Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 15 september 2021 en het nader rapport d.d. 7 maart 2022,
aangeboden aan de Koning door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is
cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de directeur van Uw kabinet van 12 juli 2021, nr. 2021001385
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 15 september 2021, nr. W04.21.0194/I, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2021, no. 2021001385, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging
van de Woningwet in verband met aanpassing van het saneringskader, met memorie van
toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij
het voorstel.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Naar aanleiding van de redactionele kanttekening van de Afdeling advisering wordt
voorgesteld om de in te stellen adviescommissie (het voorgestelde artikel 56a van
de Woningwet) aan te duiden als: Adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden toegelaten
instellingen.
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een verduidelijking van artikel 21d,
tweede lid, van de Woningwet in het wetsvoorstel op te nemen teneinde duidelijkheid
te scheppen over de reikwijdte van de beperking die artikel 21d, tweede lid, van de
Woningwet legt op de mogelijkheden om zekerheidsrechten te vestigen op het zogenoemde
daeb-bezit van toegelaten instellingen.
Ten slotte zijn in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting enkele redactionele
verbeteringen aangebracht.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge