36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 165 TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID EPHRAIM TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 81

Ontvangen 15 december 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Na artikel 10e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10f. Opheffing van de leenrestrictie

  • 1. De pensioenuitvoerder meldt het voornemen van besluit tot opheffing van de leenrestrictie en zendt de vastlegging en onderbouwing bedoeld in het tweede lid, onverwijld nadat het besluit tot de opheffing is genomen, schriftelijk bij de toezichthouder. De toezichthouder kan binnen een redelijke termijn na de melding een verbod tot de opheffing van de leenrestrictie opleggen.

  • 2. De pensioenuitvoerder legt de opheffing van de leenrestrictie voor bepaalde leeftijdscohorten vast. De opheffing van de leenrestrictie is onderdeel van het beleggingsbeleid en wordt vastgelegd in het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan. Bij de vastlegging van de opheffing wordt in ieder geval het volgende onderbouwd:

    • a. de kwantificatie van de blootstelling aan meer dan 100% beleggingsrisico met een maximum van 125%;

    • b. een nauwkeurige omschrijving van de instrumenten, waaronder een limitatieve lijst van financiële instrumenten, die ten aanzien van opheffing van de leenrestrictie worden gebruikt;

    • c. de risicobeheersmaatregelen die in verband met opheffing van de leenrestrictie worden getroffen met betrekking tot kwalitatief personeel, rekenkundige modellen, operationele en IT-risico’s; en

    • d. dat de opheffing van de leenrestrictie onderdeel is van de rapportage van de houders van de risicobeheerfunctie en interne auditfunctie.

  • 3. De vastlegging wordt ten minste jaarlijks herzien en gemeld aan de toezichthouder.

II

In artikel I, onderdeel SSS, wordt «artikelen 10a, 10b, 10c, 10d, 10e, 17, 21» vervangen door «artikelen 10a, 10b, 10c, 10d, 10e, 10f, 17, 21».

III

Na artikel VII, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

Na artikel 28e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28f. Opheffing van de leenrestrictie

  • 1. De pensioenuitvoerder meldt het voornemen van besluit tot opheffing van de leenrestrictie en zendt de vastlegging en onderbouwing bedoeld in het tweede lid, onverwijld nadat het besluit tot de opheffing is genomen, schriftelijk bij de toezichthouder. De toezichthouder kan binnen een redelijke termijn na de melding een verbod tot de opheffing van de leenrestrictie opleggen.

  • 2. De pensioenuitvoerder legt de opheffing van de leenrestrictie voor bepaalde leeftijdscohorten vast. De opheffing van de leenrestrictie is onderdeel van het beleggingsbeleid en wordt vastgelegd in het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan. Bij de vastlegging van de opheffing wordt in ieder geval het volgende onderbouwd:

    • a. de kwantificatie van de blootstelling aan meer dan 100% beleggingsrisico met een maximum van 125%;

    • b. een nauwkeurige omschrijving van de instrumenten, waaronder een limitatieve lijst van financiële instrumenten, die ten aanzien van opheffing van de leenrestrictie worden gebruikt;

    • c. de risicobeheersmaatregelen die in verband met opheffing van de leenrestrictie worden getroffen met betrekking tot kwalitatief personeel, rekenkundige modellen, operationele en IT-risico’s; en

    • d. dat de opheffing van de leenrestrictie onderdeel is van de rapportage van de houders van de risicobeheerfunctie en interne auditfunctie.

  • 3. De vastlegging wordt ten minste jaarlijks herzien en gemeld aan de toezichthouder.

IV

In artikel VII, onderdeel OOO, wordt «26, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 35» vervangen door «26, 28a, 28b, 28c, 28d, 28e, 28f, 35».

Toelichting

Dit amendement regelt dat beleggen met geleend geld, dat wil zeggen gebruik te maken van financial leverage, pas zal worden toegestaan indien een onder toezicht staand pensioenfonds, dan wel een andere commerciële aanbieder van een oudedagsvoorziening, een zogenaamd risk chapter heeft ingeleverd waarin:

  • 1. de aanvrager zijn risk management adequaat heeft beschreven met betrekking tot personeel, modellen, ICT, operationele optuiging en risicoberekeningen waaronder value at risk;

  • 2. de maximale leverage is gekwantificeerd;

  • 3. de instrumenten die ten aanzien van leverage gebruikt zullen worden, exact omschreven zijn;

  • 4. tweedelijns controles en rapportages (IAD, compliance, Risk Management) in orde zijn;

  • 5. er een limitatieve lijst is van toegestane en te gebruiken financiële instrumenten met speciale nadruk op derivaten;

  • 6. de gevolgen voor de liquiditeit van het fonds in kaart gebracht zijn;

  • 7. het collateral management proces inclusief het soort onderpand dat door het fonds verstrekt- en geaccepteerd zal worden.

Dit risk chapter moet goedgekeurd worden door de relevante toezichthouder (DNB, EIOPA) en jaarlijks herzien en besproken worden met de toezichthouder. Dit gegeven de extra risico’s die beleggen met geleend geld, dus leverage, met zich mee brengt.

Ephraim

Naar boven