36 057 Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2022

De vaste Kamercommissie SZW heeft op 13 september 2022 verzocht om een reactie op de brief van D.B. te M. d.d. 14 juli 2022 aan uw Kamer over de energietoeslag. In de brief wordt terecht aandacht gevraagd voor mensen met een baan die toegelaten zijn tot een MSNP- of WSNP-traject en moeten leven van een inkomen rond het bestaansminimum, maar niet altijd energietoeslag toegekend krijgen.

In reactie op voornoemde brief kan ik u antwoorden dat werkenden in een MSNP- of WSNP-traject die moeten leven van een inkomen rond het bestaansminimum recht hebben op energietoeslag. De energietoeslag maakt deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd. Colleges van B&W hebben beleidsvrijheid in de vormgeving en uitvoering van de energietoeslag. Dat geldt ook voor de inkomensgrens die door gemeenten in aanmerking wordt genomen.Ik hecht er wel aan dat de energietoeslag zoveel mogelijk uniform wordt uitgevoerd en daarom heb ik gemeenten geadviseerd om een inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum te hanteren. Voor een alleenstaande die ouder is dan 21 jaar, maar de pensioenleeftijd nog niet heeft bereikt, komt deze norm van 120% neer op 1.310,50 euro en voor gehuwden op 1.871,50 euro. Op basis van een enquête door Divosa weet ik dat het overgrote deel van gemeenten (84%) kiest voor een inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum, de overige gemeenten zitten op 130%. Slechts een enkele gemeente kiest voor lager dan 120% of hoger dan 130%. De uitkomsten van deze enquête kunt vinden via de volgende link: Rapportage • Energietoeslag: uitvoering en bereik januari – juni 2022 • Divosa.

Bij de bepaling van de inkomensgrens moet uitgegaan worden van het daadwerkelijk besteedbaar inkomen, omdat alleen inkomensbestanddelen waarover (redelijkerwijs) beschikt kan worden, meegenomen mogen worden bij de berekening. Of de werkende vervolgens in aanmerking komt voor de energietoeslag, hangt af van de door het college van B&W vastgestelde inkomensgrens.

De groep mensen in schuldsaneringstrajecten (MSNP en WSNP) heeft ook nadrukkelijk mijn aandacht. Stijgende energieprijzen mogen er niet toe leiden dat hulpverlening aan hen wordt beëindigd.1 Een energietoeslag zou voor mensen in schuldsaneringstrajecten kunnen helpen om geen nieuwe schulden te maken en hun begroting sluitend te laten blijven. Daarnaast heeft een groot aantal partijen, waaronder mijn ministerie en de branchevereniging van energiebedrijven, op 31 oktober de intentieverklaring «samen schuldregelingen redden» ondertekend. De ondertekenaars uiten hiermee onder andere de intentie om schuldhulptrajecten niet te beëindigen als de maandbegroting niet meer sluitend is. In het verlengde van deze uitgesproken intentie wordt het waarborgfonds tijdelijk verbreed. Het doel hiervan is dat er aan meer mensen een saneringskrediet kan worden verstrekt, ook wanneer de afloscapaciteit tijdelijk lager of nul is.

De Minister voor Armoedebeleid Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 XI, nr. 4.

Naar boven