36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 136 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN BEUKERING-HUIJBREGTS EN CEDER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 99

Ontvangen 15 december 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel CCC, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «,derde lid,».

2. Voor onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0a. In het tweede lid wordt in de eerste zin na «beleidskeuzes voor de toekomst» ingevoegd «waaronder de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Het oordeel omvat in ieder geval een oordeel over de gemaakte uitvoeringskosten.

3. In het eerste onderdeel wordt «onderdeel h» vervangen door «het derde lid, onderdeel h,».

4. In het tweede onderdeel wordt «Onder» vervangen door «In het derde lid vervallen onder» en vervalt na «door een punt» «vervallen».

II

In artikel I, onderdeel UUU, wordt in artikel 220i, eerste lid, onderdeel a, «adviesrecht voor reglementen,» vervangen door «adviesrecht voor reglementen, de bevoegdheid een oordeel te geven over de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten en het oordeel dat de gemaakte uitvoeringskosten bevat,».

III

In artikel I, onderdeel DDD, wordt na het eerste onderdeel een onderdeel ingevoegd,

1a. In het zevende lid wordt in de eerste zin na «beleidskeuzes voor de toekomst» ingevoegd «waaronder de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Het oordeel omvat in ieder geval een oordeel over de gemaakte uitvoeringskosten.

IV

Artikel VII, onderdeel AAA, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «,derde lid,».

2. Voor onderdeel 1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0a. In het tweede lid wordt in de eerste zin na «beleidskeuzes voor de toekomst» ingevoegd «waaronder de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Het oordeel omvat in ieder geval een oordeel over de gemaakte uitvoeringskosten.

3. In het eerste onderdeel wordt «onderdeel h» vervangen door «het derde lid, onderdeel h,».

4. In het tweede onderdeel wordt «Onder» vervangen door «In het derde lid vervalt onder» en vervalt na «door een punt» «vervalt».

V

In artikel VII, onderdeel QQQ, wordt in artikel 214g, eerste lid, onderdeel a, «109a» vervangen door «109a, 110e, voor zover het betreft de bevoegdheid een oordeel te geven over de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten en het oordeel dat de gemaakte uitvoeringskosten bevat,».

Toelichting

Er bestaan zorgen over hoge kosten van pensioenfondsen en specifiek over kosten die pensioenfondsen maken voor de inhuur van externen, veelal in de vorm van vermogensbeheerders. Hoewel de inhuur hiervan positief kan uitpakken voor de pensioenuitkomst, kan het onwenselijk worden gevonden als een relatief groot deel van het opgebouwde pensioenkapitaal wordt gebruikt voor de inhuur van externen, beheerskosten voor het vermogen of andere grote kostenposten.

Dit amendement regelt dat het verantwoordingsorgaan (VO) dan wel belanghebbendenorgaan (BO) expliciet een oordeel moeten geven over de uitvoeringskosten. Daarvoor informeert het bestuur het VO dan wel BO van het pensioenfonds aan de hand van onder andere het bestuursverslag over de kosten van het pensioenfonds, zoals de kosten die gepaard gaan met de inhuur van externen en de gevolgen daarvan voor deelnemers en gepensioneerden. Het VO dan wel BO geeft hier vervolgens een oordeel over aan het bestuur, eventueel nadat de deelnemers van het pensioenfonds geraadpleegd zijn als een VO of BO dat wenselijk acht. Het oordeel van het VO of BO en de reactie van het bestuur worden opgenomen in het bestuursverslag en daarmee gedeeld met de deelnemers.

Zo wordt niet voorkomen dat pensioenuitvoerders grote uitvoeringskosten hebben, maar wel dat het VO dan wel BO hier een oordeel over heeft gegeven en deelnemers kennis kunnen nemen van dit oordeel. Het oordeel van het VO of BO volgt altijd achteraf, nadat kosten zijn gemaakt voor het door het bestuur uitgevoerde beleid, maar het bestuur van een pensioenfonds zou er goed aan doen om het VO dan wel BO in een vroeg stadium te betrekken zodat het VO dan wel BO mee kan praten over kosten voordat die gemaakt worden. Zo voorkomt het bestuur een negatief oordeel van de deelnemers, zoals vertegenwoordigd door het VO of BO, over het gevoerde beleid.

Van Beukering-Huijbregts Ceder

Naar boven