts beperkt mogelijk is. Als beide pensioenuitvoerders nog niet zijn ingevaren, kunnen waardeoverdrachten nog plaats vinden. En zodra beide betrokken pensioenuitvoerders zijn ingevaren, herleeft het recht op waardeoverdracht. Opschorting van de waardeoverdracht is daarnaast niet van toepassing indien een van de beide betrokken pensioenuitvoerders heeft aangegeven dat er niet zal worden ingevaren. Enkel in gevallen waarin beide pensioenuitvoerders hebben aangegeven te willen invaren, waarbij de ene wel en de andere nog niet is ingevaren, wordt de individuele waardeoverdracht tijdelijk stop gezet. Direct nadat beide uitvoerders zijn ingevaren herleeft het recht op waardeoverdracht.

Stoffer Van Beukering-Huijbregts Smals

Naar boven