36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 168 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN NIJBOER EN MAATOUG TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 59

Ontvangen 15 december 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt na onderdeel C, een nieuw onderdeel ingevoegd luidende:

Ca

In artikel 8, vijfde lid, onderdeel a, wordt «21 jaar» vervangen door «18 jaar».

II

Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «21-jarige» telkens vervangen door «18-jarige».

2. In het tweede lid wordt «in meer dan 26 weken» vervangen door «in meer dan acht weken» en wordt «de termijn van 26 weken» vervangen door «de termijn van acht weken».

3. In het derde lid wordt «21 jaar» vervangen door «18 jaar» en wordt 21-jarige» vervangen door «18-jarige».

III

In artikel I, onderdeel UUU, wordt voor artikel 220d een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 220ca. Overgangsrecht toetredingsleeftijd

Werknemers van 18 jaar of ouder die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ca en H, eerste onderdeel, van de Wet toekomst pensioenen niet in de pensioenregeling van hun werkgever deelnemen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toetredingsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf het tijdstip waarop de Wet toekomst pensioenen inwerking treedt.

IV

In artikel VII wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 22, tweede lid, wordt «eenentwintig» vervangen door «achttien».

V

In artikel VII, onderdeel QQQ, wordt na artikel 214c, een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 214ca. Overgangsrecht toetredingsleeftijd

Beroepsgenoten van 18 jaar of ouder die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel Fa, van de Wet toekomst pensioenen niet in de beroepspensioenregeling deelnemen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toetredingsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf het tijdstip waarop de Wet toekomst pensioenen inwerking treedt.

VI

In artikel XV wordt aan het slot ingevoegd «en met dien verstande dat artikel I, onderdelen Ca en H, eerste onderdeel, en artikel VII, onderdeel Fa, in werking treden met ingang van 1 januari 2024».

Toelichting

Dit amendement regelt dat de startleeftijd voor pensioenopbouw per 1 januari 2024 wordt verlaagd naar 18 jaar. Werken en pensioenopbouw horen hand in hand te gaan. Omdat de maximale startleeftijd voor pensioenopbouw momenteel 21 jaar is, lopen jongeren echter pensioenopbouw mis. Dit geldt met name voor (vaak praktisch opgeleiden) jongeren die op 18-jarige leeftijd een volwaardige baan hebben. De afschaffing van de doorsneesystematiek versterkt het belang van vroege pensioenopbouw. Ondanks een relatief lage inleg op jonge leeftijd, kan wegens de lange beleggingshorizon een significante bijdrage worden geleverd aan een goed pensioen. De indieners zijn van mening dat een startleeftijd van 18 jaar zowel aansluit bij het streven om zo veel mogelijk werkenden pensioen te laten opbouwen, als de afspraken in het SER MLT over een gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket voor alle werkenden.

Nijboer Maatoug

Naar boven