Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2022
Het lid Van Kent (SP) heeft mij gevraagd om een inhoudelijke reactie op de brandbrief
van 40 ondertekenaars over het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen.
Deze brief bevat in belangrijke mate een herhaling van de boodschap die drie jaar
geleden door grotendeels dezelfde ondertekenaars is gegeven. Deze boodschap past in
een al veel langer lopend rekenrentedebat in het huidige stelsel. Dat continue debat
vormt juist één van de aanleidingen voor de invoering van het nieuwe stelsel. Zo hebben
een tiental deskundigen kort na de voornoemde brief van 3 jaar geleden in Economisch
Statistische Berichten een tegenreactie gegeven, waarin zij hebben toegelicht dat
jongeren slechter af zijn bij een aanpassing van de rekenrente.1
Het voorstel om de rekenrente te stabiliseren en te verhogen wordt ook in de huidige
brief voorgesteld als een maatregel die het huidige stelsel verbetert voor alle generaties.
Wat een hogere rekenrente echter feitelijk doet, is hetzelfde collectieve fondsvermogen
anders verdelen, namelijk in het voordeel van gepensioneerden en ten laste van werkenden.
Met een rekenrente boven de marktrente wordt onzeker toekomstig rendement ingerekend,
dat feitelijk niet is behaald en waarvan het maar de vraag is of dat in toekomst zal
worden behaald. Daarom heeft toekomstig onzeker rendement ook geen economische waarde.
Rendementen uit het verleden bieden geen garanties voor de toekomst.
Met een hogere rekenrente dan de feitelijke rente kunnen direct hogere pensioenen
uitgekeerd worden, omdat de dekkingsgraad op papier verbetert. Omdat het fondsvermogen
niet is gestegen, wordt dit betaald uit fondsvermogen dat bestemd is voor de dekking
van het toekomstige pensioen van jongere deelnemers. Dat is geen toekomstbestendige
vormgeving van een pensioenstelsel, maar een hypotheek nemen op de toekomst, ten laste
van jongere generaties.
Verder geven de ondertekenaars aan dat met een stabiele rekenrente veel minder in
vastrentende waarden belegd hoeft te worden om het risico op een daling van de rente
af te dekken. Ook hier geldt dat renterisico niet weg is, door op papier af te spreken
dat de rente stabiel is. De werkelijkheid van financiële markten verandert daardoor
immers niet. Het feit dat een lage rente een probleem is voor ieder kapitaalgedekt
stelsel – kapitaalgedekte pensioenuitkeringen worden hierdoor duurder – wordt door
de ondertekenaars niet opgelost, maar weggedefinieerd en daarmee doorgeschoven naar
de toekomst. Daarbij wil ik nog opmerken dat het nieuwe stelsel geen expliciete restricties
oplegt aan de beleggingsrisico’s die fondsen mogen nemen. Bovendien kan bescherming
tegen renterisico in het nieuwe stelsel gericht naar leeftijden worden toebedeeld,
waardoor fondsen uit de spagaat worden gehaald dat ze voor het gehele fondsbestand
– van jong tot oud – in dezelfde mate een bepaalde mate van renteafdekking moeten
hanteren. Wel is het van belang dat de mate van beleggingsrisico past bij de risico’s
die deelnemers kunnen en willen lopen.
De huidige extreme inflatie is voor ieder kapitaalgedekt stelsel een grote uitdaging.
Dat geldt voor het huidige stelsel en voor het nieuwe stelsel. Uitgaande van een toekomstbestendig
pensioenstelsel voor alle generaties, waarbij ook jongere generaties ervan verzekerd
zijn dat voldoende pensioenvermogen voor hen gereserveerd blijft, kan het nieuwe stelsel
echter wel beter omgaan met die situatie. Overrendementen komen sneller bij de deelnemers
terecht, het beleggingsbeleid kan gerichter worden vormgegeven en de solidariteitsreserve
kan ingezet worden voor inflatiebescherming.
De aandachtspunten die de schrijvers van het manifest zien rondom de invoering van
het nieuwe stelsel, herken ik. Daarom nemen we daar ook ruim de tijd voor. Pensioenfondsen
zijn ook al lang bezig met voorbereidingen, in afwachting van de nieuwe wetgeving.
Zij geven aan dat ze nu vooral duidelijkheid verlangen van de politiek.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten