De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat (werkende) jonge mensen al keihard geraakt zijn door het neoliberale
beleid van de afgelopen jaren, bestaande uit onder andere het niet verhogen van de
(minimum-)lonen, het afbreken van instituties, wetten en regels die werkenden beschermen,
en het flexibiliseren van de arbeidsmarkt, waardoor zij minder zekerheid en slechtere
arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden hebben;
constaterende dat de Wet toekomst pensioenen pretendeert aan te willen sluiten bij
deze nieuwe arbeidsmarkt en daar een beter en passender pensioenstelsel naast zegt
te zetten, maar de problemen juist verergert door onder andere de verandering van
de manier waarop pensioen wordt opgebouwd, waardoor het missen van pensioenopbouw
in je jongere jaren, bijvoorbeeld door je flexcontract, studie, of kinderen, een zwaarder
negatief effect zal hebben op je latere pensioen;
constaterende dat het College voor de Rechten van de Mens al meermaals de noodklok
luidt over deze keiharde financiële afstraffing en dit discriminatoir onderscheid
dat jongeren, en in het specifiek jonge vrouwen, raakt als gevolg van de Wtp;
van mening dat jongeren in zijn algemeenheid, en jonge vrouwen in het specifiek, niet
afgestraft zouden mogen worden voor wie ze zijn, en iedereen, zeker ook in de jongere
jaren, de ruimte moet krijgen om zo veel als mogelijk zelf keuzes te maken en zichzelf
te ontwikkelen door bijvoorbeeld een reis te maken, een bepaalde baan te hebben, voor
de kinderen te zorgen, of te studeren en we niet een pensioensysteem moeten optuigen
dat mensen voor hun keuzes in het eerdere leven, na pensionering disproportioneel
hard afstraft;
verzoekt de regering de noodkreet van het College voor de Rechten van de Mens niet
te negeren en de Wtp met een nota van wijziging zo aan te passen dat discriminatie
op basis van leeftijd en geslacht niet meer voorkomt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Kent