36 051 Voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de verplichte publicatie van arbeidsomstandighedenbeleid door fracties en groepen

Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 juni 2022

Het Presidium heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag over het onderhavige voorstel. Zij dankt de leden van de fracties van de VVD, D66, PVV, CDA en SP voor de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen, waarop hieronder verder zal worden ingegaan. Ter vergroting van de leesbaarheid en ter beperking van doublures zijn sommige vragen gezamenlijk beantwoord. Het Presidium hoopt met deze nota alle in het verslag gestelde vragen naar tevredenheid te hebben beantwoord.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de verplichte publicatie van arbeidsomstandighedenbeleid door fracties en groepen. Deze leden hebben enkele verduidelijkende vragen betreffende het voorstel.

De leden van de VVD-fractie lezen dat fracties en groepen verplicht worden om het door hen gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid openbaar te maken op een website en de vindplaats hiervan te delen met de Griffier, waarmee het vervolgens centraal toegankelijk gemaakt kan worden via de website van de Tweede Kamer. Deze leden vragen voorts waarom fracties en groepen zelf eerst hiervoor een site dienen op te richten en waarom er niet gekozen is voor een directe centralisatie van beleid, net zoals al gehanteerd wordt voor het reeds bestaande geschenkenregister.

Het Presidium wijst er voor wat betreft de vraag over directe centralisatie van beleid op dat de wettelijke verplichting tot het voeren van het betrokken arbeidsomstandighedenbeleid bij de fracties en groepen als werkgever berust, en dat in de aangenomen motie Leijten ook is verzocht om fracties «te verplichten dat dit beleid openbaar moet zijn».1 In het verlengde van deze wettelijke achtergrond en de motie, is er bij de uitwerking van het voorstel voor gekozen de verantwoordelijkheid voor de openbaarmaking in eerste instantie te beleggen bij de fracties en groepen, die ook al over een website of -portal beschikken. Het centraal toegankelijk maken kan op deze wijze overigens ook minder arbeidsintensief zijn, aangezien de fracties en groepen binnen het voorstel de mogelijkheid hebben om eenmalig over te gaan tot het toezenden van een (blijvend werkende) link, en daarna niet steeds de noodzaak hebben tot verdere communicatie met de ambtelijke organisatie bij aanpassingen van het arbeidsomstandighedenbeleid.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie het Presidium meer duidelijkheid te geven over eventuele consequenties voor fracties of groepen die hun arbeidsomstandighedenbeleid niet openbaar maken. In het voorliggende voorstel staat enkel dat fracties en groepen hierop zullen worden aangesproken.

Voor wat betreft de consequenties van het niet naleven van de openbaarmakingsplicht, klopt het inderdaad dat hiervoor in het voorstel geen sanctie is opgenomen. Op de niet-naleving kan uiteraard wel de aandacht worden gevestigd, bijvoorbeeld bij de behandeling van de Raming. Fracties en groepen kunnen elkaar in het openbare debat aanspreken op de niet-naleving. Voor de situatie van het niet voldoen aan het verplichte arbeidsomstandighedenbeleid zijn in de hoofdstukken 5 en 7 van de Arbeidsomstandighedenwet wettelijke toezicht- en sanctievoorzieningen getroffen.2 Daarbij kan door de Arbeidsinspectie in het kader van het toezicht onderzoek worden verricht, naleving worden geëist, en bijvoorbeeld een dwangsom of bestuurlijke boete worden opgelegd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de verplichte publicatie van arbeidsomstandighedenbeleid door fracties en groepen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie onderschrijven het doel van deze wijziging, namelijk het creëren van een veilige werkplek voor iedereen in het Tweede Kamergebouw. Recente ontwikkelingen hebben eens te meer aangetoond dat dit onderwerp onverlet onze aandacht behoeft.

De leden van de D66-fractie merken op dat het voorstel van het Presidium zich richt op het tweede deel van de motie van het lid Leijten van 29 juni 2021 (Kamerstuk 35 752, nr. 9), namelijk de openbaarmaking van het betreffende arbeidsomstandighedenbeleid waartoe fracties en groepen worden verplicht. Het Presidium geeft aan dat er al een wettelijke verplichting bestaat voor groepen en fracties om een algemeen arbeidsomstandighedenbeleid te voeren, onder de Arbeidsomstandighedenwet. Deze leden vragen zich af wat dit in de praktijk betekent. Als bij een fractie of groep een arbeidsomstandighedenbeleid ontbreekt, kan dit dan alleen bij de rechter afgedwongen worden indien een fractie of groep weigert? Zou het meerwaarde hebben om dit ook in het Reglement van Orde op te nemen, zodat leden van een fractie of groep, of medewerkers van een fractie of groep, ook een beroep kunnen doen op het Presidium of het College van onderzoek integriteit? Is dit door het Presidium overwogen? Zo ja, waarom is anders besloten?

Voor het niet voldoen aan het verplichte arbeidsomstandighedenbeleid zijn in de Arbeidsomstandighedenwet toezicht- en sanctievoorzieningen getroffen. Zoals aangegeven in de toelichting bij het voorstel berust het toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet bij de Arbeidsinspectie, die bijvoorbeeld waarschuwingen kan geven en boetes kan opleggen. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat een boete wordt opgelegd wegens het niet naleven van artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet, het artikel waarin de verplichting tot het voeren van arbeidsomstandighedenbeleid staat. Indien een boete wordt opgelegd kan de werkgever tegen deze boete in beroep gaan bij de rechter, waarmee de rechterlijke toets is gewaarborgd. Er is daarvoor dus een stevig wettelijk instrumentarium, en een aanvullende regeling in het Reglement lijkt niet noodzakelijk.

Dit instrumentarium geldt uiteraard niet voor de verplichte openbaarmaking van het arbeidsomstandighedenbeleid, daar deze verplichting geen basis kent in de wet, maar in het eigen Reglement van Orde.

Is er vanuit het Presidium contact geweest met de fracties en groepen over hun arbeidsomstandighedenbeleid? Is bij het Presidium bekend of er fracties of groepen zijn die nog niet dit soort beleid hebben? Indien dit het geval is, welke stappen zet het Presidium om ervoor te zorgen dat de betreffende fracties en groepen dit wel krijgen?

De Kamer heeft het Presidium met het aannemen van de motie Leijten verzocht de fracties ertoe te verplichten het door hen te voeren arbeidsomstandighedenbeleid openbaar te maken, en de fracties en groepen zijn wettelijk dus reeds verplicht tot het voeren van dit beleid. Aangezien de Kamer de openbaarmaking van het betrokken beleid wenst en het beleid wettelijk verplicht is, was er geen reden het beleid voorafgaand aan dit voorstel te inventariseren, wat dus ook niet heeft plaatsgevonden. Uiteraard zal in het kader van de uitvoering van het voorstel wel duidelijk worden welke fracties en groepen voldoen aan de door de Kamer gewenste verplichting en welke fracties en groepen er niet aan voldoen, en zullen fracties en groepen die daarin tekortschieten hierop kunnen worden aangesproken door de andere fracties en groepen. De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet ligt verder in handen van de Arbeidsinspectie.

Over de openbaarmaking van het beleid lezen de leden van de D66-fractie dat het beleid op een openbare website geplaatst moet worden en met de Griffier gedeeld. Deze leden merken op dat de reikwijdte van ongewenst gedrag en de manier waarop daarmee omgegaan dient te worden tot op zekere hoogte aan verandering onderhevig is. Zal het Presidium de fracties en groepen ook periodiek verzoeken te controleren of het beleid nog volstaat?

Op de fracties en groepen rusten verschillende wettelijke verplichtingen, waaronder de verplichting tot het voeren van een arbeidsomstandighedenbeleid. De verantwoordelijkheid om te blijven voldoen aan de wet ligt daarbij bij de fracties en groepen. Het Presidium ziet hierbij voor zichzelf geen verdere controlerende taak.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met afkeuring kennis genomen van bovengenoemd voorstel van het Presidium. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

Kan de Voorzitter aangeven waar precies in de Arbeidsomstandighedenwet staat dat stichtingen van de fracties en/of fracties verplicht zijn een algemeen arbeidsomstandighedenbeleid te voeren? Kan de Voorzitter aangeven waar de wet zegt dat het verplicht is dit arbeidsomstandighedenbeleid te openbaren? Of hebben de leden van de PVV- fractie gelijk als zij zeggen dat het openbaren van zo’n arbeidsomstandighedenbeleid geen wettelijke basis heeft en dat de Voorzitter, net als het Presidium, slechts op grond van een Kameruitspraak dit voorstel doet?

De fracties en groepen ontvangen krachtens het Reglement een bijdrage ten behoeve van hun werkzaamheden,3 die onder andere bestemd is de fracties en groepen in staat te stellen medewerkers aan te stellen.4 De fracties en groepen kunnen als zodanig worden beschouwd als «werkgever» als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, en uit artikel 3 van die wet volgt de verplichting tot een algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, waaronder een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is, beperking van psychosociale arbeidsbelasting.

Het voorstel ziet inderdaad niet op een wettelijke verplichting, maar op de uitwerking van de door de Kamer uitgesproken wens voor een voorstel van het Presidium tot regeling van een openbaarmakingsverplichting. Deze verplichting zal dus niet berusten op de wet, maar op het door de Kamer vastgestelde Reglement van Orde. Zie verder het antwoord op de vraag van de D66-fractie over de verhouding van het voorstel met de wet.

Is de Voorzitter zich bewust van het feit dat fracties autonome politieke verbanden zijn die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, en dat er om die reden geen enkele verplichting rust om het arbeidsomstandighedenbeleid openbaar te maken? Zo nee, waarom niet? Kan worden aangegeven hoe bovengenoemd voorstel moet worden bezien in het licht van het artikel van Douwe Jan Elzinga, emeritus hoogleraar staatsrecht (RU Groningen), waarin hij stelt dat «politieke fracties geheel autonoom oordelen over hun organisatie, werkwijze en over het lidmaatschap van de fractie»?5

Het Presidium is bekend met het artikel van de heer Elzinga, en is zich ervan bewust dat fracties en groepen een bijzondere status hebben met een sterke mate van autonomie. In een vroegere publicatie van de heren Elzinga en Wisse wordt in die context gesproken van «Waar niets is geregeld of met terughoudendheid regels zijn geformuleerd, laat het constitutionele recht een blanco ruimte waarbinnen ondermeer de parlementaire fracties zich in al hun veelvormigheid kunnen manifesteren».6 Dit houdt echter niet in dat er geen verplichtingen kunnen zijn voor fracties en groepen, zoals hier de wettelijke verplichting tot het voeren van het betrokken arbeidsomstandighedenbeleid voor de bij hen werkzame personen. Daarnaast zijn er ook in de regelingen van de Kamer, met terughoudendheid, regels opgenomen voor fracties.7 De Kamer heeft hier nu dus via het aannemen van de motie Leijten verzocht om deze aan te vullen met de voorgestelde openbaarmakingsplicht.

Is de Voorzitter het met de leden van de PVV-fractie eens dat zij als Voorzitter, net als het Presidium, geen enkele bevoegdheid heeft in de wijze waarop fracties zelf veilige en gezonde arbeidsomstandigheden creëren conform de Arbeidsomstandighedenwet? Zo nee, waarom niet? Waar is die bevoegdheid volgens haar op gebaseerd?

Het creëren van een veilig en gezond arbeidsomstandighedenbeleid vloeit niet voort uit een bevoegdheid van het Presidium of de Voorzitter, maar is wettelijk verplicht op basis van de Arbeidsomstandighedenwet. De verdere handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet ligt in handen van de Arbeidsinspectie.

Kan de Voorzitter aangeven welke wet autonome entiteiten zoals bv’s, stichtingen of verenigingen verplicht zaken als het arbeidsomstandighedenbeleid openbaar te maken voor niet-belanghebbenden?

Sommige ondernemingen publiceren (zonder wettelijke verplichting) hun arbeidsomstandighedenbeleid in een maatschappelijk of sociaal jaarverslag.8 Daarnaast heeft de Tweede Kamer een bijzondere (voorbeeld)functie in Nederland, en zijn de fracties en groepen nauw verbonden met de Kamer. Zij ontvangen ook een financiële bijdrage vanuit de Kamer voor het kunnen aanstellen van hun medewerkers, en zijn met hun werkzaamheden uiteraard actief binnen de Kamer. De Kamer heeft verder een motie aangenomen waarin het Presidium wordt verzocht met een voorstel te komen dat fracties verplicht «dat dit beleid openbaar moet zijn». Dat vormt de aanleiding voor dit voorstel.

Is de Voorzitter het met de leden van de PVV-fractie eens dat de Voorzitter met dit voorstel een nieuw machtsmiddel voor haar positie introduceert en daarmee haar eigen gebrek aan gezag maskeert?

De Kamer heeft de motie Leijten aangenomen en het Presidium verzocht deze motie verder uit te werken. Het Presidium heeft met een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde uitvoering willen geven aan de motie. Bij de uitwerking van het voorstel is ervoor gekozen de verantwoordelijkheid voor de openbaarmaking in eerste instantie te beleggen bij de fracties en groepen en niet bij de Voorzitter of het Presidium.

Uiteindelijk wordt het voorstel tot wijziging in stemming gebracht in de Kamer.

De leden van de PVV-fractie delen tot slot mede dat, mocht dit voorstel door de Kamer worden aangenomen, zij hier niet aan meewerken en wijzen erop dat indien de Voorzitter en/of het Presidium openbaring van het arbeidsomstandighedenbeleid van (de stichting van) de fractie wensen, niet het Reglement van Orde gewijzigd dient te worden maar een wijziging van de wet noodzakelijk is.

Het Presidium wijst de leden van de PVV-fractie erop dat de Kamer, binnen de wettelijke grenzen, in haar Reglement van Orde en overige regelingen (bijv. de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014, en de Regeling toezicht en handhaving Gedragscode Leden van de Tweede Kamer) regels kan stellen ten aanzien van de in de Kamer actieve leden en fracties, en – met terughoudendheid – gebeurt dit ook.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de verplichte publicatie van arbeidsomstandighedenbeleid door fracties en groepen. Deze leden constateren dat fracties en groepen als werkgever van de fractiemedewerkers op grond van de Arbeidsomstandighedenwet al verplicht zijn om algemeen arbeidsomstandighedenbeleid te voeren dat is gericht op de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers. Het voorliggende voorstel voegt daaraan de verplichting toe om het betreffende beleid openbaar te maken door het voor een ieder beschikbaar te stellen op een openbare website. Daarnaast verplicht het artikel de fracties en groepen de vindplaats van de betrokken website mee te delen aan de Griffier. De leden van de CDA-fractie lezen dat er op deze wijze binnen de Kamer een centraal overzicht is van dit beleid. Is het Presidium bereid dat centrale overzicht via de website van de Tweede Kamer centraal toegankelijk te maken?

Het Presidium is bereid tot het centraal toegankelijk maken van het centraal overzicht.

De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden het Presidium heeft om de naleving van de voorgestelde bepaling te bevorderen. Kan een fractie of groep erop worden aangesproken als zij geen arbeidsomstandighedenbeleid heeft of als zij dat niet heeft gepubliceerd?

Het Presidium verwijst voor de beantwoording van deze vraag naar de eerdere beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie over dit onderwerp.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van het Presidium en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.

Allereerst begrijpen de leden van de SP-fractie dat het waarborgen van goede arbeidsomstandigheden door fracties en groepen al wettelijk verplicht is, volgend uit de Arbeidsomstandighedenwet. Deze leden vragen het Presidium uit te leggen hoe de handhaving van artikel 3 precies is geregeld. Zij zouden het een goed idee vinden om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de handhaving en het toezicht dat nu bestaat.

Het Presidium verwijst voor de beantwoording van deze vraag naar de eerdere beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie en de D66-fractie over dit onderwerp.

Ten tweede willen de leden van de SP-fractie dat het transparant kenbaar maken van het arbeidsomstandighedenbeleid geen dode letter wordt. Deze leden vragen het Presidium waarom niet gekozen is voor een sanctieregime bij overtreding van het beleid. Nu staat vermeld dat indien fracties en groepen het beleid niet openbaar maken, zij erop aangesproken kunnen worden door anderen bij bijvoorbeeld het debat over de Raming van de Tweede Kamer. Is het Presidium het met deze leden eens dat dit kan leiden tot politieke discussie, terwijl het hebben van goed arbeidsomstandighedenbeleid de normaalste zaak van de wereld behoort te zijn?

Het Presidium deelt de lezing van de leden van de SP-fractie dat door de voorgestelde openbaarmakingsverplichting het onderwerp onderdeel kan worden van de debatten van de Kamer. Het Presidium gaat ervan uit dat de geldende wet- en regelgeving voor fracties en groepen wordt gevolgd.

De leden van de SP-fractie wijzen op de context waarin het voorstel is gedaan, namelijk naar aanleiding van aanhoudende berichten dat verschillende fracties zich aanhoudend en willens en wetens niet aan afspraken houden, wat afstraalt op de gehele Tweede Kamer. Deze leden vinden het ongewenst dat er geen mogelijkheden zijn om uiteindelijk – na waarschuwingen en berispingen – op te kunnen treden in het belang van het aanzien van de Tweede Kamer. Zij vinden dat volksvertegenwoordigers hun werk moeten kunnen doen door toegang te hebben tot debatten, tegelijkertijd is het gebruik van algemene voorzieningen (huisvesting, ruimtes in het Kamergebouw) daaraan niet voorwaardelijk. Kan het Presidium eens reflecteren op het opstellen van bepaalde huisregels waarmee stelselmatige overtreding uiteindelijk kan worden bestraft? Deze leden hopen dat het uiteindelijk nooit nodig hoeft te zijn om dergelijke sancties op te leggen, maar vinden het wel verstandig om hiervoor beleid te hebben.

De Tweede Kamer kent een set aan huisregels. Deze zijn in 2021 geactualiseerd en opnieuw door het Presidium vastgesteld.9 De huisregels zijn bedoeld voor aanwijzingen over – kort gezegd – het gebruik van en gedrag in de gebouwen van de Kamer. Tijdens de behandeling van de Raming voor het jaar 2022 is ook gesproken over een eventuele verbreding van de huisregels zodat sterker gehandhaafd kan worden als sprake is van herhaaldelijk ongewenst gedrag in de gebouwen van de Tweede Kamer.

Het Presidium heeft over het voorgaande op 10 november 2021 gesproken. Gebleken is dat het uitsluitend in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde zou kunnen zijn dat toegang tot de gebouwen van de Kamer, of een deel daarvan, kan worden ontzegd.10 Te denken valt aan een situatie waarin de betrokkene een gevaar voor zichzelf of anderen vormt. Als een overtreder Kamerlid is, zal deze, omdat hij is verkozen als volksvertegenwoordiger, nog wel zijn werk als Kamerlid moeten kunnen uitoefenen.11 Mocht deze ernstige situatie zich daadwerkelijk voordoen, dan ligt het ook meer in de rede dat daartegen wordt opgetreden door – in geval van strafbare feiten – aangifte te doen en/of de schade op de betrokkene te verhalen.

Gegeven de ernst en uitzonderlijkheid van de situatie die zich voor moet doen om tot de voorgestelde zware maatregelen te komen, ligt het niet in de rede hiervoor in de huisregels een regeling op te nemen. Zoals aangegeven zijn huisregels bedoeld voor aanwijzingen over het gebruik van het gebouw en het gedrag in de gebouwen van de Kamer, niet voor het regelen van verstrekkende consequenties die in ernstige situaties zouden moeten worden getrokken.

Het in het vooruitzicht stellen van zware consequenties in geval van ernstig wangedrag door Kamerleden zal bovendien, als daar toch toe zou worden besloten, door de Kamer zelf moeten gebeuren, en kan niet door het Presidium of de Voorzitter in huisregels worden bepaald.

Het is om deze reden dat het Presidium op 10 november 2021 heeft besloten de huisregels niet aan te passen conform de lijn die wordt geopperd in de vraag van de leden van de SP-fractie.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vera Bergkamp


X Noot
2

Zie de Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
4

Zie artikel 3 Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014. De bijdrage wordt verstrekt aan de daartoe krachtens deze regeling ingestelde stichting van de fractie of groep.

X Noot
5

NRC Handelsblad, 14 maart 2022, «Rechterlijk vonnis Volt-affaire is aanvechtbaar» (https://www.nrc.nl/nieuws/2022/03/14/rechterlijk-vonnis-volt-affaire-is-aanvechtbaar-a4100863)

X Noot
6

Zie «De parlementaire fractie in het Nederlandse recht» in Monografie 5 Nederlands parlementsrecht, prof. mr. D.J. Elzinga en mr. C. Wisse, Wolters-Noordhoff, Groningen 1988, p. 56.

X Noot
7

Zie in deze context bijv. de regel ten aanzien van mededeling ex artikel 5.1 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en de regel ten aanzien van verantwoording ex artikel 8 Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014.

X Noot
8

Op grond van artikel 31b Wet op de ondernemingsraden dient een onderneming jaarlijks verslag te doen aan de ondernemingsraad over het gevoerde personeels- en sociale beleid, waarbij ook arboverslaggeving wordt vermeld. Daarbij geldt op basis van artikel 1 de wet elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht als «onderneming». Sommige ondernemingen publiceren dit beleid op het internet. Zie hierover onder andere «Arbeidsomstandighedenbeleid als uiting van maatschappelijk verantwoord ondernemen» in Vennootschap & Onderneming.

X Noot
10

Zie voor het ontzeggen van de toegang in individuele gevallen waarin de orde ernstig is verstoord ook artikel 15.4 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

X Noot
11

Indien het betrokken gedrag in een (commissie)vergadering aan de orde is, kan onder de voorwaarden van de artikel 8.16e.v. van het Reglement van Orde eventueel wel uitsluiting van het bijwonen van de vergadering op een vergaderdag aan de orde komen.

Naar boven