36 063 Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104) (Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 september 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I, onderdeel C, wordt het voorgestelde artikel 2e als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel n wordt «een actieve verkoper als bedoeld in bijlage V, deel I, onderdeel B, onder 3, van Richtlijn 2011/16/EU» vervangen door «een actieve verkoper, die geen uitgesloten verkoper is, die een ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU van een lidstaat of ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, of die een onroerend goed heeft verhuurd dat in een lidstaat of gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied is gelegen».

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

y. OESO-modelregels: de modelregels zoals goedgekeurd op 29 juni 2020 met als citeertitel: «OECD (2020), Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, OECD, Paris».

2

In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6g, eerste lid, «10j, tweede, derde en vierde lid» vervangen door «10j, tweede, derde en vijfde lid».

3

Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het voorgestelde artikel 10j wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bedoeld in het tweede, derde en vierde lid» vervangen door «bedoeld in het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid» en wordt na «indien dat niet het geval is» ingevoegd «en die rapporterende platformexploitant ook geen fiscaal ingezetene is van een lidstaat».

2. In het derde lid, aanhef, wordt «elke te rapporteren verkoper die een andere» vervangen door «elke te rapporteren verkoper die ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU van een lidstaat en een andere».

3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn met betrekking tot elke te rapporteren verkoper die een andere relevante activiteit heeft verricht dan de verhuur van onroerende zaken en die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat:

a. de inlichtingen die op grond van deel II, paragraaf B, OESO-modelregels worden verzameld;

b. ieder ander beschikbaar fiscaal identificatienummer, inclusief de staat van uitgifte;

c. de identificatiecode van de financiële rekening, voor zover bekend bij de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de staat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, niet heeft bekendgemaakt dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de financiële rekening voor dat doel te gebruiken;

d. de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd indien deze verschillend is van de naam van de te rapporteren verkoper en voor zover deze bekend is bij de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot die rekeninghouder;

e. elke staat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels;

f. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd, weergegeven per kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten waarvoor deze is betaald of gecrediteerd;

g. alle honoraria, commissielonen of belastingen die door de rapporterende platformexploitant werden ingehouden of geheven, weergegeven per kwartaal van de rapportageperiode.

4. In het vijfde lid, aanhef, (nieuw) wordt «elke te rapporteren verkoper die als relevante activiteit» vervangen door «elke te rapporteren verkoper die ingezetene is als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU van een lidstaat en als relevante activiteit».

5. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zevende en achtste lid, wordt na het vijfde lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

6. De gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn met betrekking tot elke te rapporteren verkoper die als relevante activiteit de verhuur van onroerende zaken heeft verricht en die ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat:

a. de inlichtingen die op grond van deel II, paragraaf B, OESO-modelregels worden verzameld;

b. ieder ander beschikbaar fiscaal identificatienummer, inclusief de staat van uitgifte;

c. de identificatiecode van de financiële rekening, voor zover bekend bij de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de staat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, niet heeft bekendgemaakt dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de financiële rekening voor dat doel te gebruiken;

d. de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd indien deze verschillend is van de naam van de te rapporteren verkoper en voor zover deze bekend is bij de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot die rekeninghouder;

e. elke staat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels;

f. het adres van elke eigendomslijst, vastgesteld op basis van de procedures als omschreven in deel II, paragraaf E, OESO-modelregels en, indien beschikbaar, het kadasternummer of het equivalent daarvan in het nationale recht van de lidstaat waar de onroerende zaak gelegen is;

g. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd, weergegeven per kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten dat is verricht voor elke eigendomslijst;

h. alle honoraria, commissielonen of belastingen die door de rapporterende platformexploitant werden ingehouden of geheven, weergegeven per kwartaal van de rapportageperiode;

i. voor zover beschikbaar, het aantal dagen dat elke eigendomslijst werd verhuurd tijdens de rapportageperiode en het type van elke eigendomslijst.

6. In het achtste lid (nieuw) wordt «het tweede, derde en vierde lid» vervangen door «het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid» en »die gegevens en inlichtingen» vervangen door «de gegevens en inlichtingen bedoeld in het tweede, derde en vijfde lid».

b. In het voorgestelde artikel 10k, eerste lid, wordt «artikel 10j, tweede, derde en vierde lid» vervangen door «artikel 10j, tweede, derde en vijfde lid».

c. Het voorgestelde artikel 10l wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «artikel 10j, derde of vierde lid» vervangen door «artikel 10j, derde of vijfde lid».

2. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. De rapporterende platformexploitant, bedoeld in het tweede lid, rapporteert aan Onze Minister de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het derde lid en in artikel 10j, vierde en zesde lid, met betrekking tot de rapportageperiode uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de verkoper als te rapporteren verkoper is aangemerkt.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «artikel 10j, derde en vierde lid» vervangen door «artikel 10j, derde en vijfde lid».

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «artikel 10j, zesde lid» vervangen door «artikel 10j, achtste lid».

d. In het voorgestelde artikel 10o wordt «derde en vierde lid» vervangen door «derde, vierde, vijfde en zesde lid».

4

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt na artikel 53 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 53bis

1. Rapporterende platformexploitanten als bedoeld in artikel 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, zijn verplicht om gegevens en inlichtingen als bedoeld in artikel 10j, tweede, derde en vijfde lid, en artikel 10l, derde en vijfde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen te rapporteren aan de inspecteur, voor zover de te rapporteren verkoper, bedoeld in artikel 2e, onderdeel n, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, een ingezetene als bedoeld in bijlage V, deel II, onderdeel D, van Richtlijn 2011/16/EU is van Nederland of voor zover de relevante activiteit van de te rapporteren verkoper de verhuur van onroerende zaken betreft van in Nederland gelegen onroerende zaken. De rapporterende platformexploitant verstrekt de gegevens en inlichtingen met betrekking tot de rapportageperiode, bedoeld in artikel 2e, onderdeel u, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin een verkoper als te rapporteren verkoper is aangemerkt.

2. Artikel 10i van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing voor zover de rapportage ziet op gegevens en inlichtingen als bedoeld in het eerste lid.

3. De artikelen 10j, achtste lid, 10l, zevende en achtste lid, 10m, 10o en 10p van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen zijn van overeenkomstige toepassing op de rapporterende platformexploitant, bedoeld in het eerste lid, met het oog op het door die platformexploitant rapporteren van gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid.

4. Bij toepassing van artikel 69 met betrekking tot de verplichtingen die volgen uit het eerste, tweede en derde lid vervalt het vereiste dat het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

Toelichting

I. Algemeen

Deze nota van wijziging voorziet in een aantal aanpassingen van het wetsvoorstel implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Met dit wetsvoorstel wordt Richtlijn (EU) 2021/514 in de Wet op de internationale bijstand bij de heffing van belastingen (WIB) geïmplementeerd.1

Ten eerste wordt in deze nota van een wijziging voorgesteld ter verduidelijking dat als een rapporterende platformexploitant een ingezetene is van een EU-lidstaat, men niet meer toekomt aan de rapportageverplichting in een andere EU-lidstaat2. In het wetsvoorstel is uitgegaan van een andere lezing van dit onderdeel, maar na duiding door de Europese Commissie bleek die interpretatie onjuist. Daarom wordt dit onderdeel met deze nota van wijziging verbeterd.

Ten tweede wordt in deze nota van wijziging voorgesteld om meerdere artikelen van de WIB aan te passen in verband met de implementatie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) «Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy» (de modelregels). Deze zijn op 3 juli 2020 gepubliceerd3, na te zijn goedgekeurd op 29 juni 2020 door het OESO/G20 «Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting» (IF BEPS).4

Op basis van de OESO-modelregels zal een platformexploitant die in Nederland rapporteert ook verplicht zijn om inlichtingen te verzamelen, verifiëren en rapporteren voor te rapporteren verkopers die gevestigd zijn in een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied. Door de in deze nota van wijziging voorgestelde aanpassingen, worden deze situaties ook vastgelegd in de WIB. Opgemerkt wordt dat deze verplichting alleen geldt als het gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied aan het coördinerende secretariaat van de OESO heeft laten weten op een wederkerige basis uit te willen wisselen.5 Als dat niet het geval is, zijn er voor een platformexploitant die in Nederland rapporteert geen verzamel- en verificatievereisten, noch is er een rapportageverplichting ten aanzien van verkopers die gevestigd zijn in het gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied. De OESO zal op haar website bijhouden welke uitwisselingsrelaties tot stand komen, per wanneer die van kracht zijn en of die wederkerig zijn, net zoals dat nu ook het geval is voor Country-by-Country Reporting en de Common Reporting Standard.6

Door de totstandkoming en de implementatie van de OESO-modelregels zijn er nu niet alleen binnen de Europese Unie (EU) rapportageverplichtingen voor platformexploitanten geïntroduceerd (door middel van Richtlijn (EU) 2021/514)), maar ook in OESO-verband (door middel van de modelregels). Vanwege deze samenloop is het belangrijk om dubbele rapportage te voorkomen en de administratieve lasten voor platformexploitanten te minimaliseren. Daarom bevat Richtlijn (EU) 2021/514 een zogenoemd switch off-mechanisme.7 Het switch off-mechanisme bestaat onder andere uit een ontheffing van de registratie- en rapportageverplichting voor buitenlandse platformexploitanten ten aanzien waarvan al gelijkwaardige inlichtingen worden uitgewisseld.8 Het switch off-mechanisme is al opgenomen in het wetsvoorstel implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie, en is daarom geen onderdeel van deze nota van wijziging.

Verschillen OESO-modelregels en Richtlijn (EU) 2021/514

De inlichtingen die een platformexploitant moet verzamelen van te rapporteren verkopers in een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, moeten voldoen aan de OESO-modelregels. Deze wijken op een aantal onderdelen af van Richtlijn (EU) 2021/514. Deze afwijkingen zien op de volgende onderwerpen:

  • 1. bepalen waar de te rapporteren verkoper ingezetene is; en

  • 2. welke informatie over de te rapporteren verkoper verzameld, geverifieerd en gerapporteerd moet worden.

Ingezetene

Richtlijn (EU) 2021/514 bepaalt dat de verkoper een ingezetene is van de EU-lidstaat waar deze zijn hoofdadres heeft. Indien een verkoper een Tax Identification Number (TIN)9 heeft die afgegeven is in een andere EU-lidstaat dan de EU-lidstaat waar het hoofdadres in is gelegen, beschouwt de rapporterende platformexploitant de verkoper ook als een ingezetene van de EU-lidstaat die aan de verkoper een TIN heeft afgegeven. Indien de verkoper inlichtingen heeft verstrekt in verband met het bestaan van een vaste inrichting beschouwt een rapporterende platformexploitant een verkoper ook als een ingezetene van die EU-lidstaat die de verkoper heeft opgegeven. Daarnaast wordt een verkoper door de rapporterende platformexploitant ook als ingezetene aangemerkt van elke EU-lidstaat die wordt bevestigd door een elektronische identificatiedienst die door een EU-lidstaat of de Unie ter beschikking is gesteld.10

De OESO-modelregels bepalen waar een te rapporteren verkoper ingezetene is. Dit wordt bepaald op basis van het hoofdadres en, indien van toepassing, door een bevestiging van ingezetenheid door een elektronische identificatiedienst van een rapporterende staat11.

Om te bepalen of inlichtingen moeten worden uitgewisseld met niet-EU landen, moet worden vastgesteld van welke niet-EU landen een verkoper ingezetene is. Voor het begrip ingezetene bij uitwisseling met een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied zal aangesloten worden bij de definitie in de OESO-modelregels.12 Vanwege de directe doorwerking van het WABB-verdrag, hoeft deze term niet te worden gedefinieerd in de wet.

Daar waar het begrip ingezetene relevant is voor de verzamel- en verificatievereisten wordt in de bij deze nota van wijziging voorgestelde aanpassingen direct verwezen naar de definitie van ingezetene in de OESO-modelregels.

Verzamel- en verificatievereisten en te rapporteren inlichtingen over te rapporteren verkopers

Om aan de rapportageverplichting te kunnen voldoen, zijn rapporterende platformexploitanten gehouden specifieke inlichtingen te verzamelen over verkopers die gebruikmaken van hun digitale platform op grond van zogenoemde verzamel- en verificatievereisten, in Richtlijn (EU) 2021/514 ook wel due diligence-procedures genoemd.13 Deze verzamel- en verificatievereisten worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur, waarbij strikt wordt aangesloten bij Richtlijn (EU) 2021/514 en geen andere vereisten worden gesteld dan die de richtlijn voorschrijft. In dat besluit wordt allereerst vastgesteld welke gegevens de rapporterende platformexploitanten van hun verkopers moeten verzamelen om vervolgens te rapporteren aan Onze Minister. Verder geeft dit besluit handvatten voor rapporterende platformexploitanten hoe zij de verzamelde informatie moeten verifiëren.

Richtlijn (EU) 2021/514 vereist ten opzichte van de OESO-modelregels extra informatie, namelijk voor elke verkoper die een natuurlijke persoon en geen uitgesloten verkoper is: de geboorteplaats van die verkoper als de (lid)staat van afgifte van de TIN niet bekend is en het btw-identificatienummer van die verkoper, indien van toepassing.14 Voor niet-natuurlijke personen die geen uitgesloten verkoper zijn, vereist Richtlijn (EU) 2021/514 ten opzichte van de OESO-modelregels ook extra informatie, namelijk informatie over het bestaan van elke vaste inrichting via welke relevante activiteiten worden verricht in de Unie, met aanduiding van elke respectievelijke EU-lidstaat waar een dergelijke vaste inrichting is gelegen.

Deze extra informatie hoeft voor te rapporteren verkopers die gevestigd zijn in een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied niet verzameld, geverifieerd en gerapporteerd te worden. Met deze nota van wijziging worden twee extra leden ingevoegd om de rapportageverplichtingen op basis van de OESO-modelregels, wettelijk vast te leggen.15

Rapportage over niet-grensoverschrijdende activiteiten

Richtlijn (EU) 2021/514 schrijft voor dat de rapportageverplichting zowel op grensoverschrijdende als op niet-grensoverschrijdende activiteiten betrekking moet hebben. Dit teneinde de doeltreffendheid van de rapportagevoorschriften, de goede werking van de interne markt, een gelijk speelveld en het non-discriminatiebeginsel te waarborgen. Ook vermindert een dergelijke toepassing van de rapportagevoorschriften de administratieve lasten voor de digitale platforms.16 Omdat de WIB ziet op het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen (met andere woorden grensoverschrijdende activiteiten), past het niet een verplichting tot het rapporteren van niet-grensoverschrijdende activiteiten op te nemen in die wet of onderliggend besluit.17. Dit is de reden waarom met deze nota van wijziging een nieuw artikel in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt voorgesteld.18 Dit voorgestelde artikel in de AWR bepaalt dat de rapportageverplichting ten aanzien van rapporterende platformexploitanten die zijn gehouden aan de Belastingdienst te rapporteren19, ook geldt ten aanzien van louter binnenlandse activiteiten. Hiermee wordt bedoeld dat dergelijke in Nederland rapporterende platformexploitanten ook dienen te rapporteren over verkopers die uitsluitend ingezetene zijn van Nederland of verkopers die onroerend goed verhuren dat in Nederland is gelegen. Dit betekent dat de Belastingdienst van rapporterende platformexploitanten die zijn gehouden aan Onze Minister te rapporteren, niet alleen gegevens en inlichtingen krijgt met het oog op de uitwisseling daarvan in het kader van wederzijdse bijstand, maar ook met het oog op de belastingheffing in Nederland zelf. Zonder het onderhavige artikel zou de Belastingdienst over dergelijke verkopers geen gegevens en inlichtingen verkrijgen. Gezien het feit dat de informatie voor verschillende belastingmiddelen relevant kan zijn20, is gekozen voor een nieuwe bepaling in de AWR die de grondslag vormt voor de rapportageverplichting.

Wat betreft de systematiek van de rapportageverplichting wordt voor de Nederlands ingezetenen volledig aangesloten bij de systematiek die Richtlijn (EU) 2021/514 voorschrijft. Voor rapporterende platformexploitanten betekent dit dat zij geen onderscheid hoeven te maken tussen de verplichtingen die gelden inzake rapportage aan de Belastingdienst over ingezetenen van uitsluitend Nederland en ingezetenen van (ook) een andere staat of staten. Zoals gesteld is het overgrote deel van de te implementeren bepalingen van Richtlijn (EU) 2021/514 al opgenomen – en tevens uitgebreid toegelicht – in het wetsvoorstel implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie.21

Boetesystematiek

Ingevolge Richtlijn (EU) 2021/51422 dienen lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat sancties worden uitgevoerd en dat die sancties doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de verplichtingen op grond van de in deze nota van wijziging opgenomen artikel in de AWR23, zijn de strafrechtelijke bepalingen van hoofdstuk IX AWR van toepassing. Het niet voldoen aan de verplichtingen kan zowel een overtreding als een misdrijf zijn, afhankelijk van de mate van schuld die de rapporterende platformexploitant treft.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1

Artikel I, onderdeel C (artikel 2e van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

In het voorgestelde artikel 2e, onderdelen a tot en met x, WIB worden de definities gegeven die relevant zijn voor de artikelen waarmee Richtlijn (EU) 2021/514 in de WIB is geïmplementeerd. Met deze nota van wijziging wordt artikel 2e, onderdeel n, aangepast om de definitie ook passend te laten blijven na de implementatie van de OESO-modelregels. Voorafgaand aan deze wijziging wordt voor de definitiebepaling verwezen naar Richtlijn (EU) 2021/514, waarbij wordt gesproken over «ingezetenen van een EU-lidstaat of onroerend goed dat in een EU-lidstaat is gelegen». Met deze nota van wijziging wordt de definitie uitgebreid, waardoor te rapporteren verkopers ingezetenen zijn van een EU-lidstaat of van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, of onroerend goed dat in een EU-lidstaat of gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied is gelegen.

Daarnaast wordt, in verband met de uitbreiding van de WIB naar situaties die gedekt zijn door de OESO-modelregels, voorgesteld om aan artikel 2e een onderdeel (onderdeel y) toe te voegen, waarin wordt gedefinieerd wat de OESO-modelregels zijn. Deze modelregels volgen uit het op 3 juli 2020 gepubliceerde rapport van de OESO (OECD (2020), Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, OECD, Paris)24, en zijn te vinden op de openbare website van de OESO. De modelregels zijn op 29 juni 2020 goedgekeurd door het OESO/G20 «Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting» (IF BEPS).

Onderdeel 2

Artikel I, onderdeel H (artikel 6g van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

Met deze wijziging wordt de in het voorgestelde artikel 6g, eerste lid, WIB opgenomen verwijzing naar artikel 10j WIB aangepast vanwege de vernummering van de leden van het voorgestelde artikel 10j WIB als gevolg van deze nota van wijziging. Door deze wijziging blijft de strekking van de bepaling ongewijzigd. Het voorgestelde artikel 6g, eerste lid, WIB blijft uitsluitend gelden voor de rapportage op grond van Richtlijn (EU) 2021/514.

Onderdeel 3

Artikel I, onderdeel N

(artikel 10j van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

Het voorgestelde artikel 10j, eerste lid, WIB regelt de rapportageverplichting van een rapporterende platformexploitant door te bepalen of er voldoende economische binding met Nederland is. Op basis van de tekst in het voorstel van wet zoals dat luidde voor deze nota van wijziging, bestond een rapportageverplichting in Nederland op basis van artikel 10j, eerste lid, WIB als de rapporterende platformexploitant fiscaal ingezetene is van Nederland of, als dat niet het geval is, de rapporterende platformexploitant voldoet aan een van de volgende voorwaarden: hij is opgericht naar Nederlands recht (onderdeel a), de plaats van werkelijke leiding bevindt zich in Nederland (onderdeel b) of hij heeft een vaste inrichting in Nederland en hij is geen gekwalificeerde platformexploitant buiten de Europese Unie (onderdeel c).

Hierdoor zou een rapporterende platformexploitant die in een andere lidstaat ingezetene is nog steeds een rapportageverplichting in Nederland hebben zodra aan artikel 10j, eerste lid, onderdeel a, onderdeel b of onderdeel c, WIB voldaan zou zijn. Daarmee zou hij dus kunnen kiezen waar hij rapporteert, in Nederland of in die andere lidstaat. Bij navraag bij de Europese Commissie bleek dit een verkeerde interpretatie te zijn van de tekst van Richtlijn (EU) 2021/514. Als een rapporterende platformexploitant die geen fiscaal ingezetene is van Nederland, is opgericht naar Nederlands recht, een plaats van werkelijke leiding in Nederland heeft, of een vaste inrichting heeft in Nederland en geen gekwalificeerde platformexploitant buiten de Europese Unie is, kan hij niet in Nederland rapporteren als hij reeds ingezetene is van een andere EU-lidstaat. Deze nota van wijziging wijzigt, gelet op het voorgaande, het voorgestelde artikel 10j, eerste lid, aanhef, WIB door op te nemen dat de rapporterende platformexploitant ook geen fiscaal ingezetene is van een (andere) lidstaat.

Verder wordt het voorgestelde artikel 10j, eerste lid, WIB aangepast met als doel ook een rapportageverplichting in het leven te roepen voor te rapporteren verkopers die ingezetene zijn van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied. In het voorgestelde artikel 10j, eerste lid, WIB wordt daarom ook verwezen naar voorgesteld artikel 10j, vierde en zesde lid (nieuw), WIB, waarin de te rapporteren gegevens voor ingezetenen van gekwalificeerde niet-Unierechtsgebieden zijn opgenomen.

Het voorgestelde artikel 10j, derde lid, WIB wordt met deze nota van wijziging nader gespecificeerd. Het voorgestelde artikel 10j, derde lid, WIB behelst namelijk de rapportageverplichting over te rapporteren verkopers die ingezetene zijn van een lidstaat, voor zover de verrichte relevante activiteit niet de verhuur van onroerend goed betreft. Met de voorgestelde wijziging wordt nader verduidelijkt dat het in artikel 10j, derde lid, WIB gaat om een te rapporteren verkoper die ingezetene is van een lidstaat. Een vergelijkbare wijziging is opgenomen in het voorgestelde artikel 10j, vijfde lid (nieuw), WIB. Ook hier wordt met de nota van wijziging een specificatie aangebracht in de aanhef van artikel 10j, vijfde lid, WIB zodat duidelijk wordt dat het voorgestelde artikel 10j, vijfde lid, WIB betrekking heeft op te rapporteren verkopers die ingezetene zijn van een lidstaat.

Met de toevoeging van deze twee nieuwe leden (het voorgestelde artikel 10j, vierde en zesde lid (nieuw), WIB) wordt de rapportage op basis van de OESO-modelregels voor relevante activiteiten vastgelegd in de wet. De toevoeging van deze leden betekent dat ook moet worden gerapporteerd over te rapporteren verkopers die ingezetenen zijn van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland, die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat. Wederkerige uitwisseling is hier van belang, want dat bepaalt dat Nederland ook aan die staat gegevens uitwisselt over verkopers die ingezetenen zijn aldaar. Om als Nederland te kunnen uitwisselen aan dat gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, is het dus van belang dat in Nederland rapporterende platformexploitanten die gegevens verzamelen, verifiëren en rapporteren, zodat de Belastingdienst die gegevens vervolgens ook kan uitwisselen naar de gekwalificeerde niet-Unierechtsgebieden, waarmee Nederland een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft.

Het voorgestelde artikel 10j, vierde lid (nieuw), WIB bepaalt welke gegevens en inlichtingen de rapporterende platformexploitant dient te rapporteren over de te rapporteren verkopers die een relevante activiteit hebben verricht anders dan de verhuur van onroerende zaken. Het voorgestelde artikel 10j, zesde lid (nieuw), WIB verplicht de rapportage voor iedere te rapporteren verkoper die als relevante activiteit de verhuur van onroerende zaken heeft verricht. Zoals gezegd betreft dit de implementatie van de OESO-modelregels en gaat het daarom in beide leden over te rapporteren verkopers die ingezetene zijn van een staat als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels, die een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland die voorziet in de automatische en wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat. Ten aanzien van de rapportage van elk aan de verkoper afgegeven fiscaal identificatienummer geldt dat dit nummer dient te worden gerapporteerd inclusief vermelding van elke staat die dat nummer heeft afgegeven. In beide leden wordt, naast de gegevens en inlichtingen op grond van deel II, paragraaf B, OESO-modelregels, ook gevraagd naar ieder ander beschikbaar fiscaal identificatienummer (voorgesteld artikel 10j, vierde lid (nieuw), onderdeel b, en zesde lid (nieuw), onderdeel b). Met beschikbaar fiscaal identificatienummer wordt bedoeld ieder fiscaal identificatienummer dat de rapporterende platformexploitant al ooit heeft verzameld ingevolge andersoortige regelgeving of commerciële doelen. Het gaat dus puur om het fiscaal identificatienummer dat de rapporterende platformexploitant al in bezit heeft. Ook deze nummers dienen te worden gerapporteerd met vermelding van elke staat die dat nummer heeft afgegeven. Tot slot wordt opgemerkt dat bijvoorbeeld een contractuele verplichting tot geheimhouding van de tegenprestatie niet in de weg staat aan de verplichting tot rapportage van die tegenprestatie zoals bepaald in het voorgestelde artikel 10j, derde lid, onderdeel e, vierde lid, onderdeel f, vijfde lid, onderdeel f en zesde lid, onderdeel g, WIB.

Het voorgestelde artikel 10j, achtste lid (nieuw), WIB wordt aangepast als gevolg van de vernummering van de leden in het voorgestelde artikel 10j WIB ingevolge vorengaande wijzigingen.

Daarnaast wordt duidelijk gemaakt dat een platformexploitant ontheven is van zijn rapportageverplichting in Nederland indien hij aannemelijk maakt dat de gegevens en inlichtingen bedoeld in het voorgestelde artikel 10j, tweede, derde en vijfde lid, WIB op grond van een met artikel 8 bis quater, eerste lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling door een andere rapporterende platformexploitant zijn gerapporteerd. Hierbij wordt opgemerkt dat bij overdracht van de rapportageverplichting ook eventuele verzamel- en verificatievereisten ten aanzien van ingezetenen als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied, dat een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland, die voorziet in de wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat, dus ook komen te vervallen. Het is aan de EU-lidstaat waar de rapporterende platformexploitant ingezetene van is, en waar dus de rapportageverplichting naar verplaatst wordt, om te bepalen welke verzamel-, verificatie-, en rapportageverplichtingen bestaan voor ingezetenen van gekwalificeerde niet-Unierechtsgebieden. Dit betekent dat als sprake is van een overdracht van de rapportageverplichting van EU-burgers naar een andere rapporterende platformexploitant, er geen rapportageverplichting in Nederland overblijft voor de ingezetenen van gekwalificeerde niet-Unierechtsgebieden.

Het voorgestelde artikel 10k, eerste lid, WIB wordt bij deze nota van wijziging gewijzigd vanwege de vernummering van de leden in het voorgestelde artikel 10j, WIB. Met de wijziging van de verwijzingen in het voorgestelde artikel 10k, eerste lid, WIB blijft de strekking van de bepaling ongewijzigd.

(artikel 10l van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

Het voorgestelde artikel 10l, vijfde lid, WIB wordt bij deze nota van wijziging gewijzigd vanwege de vernummering van de leden in het voorgestelde artikel 10j WIB. Met de wijziging van de verwijzingen in het voorgestelde artikel 10l, vijfde lid, WIB blijft de strekking van de bepaling ongewijzigd. Het voorgestelde artikel 10l, vijfde lid, WIB blijft uitsluitend gelden voor de rapportage op grond van Richtlijn (EU) 2021/514.

Daarnaast wordt na het voorgestelde artikel 10l, vijfde lid, WIB een nieuw lid ingevoegd (het voorgestelde artikel 10l, zesde lid (nieuw) WIB). Dit betreft de situatie dat een platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, onder 4, subonderdeel b, van Richtlijn 2011/16/EU ervoor kiest om in Nederland te rapporteren, en deze platformexploitant hier ook verkopers rapporteert die zijn gevestigd in een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied. Deze verkopers zijn dan ingezetene van een staat als bedoeld in deel II, paragraaf D, OESO-modelregels, die een van kracht zijnde adequate overeenkomst heeft met Nederland, die voorziet in de automatische en wederkerige uitwisseling van gelijkwaardige inlichtingen tussen Nederland en die staat. De rapporterende platformexploitant zal dan uiterlijk 31 januari van het jaar volgend op de rapportageperiode moeten rapporteren, overeenkomstig de rapportageverplichtingen ten aanzien van verkopers die ingezetene zijn van een EU-lidstaat.

Tot slot wordt het voorgestelde artikel 10l, zevende lid (nieuw), WIB bij deze nota van wijziging gewijzigd vanwege de vernummering van de leden in het voorgestelde artikel 10j, WIB. Met de wijziging van de verwijzingen in het voorgestelde artikel 10l, vijfde lid, WIB blijft de strekking van de bepaling ongewijzigd.

(artikel 10o van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

In het voorgestelde artikel 10o WIB wordt bepaald dat een rapporterende platformexploitant een natuurlijk persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende gegevens en inlichtingen zullen worden gerapporteerd aan de Belastingdienst. Verder wordt geregeld dat aan elke betrokken natuurlijke persoon tijdig en, in elk geval, voordat de gegevens en inlichtingen worden gerapporteerd, alle gegevens en inlichtingen waarop hij recht heeft worden verstrekt door de rapporterende platformexploitant, zodat die natuurlijke persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen. Door de voorgestelde toevoeging van een verwijzing naar het voorgestelde artikel 10j, vierde en zesde lid (nieuw), WIB is deze bepaling nu ook verplicht voor verkopers die ingezetenen zijn van een gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied.

Onderdeel 4

Artikel IA (artikel 53bis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Zoals eerder aangegeven creëert Richtlijn (EU) 2021/514 een uniforme rapportageverplichting voor rapporterende platformexploitanten om bepaalde gegevens en inlichtingen over verkopers te rapporteren aan de Belastingdienst. Richtlijn (EU) 2021/514 schrijft voor dat de genoemde rapportageverplichting zowel op grensoverschrijdende als op niet-grensoverschrijdende activiteiten betrekking moet hebben. De voorgestelde aanpassingen in de WIB voorzien in de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/514 voor het gedeelte dat ziet op internationale situaties. Met het bij deze nota van wijziging voorgestelde artikel 53bis AWR wordt geregeld dat de rapportageverplichting ten aanzien van rapporterende platformexploitanten die zijn gehouden aan de Belastingdienst te rapporteren25, ook geldt ten aanzien van louter binnenlandse activiteiten. Het voorgestelde artikel 53bis AWR ziet dus, kort gezegd, op:

  • rapporterende platformexploitanten die ingevolge de systematiek van de WIB zijn gehouden te rapporteren aan de Belastingdienst26; en

  • voor zover het de gegevens en inlichtingen betreft over verkopers die uitsluitend ingezetene zijn van Nederland of voor zover het een relevante activiteit van een te rapporteren verkoper betreft bestaande uit de verhuur van in Nederland gelegen onroerende zaken.

Ten aanzien van deze gegevens en inlichtingen bedoeld in dit voorgestelde artikel 53bis AWR, vindt dus geen uitwisseling plaats met de belastingautoriteiten van andere EU-lidstaten of gekwalificeerde niet-Unierechtsgebieden.

In het voorgestelde artikel 53bis, eerste lid, AWR worden rapporterende platformexploitanten als bedoeld in artikel 10j, eerste lid en 10l, tweede lid, WIB aangewezen om gegevens en inlichtingen te verzamelen, verifiëren en rapporteren aan de Belastingdienst. De aansluiting bij artikel 10j, eerste lid en artikel 10l, tweede lid, WIB zorgt ervoor dat uitsluitend rapporterende platformexploitanten die in Nederland aan hun rapportageverplichtingen voldoen op grond van de AWR worden aangewezen. De rapportageverplichting uit dit artikel zal uitsluitend gaan gelden voor te rapporteren verkopers, die uitsluitend ingezetene van Nederland zijn of voor zover de relevante activiteit de verhuur van onroerende zaken betreft van in Nederland gelegen onroerende zaken. De gegevens die rapporterende platformexploitanten moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren over de Nederlandse te rapporteren verkopers zijn gelijk aan de gegevens die op grond van het voorgestelde artikel 10j, derde en vijfde lid, WIB moeten worden verzameld, geverifieerd en gerapporteerd voor te rapporteren verkopers die ingezetene zijn van een EU-lidstaat. Daarmee zijn dus de verplichtingen voor Nederlandse ingezetenen en ingezetenen van andere EU-lidstaten gelijk aan elkaar. Deze bepaling bevat derhalve geen andere verplichtingen dan rechtstreeks voortkomend uit Richtlijn (EU) 2021/514.

Verder bepaalt het voorgestelde artikel 53bis, eerste lid, AWR dat de gegevens en inlichtingen uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin een verkoper als te rapporteren verkoper is aangemerkt moeten worden gerapporteerd. Ook dit is gelijk aan de termijn zoals bepaald voor internationale situaties, vastgelegd in artikelen 10j, eerste lid, en 10l, vijfde lid, WIB.

In het voorgestelde artikel 53bis, tweede lid, AWR wordt bepaald dat artikel 10i WIB en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstig toepassing zijn voor zover de rapportage ziet op gegevens en inlichtingen als bedoeld in het voorgestelde artikel 53bis, eerste lid, AWR. Dit betekent dat de op grond van artikel 10i WIB bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde verzamel- en verificatievereisten ook gelden ten aanzien van de rapportage over Nederlandse te rapporteren verkopers. De verzamel- en verificatievereisten, bedoeld in artikel 10i, WIB, zullen worden opgenomen een algemene maatregel van bestuur. Hier worden onder meer regels verstrekt over het tijdstip en de wijze waarop de inlichtingen gerapporteerd moeten worden door de rapporterende platformexploitanten aan de Belastingdienst. Zoals ook aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, worden er in deze algemene maatregel van bestuur geen andere vereisten gesteld dan die Richtlijn (EU) 2021/514 voorschrijft.27 Er is dus sprake van zuivere implementatie.

Het voorgestelde artikel 53bis, derde lid, AWR regelt dat de voorgestelde artikelen 10j, achtste lid, 10l, zevende en achtste lid, 10m, 10o en 10p WIB van overeenkomstige toepassing zijn op de rapporterende platformexploitant, bedoeld in het voorgestelde artikel 53bis, eerste lid, AWR met het oog op het door die platformexploitant rapporteren van gegevens en inlichtingen bedoeld in genoemd eerste lid.

Ten aanzien van de overeenkomstige toepassing van de artikelen 10j, achtste lid, en 10l, achtste lid, WIB betekent dit dat ook de rapporterende platformexploitant die aan de Belastingdienst rapporteert over verkopers die ingezetene zijn van Nederland, is ontheven van zijn rapportageverplichting als hij kan aantonen dat de gegevens en inlichtingen op grond van een met artikel 8 bis quater, eerste lid, van Richtlijn 2011/16/EU overeenkomende wettelijke bepaling reeds door een andere rapporterende platformexploitant zijn gerapporteerd. De van overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 10j, achtste lid, WIB beoogt daarmee dubbele rapportage van gegevens en inlichtingen te voorkomen. Het aannemelijk maken dat bepaalde gegevens en inlichtingen reeds door een andere platformexploitant zijn gerapporteerd, kan bijvoorbeeld aan de hand van een ontvangstbevestiging van een EU-lidstaat waaraan de betreffende gegevens en inlichtingen reeds zijn gerapporteerd door een andere rapporterende platformexploitant.

In geval van het voorgestelde artikel 10l, zevende lid, WIB betekent de overeenkomstige toepassing dat de rapporterende platformexploitant als bedoeld in artikel 10l, tweede lid, WIB niet verplicht is de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het voorgestelde artikel 53bis, eerste lid, AWR aan Onze Minister te rapporteren die betrekking hebben op gekwalificeerde relevante activiteiten die vallen onder een van kracht zijnde adequate overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten, die reeds voorziet in de automatische uitwisseling. De werking van deze systematiek is uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel implementatie EU-richtlijn transparantie digitale platformeconomie.28

De overeenkomstige toepassing van het voorgestelde artikel 10m WIB betekent dat ook de registratie van rapporterende platformexploitanten die zich in Nederland registreren als bedoeld in artikel 10l, tweede lid, WIB kan worden ingetrokken. Overeenkomstig de systematiek van het voorgestelde artikel 10m WIB kan de intrekking plaatsvinden als de genoemde rapporterende platformexploitant na twee aanmaningen van Onze Minister nog steeds niet voldoet aan de rapportageverplichtingen die ten aanzien van hem gelden.29

Ingevolge de overeenkomstige toepassing van het voorgestelde artikel 10o WIB verstrekt een rapporterende platformexploitant als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB de gerapporteerde gegevens en inlichtingen tevens aan de verkoper waarop die gegevens en inlichtingen betrekkingen hebben.30

In de regel zullen platformexploitanten hun onderneming via een juridisch lichaam drijven, bijvoorbeeld via een rechtspersoon. Hierdoor zullen platformexploitanten, op grond van artikel 52 AWR, worden aangemerkt als administratieplichtigen. Dit heeft tot gevolg dat de administratie- en andere fiscale verplichtingen, bedoeld in onder andere artikel 52 en 53 AWR, op de platformexploitanten van toepassing zijn. De op grond van de WIB verzamelde gegevens en inlichtingen zijn onderdeel van de administratie van de rapporterende platformexploitant. Voor deze documenten geldt een bewaarplicht van zeven jaar op grond van artikel 52, vierde lid, AWR.

Ten slotte betekent de overeenkomstige toepassing van artikel 10p WIB dat elke rapporterende platformexploitant als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB ook wat betreft zijn rapportage aan de Belastingdienst over verkopers die uitsluitend ingezetenen zijn van Nederland, is gehouden a) elke betrokken persoon in kennis te stellen van het feit dat de hem betreffende gegevens en inlichtingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen zullen worden verzameld en gerapporteerd, en b) aan elke betrokken natuurlijke persoon tijdig en, in elk geval, voordat de gegevens en inlichtingen worden gerapporteerd, alle gegevens en inlichtingen te verstrekken waarop die natuurlijke persoon op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)31 recht heeft, zodat die natuurlijke persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen.32

Ingevolge de systematiek van de AWR is hoofdstuk IX van de AWR van toepassing bij het niet of niet volledig nakomen van de verplichtingen uit artikel 53bis, eerste, tweede en derde lid, AWR. Hierdoor is het mogelijk dat bij het niet voldoen aan de verplichtingen van artikel 53bis, eerste, tweede en derde lid, AWR het strafrecht ingezet kan worden, en meer specifiek artikelen 68 en 69 AWR. Deze sancties, die in beginsel door de strafrechter kunnen worden opgelegd, komen overeen met de sanctiemogelijkheden in de WIB.33 Voor binnenlandse situaties is het echter niet mogelijk om een bestuurlijke boete te geven, zoals dat wel kan bij een overtreding van de verplichtingen die volgen uit de WIB. Dit komt voort uit de systematiek van de AWR, waarbij ten aanzien van het niet nakomen van de verplichtingen inzake onder andere het verstrekken van fiscaal relevante gegevens en de administratieplicht qua bestraffing alleen hoofdstuk IX van toepassing is. Bovendien zijn er verschillen in de gevolgen van niet of niet-volledig nakomen van de verplichtingen voor platformexploitanten ingevolge de WIB en de AWR. Dit verschil komt voort uit het internationale karakter van de verplichtingen in de WIB. Immers, bij het niet, niet tijdig of niet volledig rapporteren door de rapporterende platformexploitant heeft dat direct gevolgen voor de internationale uitwisseling van informatie. Bij de rapportageplicht op grond van onderhavig artikel bestaat dat gevaar niet en heeft het niet, niet tijdig of niet volledig rapporteren door de platformexploitant alleen eventuele gevolgen voor de Nederlandse belastingheffing. De mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging wordt als voldoende afschrikwekkend gezien.

Met artikel 53bis, vierde lid, AWR wordt bepaald dat het strekkingsvereiste van artikel 69 AWR niet van toepassing is op de sanctiemogelijkheden uit dit artikel. Dat betekent dat voor de toepassing van artikel 69 AWR op de verplichtingen van voorgesteld artikel 53bis, eerste, tweede en derde lid, AWR, het niet relevant is of het niet of niet volledig nakomen van de verplichtingen uit voornoemd artikel, heeft geleid tot het heffen van te weinig belasting.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PbEU 2021, L 104/1).

X Noot
2

Op basis van het voorgestelde artikel 10j, eerste lid, WIB.

X Noot
3

Zowel de OESO-modelregels als de DPI MCAA (Multilateral Competent Authority Agreement Automatic Exchange of Information on Income Derived through Digital Platforms) zijn te raadplegen via de website van de OECD.

X Noot
4

Het OESO/G20 Inclusive Framework on BEPS is in 2016 gevormd met het oog op implementatie van de maatregelen uit het OESO/G20-project om grondslaguitholling en winstverschuiving tegen te gaan (het BEPS-project) en verdere internationale samenwerking op het gebied van belastingheffing. Binnen het Inclusive Framework werken lidstaten en niet-lidstaten van de OESO op gelijke voet samen. Het Inclusive Framework heeft op het moment van schrijven van deze toelichting 139 leden.

X Noot
5

«Co-ordinating Body Secretariat» Section 7 onder 1 OECD (2021), Model Reporting Rules for Digital Platforms: International Exchange Framework and Optional Module for Sale of Goods, OECD, Paris.

X Noot
7

Het switch off-mechanisme is vastgelegd in het voorgestelde artikel 10l, zevende lid, WIB en wordt toegelicht in de bijbehorende artikelsgewijze toelichting.

X Noot
8

Zie tevens de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie, in de toelichting op artikel I, onderdeel C (artikel 2e van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen), onder het kopje «Gekwalificeerde platformexploitanten buiten de Unie». Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, p. 35.

X Noot
9

Het TIN is het door een EU-lidstaat afgegeven fiscaal identificatienummer of, bij gebreke daarvan, het functioneel equivalent. Zie bijlage V, deel I, onderdeel C, onder 3, van Richtlijn 2011/16/EU en artikel 2a, zesde lid, WIB.

X Noot
10

Zie bijlage V, deel II, onderdeel B, onder 1 en 2, van Richtlijn 2011/16/EU.

X Noot
11

Voor het begrip rapporterende staat wordt aangesloten bij het begrip «reportable jurisdiction» zoals bepaald in deel I, paragraaf C, onder 2 van de OESO-modelregels.

X Noot
12

Deel II, paragraaf D, OESO-modelregels.

X Noot
13

Opgenomen in bijlage V, deel II, van Richtlijn 2011/16/EU.

X Noot
14

Zie bijlage V, deel II, onderdeel D, onder 1 en 2, van Richtlijn 2011/16/EU.

X Noot
15

Zie onderdeel 3 van deze nota van wijziging, artikel 10j, vierde lid (nieuw) en zesde lid (nieuw), WIB.

X Noot
16

Zie overweging 10 van Richtlijn (EU) 2021/514.

X Noot
17

Middels artikel 10i, WIB worden de verzamel- en verificatievereisten voor rapporterende platformexploitanten geregeld met een besluit.

X Noot
18

Artikel 53bis AWR.

X Noot
19

Dit zijn de rapporterende platformexploitanten als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB.

X Noot
20

Zie artikel 30 WIB.

X Noot
21

Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nrs. 1–3.

X Noot
22

Zie artikel 25bis Richtlijn (EU) 2021/514.

X Noot
23

Artikel 53bis AWR.

X Noot
25

Dit zijn de rapporterende platformexploitanten als bedoeld in de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB.

X Noot
26

Zie de artikelen 10j, eerste lid, en 10l, tweede lid, WIB.

X Noot
27

Zie paragraaf 2.3.3. van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, p. 11.

X Noot
28

Kamerstukken II 2021/22. 36 063, nr. 3, p. 52 e.v.

X Noot
29

De systematiek rondom de intrekking is uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, p. 54 e.v.

X Noot
30

De systematiek rondom de gegevensverstrekking aan dergelijke verkopers is uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, p. 55 e.v.

X Noot
31

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

X Noot
32

De systematiek hieromtrent is uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie. Kamerstukken II 2021/22, 36 063, nr. 3, p. 56 e.v.

X Noot
33

Een strafbeschikking kan ook worden vastgesteld door de contactambtenaar van de Belastingdienst, zie artikel 76 AWR en artikel 9, tweede lid, Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

Naar boven