36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 31 AMENDEMENT VAN HET LID STOFFER

Ontvangen 12 oktober 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel Y, vervalt het voorgestelde artikel 48c, derde en vierde lid.

II

In artikel VII, onderdeel Y, vervalt het voorgestelde artikel 59c, derde en vierde lid.

Toelichting

Middels dit amendement krijgt de nieuwe geschilleninstantie een permanent karakter. In het huidige wetsvoorstel is deze instantie tijdelijk, namelijk tot 1 januari 2028. De indiener acht het wenselijk dat er ook na deze datum een instantie is die geschillen op een laagdrempelige manier kan beslechten. Op deze manier wordt de rechtsbescherming van deelnemers verbeterd.

De indiener wijst erop dat er reeds een permanente geschilleninstantie bestaat voor geschillen tussen financiële dienstverleners en hun klanten, deze is echter niet specifiek gericht op pensioenen. Voor geschillen omtrent pensioenen is er op dit moment geen vergelijkbare instantie. Wel is er een Ombudsman Pensioenen, die reeds een belangrijke rol vervult door te adviseren en te bemiddelen in geschillen. Deze adviezen zijn echter niet bindend, maar adviserend van aard. Ook zijn pensioenuitvoerders niet verplicht aangesloten bij de Ombudsman Pensioenen, terwijl deze verplichting wel geldt voor de geschilleninstantie. De geschilleninstantie richt zich op geschillenbeslechting en kan wel bindend advies geven. De geschilleninstantie onderscheidt zich ook van de interne klachten- en geschillenprocedure binnen pensioenuitvoerders, bijvoorbeeld door de onafhankelijkheid van de instantie. Ten slotte kan de geschilleninstantie een te grote werklast voor de rechtspraak voorkomen, doordat deze instantie een zekere zeeffunctie heeft. De instantie kan namelijk geschillen op een laagdrempelige wijze beslechten, waardoor de gang naar de rechter niet gemaakt hoeft te worden. Alles overziend is de indiener van mening dat een permanente geschilleninstantie een bestaande leemte in de rechtsbescherming kan vullen.

Binnen vijf jaar is een evaluatie van de geschilleninstantie voorzien. Op basis van die evaluatie wordt, volgens de toelichting op de wet, besloten of de geschilleninstantie al dan niet voortgezet wordt. De indiener acht het onwenselijk om deze evaluatie af te wachten. Deelnemers zitten dan lang in onzekerheid of de instantie permanent gemaakt wordt, wat afbreuk doet aan de rechtsbescherming. Daarnaast is de reikwijdte van geschillen waar de geschilleninstantie zich over mag buigen niet noodzakelijkerwijs beperkt tot geschillen omtrent de transitie. In die zin acht de indiener het ook niet gerechtvaardigd deze instantie enkel tijdens de transitieperiode te laten bestaan.

Stoffer

Naar boven