36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 180 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2022

In de tweede termijn van het plenaire debat over de Wet toekomst pensioenen van donderdag 15 december jl. ben ik in de beantwoording ingegaan op vragen over de kosten van de afschaffing van de doorsneesystematiek (Handelingen II 2022/23, nr. 36, Wet toekomst pensioenen). Het lid Léon de Jong (PVV) heeft gevraagd om dit antwoord ook schriftelijk met de Kamer te delen. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Enkele transitie

In het debat heb ik verwezen naar een CPB-studie uit 2017 waarin is ingegaan op de overgangseffecten bij afschaffing van de doorsneesystematiek.1 In deze studie wordt in figuur 4.1 weergegeven dat het totale overgangseffect lager is bij een nominale rente onder 1% en lager is bij rente boven 4%. Bij een lage rente is het overgangseffect beperkt, omdat de staffel voor de pensioenopbouw dan nagenoeg vlak is. Bij een hoge rente is het overgangseffect beperkt omdat dan maar weinig fondsvermogen nodig is om aan de verplichtingen te voldoen. Uit figuur 4.1 van deze notitie blijkt dat bij een nominale rente van 2,5% het overgangseffect van een zogenoemde enkele transitie ongeveer 65 miljard euro bedraagt. Deze enkele transitie beschouwt het geïsoleerde effect van de afschaffing van de doorsnee- opbouw, zonder daarbij de effecten op het toekomstige pensioenperspectief als gevolg van de overgang naar het nieuwe stelsel in ogenschouw te nemen. Over deze «dubbele transitie» zal ik later in deze brief in gaan.

De verwachte overgangseffecten van het enkel afschaffen van de doorsneesystematiek zijn zoals gezegd afhankelijk van de ontwikkeling van de nominale rente. De uniforme scenarioset geeft zicht op de verwachte renteontwikkeling in de komende decennia. Uit de berekeningen die door DNB zijn uitgevoerd met de scenarioset zoals recent geadviseerd door de Commissie Parameters blijkt dat de effecten van de afschaffing doorsneesystematiek naar verwachting lager uitvallen dan bij de huidige scenarioset. Dat komt omdat in de nieuwe scenarioset op lange termijn een lagere rente wordt verondersteld dan in de huidige set. Uitgedrukt in termen van netto profijt blijkt in deze berekeningen het negatieve effect van impact afschaffing doorsneesystematiek met ongeveer 40% kleiner te worden.2

Ik wijs erop dat ik dit ook in de Kamerbrief van 12 december over de impactberekeningen van de Commissie Parameters reeds heb benoemd.3

Dubbele transitie

Zoals ik ook in het debat heb aangegeven ziet de eerder genoemde CPB-studie enkel op de kosten van het afschaffen van de doorsneesystematiek binnen het bestaande contract. Zoals meermaals betoogd worden de overgangseffecten verkleind wanneer gelijktijdig wordt overgegaan naar een ander pensioencontract met minder bufferopbouw, de zogenoemde «dubbele transitie». In alle berekeningen die gedurende de wetsbehandeling met de Kamer zijn gedeeld is telkens gekeken naar de totale transitie-effecten. Hierbij is van belang op te merken dat uit doorrekeningen blijkt dat de afschaffing van de doorsneesystematiek gelijktijdig met de overgang naar een van de nieuwe pensioencontracten, waarbij rendementen eerder worden uitgedeeld, voor de meeste deelnemers juist leidt tot een hoger pensioenperspectief. Zoals nadrukkelijk benoemd zijn deze uitkomsten afhankelijk van fondsspecifieke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de bestandssamenstelling, de financiële positie van het pensioenfonds en de invulling van het nieuwe contract. Uiteindelijk zijn sociale partners verplicht om afspraken en bepalen zij of deelnemers in hun sector door de overstap naar het nieuwe pensioencontract minder pensioenopbouw krijgen dan verwacht en welke compensatie voor deze deelnemers adequaat is.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

CPB-notitie, 21 juni 2017, Overgangseffecten bij afschaffing van de doorsneesystematiek.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 32 043, nr. 597, pagina 48.

X Noot
3

Kamerstuk 32 043, nr. 597.

Naar boven